Eind augustus 2023 stond een mugshot, een politiefoto, van de voormalige Amerikaanse president Donald Trump, in alle kranten.
Trump ging de geschiedenis in als eerste Amerikaanse president van wie zo’n foto gemaakt is.
Maar hij is lang niet de eerste die vereeuwigd is door een politiefotograaf.
Het gebruik om foto’s van verdachten te maken dateert van 160 jaar eerder, slechts een paar jaar na de uitvinding van de fotografie zelf.
De Belgische politie was de eerste die het potentieel van de nieuwe technologie inzag. Al in 1843 fotografeerden ze gevangenen, zodat ze geïdentificeerd konden worden als ze opnieuw gearresteerd werden.
Het idee verspreidde zich snel, en binnen een paar jaar had de politie in steden als Londen, Parijs en New York albums vol foto’s van geboefte.
De mugshots gingen meestal vergezeld van een korte tekst waarin kenmerken van de crimineel in kwestie werden beschreven, zoals tatoeages en littekens.

Van Donald Trump werd een mugshot gemaakt nadat hij in Fulton County was aangeklaagd wegens pogingen de verkiezingsuitslag in de staat Georgia in 2020 te manipuleren.
Misdadigers liepen tegen de lamp met vingers en voeten
De moderne mugshot met een portret van voren en opzij werd in 1888 ontwikkeld door de Franse politieagent Alphonse Bertillon.
Hij standaardiseerde de afstand, de hoek en de belichting, zodat de foto’s beter met elkaar vergeleken konden worden, en voorzag alle foto’s van maten, zoals de lengte van het hoofd, de oren, de voeten en de vingers van de arrestant.
Het doel was om veelplegers te identificeren, zelfs als ze vermomd waren.
De methode van Bertillon sloeg aan, maar verloor het begin 1900 van een nieuwe uitvinding, vingerafdrukken, die nauwkeuriger bleken te zijn voor identificatie.
Hoewel Bertillons metingen verdwenen, overleefden zijn gestandaardiseerde mugshots en worden ze nog steeds gebruikt, zoals de voormalige Amerikaanse president Trump inmiddels ook weet.