Granger/Imageselect & Shutterstock
De jonge Michael Rockefeller

Rockefeller-erfgenaam verdween tussen de kannibalen

Michael Rockefeller, de zoon van een rijke gouverneur, verdwijnt in 1961 in Nieuw-Guinea. Zijn lichaam wordt nooit gevonden en het lijkt erop dat hij op een gruwelijke manier aan zijn einde is gekomen.

René Wassing kijkt Michael Rockefeller aan en vraagt hem nog een keer met klem om de boot niet te verlaten. De twee jonge avonturiers zitten al 24 uur ineengedoken op hun gekapseisde catamaran buiten de kust van Nieuw-Guinea. Ze wachten op nieuws van hun twee plaatselijke gidsen, die naar land zijn gezwommen om hulp te halen.

Nu – om 8.00 uur ’s ochtends op zondag 19 november 1961 – heeft de 23-jarige Rockefeller genoeg van het wachten.

Kaart kust Nieuw-Guinea

Michael Rockefeller kapseisde voor de kust van Nieuw-Guinea op zaterdag 18 november 1961.

© Wikimedia Commons & Shutterstock

‘Ik weet zeker dat het me lukt,’ zegt Rockefeller.

Hij ziet de kustlijn in de verte en schat dat het zo’n tien kilometer is. Een goede zwemmer zoals hij moet die afstand kunnen overbruggen.

En als Rockefeller in de problemen komt, wordt hij drijvend gehouden door twee lege jerrycans die vastzitten aan zijn riem. Verder draagt hij alleen een witte onderbroek en een dikke bril.

‘De Asmat zijn een enorme legpuzzel, en alle ceremonieën en kunstvormen vormen de puzzelstukjes.’ Michael Rockefeller over de Asmat

De boot schommelt als Rockefeller springt en zijn eerste duik in het lauwwarme water neemt. Na een paar uur is de Amerikaan zo ver weg dat Wassing hem nauwelijks nog kan zien.

De volgende dag wordt Wassing opgepikt door een reddingsboot en begint een grote zoektocht naar Rockefeller. Maar de rijkeluiszoon lijkt opgeslokt door het water.

Rockefeller vertrok naar Nieuw-Guinea

Michael Rockefeller was de achterkleinzoon van de schatrijke John D. Rockefeller, die eind 19e eeuw de rijkste man ter wereld werd met zijn oliemaatschappij Standard Oil.

Michael werd geboren in 1938 en groeide op in een gigantisch herenhuis in Manhattan. Hier werd hij omringd door succes – niet in de laatste plaats dat van zijn vader, Nelson Rockefeller, die gouverneur van de staat New York was.

Maar Michael was niet geïnteresseerd in het bedrijfsleven of de politiek. Hij was vooral gek op kunst en cultuurgeschiedenis.

In 1960 ging Michael naar Nederlands-Nieuw-Guinea – nu de Indonesische helft van het enorme eiland in de Stille Oceaan – om de lokale volkeren en hun kunst te bestuderen. Onderweg raakte hij gefascineerd door de Asmat, een volk dat hij opzocht in de ondoordringbare jungle samen met de 34-jarige Nederlandse antropoloog René Wassing.

Den unge Michael Rockefeller
© Granger/Imageselect

‘Het is extreem vermoeiend om hier te zijn, maar ook spannend. De Asmat zijn een enorme legpuzzel, en alle ceremonieën en kunstvormen vormen de puzzelstukjes,’ schreef Rockefeller in zijn dagboek.

Het Asmatvolk leefde in het zuidwesten van Nieuw-Guinea. De stammen waren vaak met elkaar in oorlog, en Rockefeller ontdekte dat de krijgers de hoofden van hun vijanden afhakten als trofeeën. Bovendien aten ze de krijgers die ze hadden gedood op.

De kannibalen maakten ook een mooie paal die bisj werd genoemd. Rockefeller was zo onder de indruk van de Asmat dat hij, na zijn terugkeer naar de VS, besloot in het najaar van 1961 terug te gaan om een grote partij bisj-palen te kopen.

‘Het is het verlangen om iets avontuurlijks te doen in een tijd waarin grenzen, in de oorspronkelijke zin van het woord, aan het verdwijnen zijn,’ zei hij over zijn plan om ‘een grote verzameling naar New York te brengen’.

Bisj-palen van mangrovehout

De Asmat maken zogenoemde bisj-palen om hun voorvaderen te eren. De palen worden gesneden uit mangrovehout en kunnen tot zes meter hoog zijn.

© Javier Larrea AGE

Grote zoektocht wordt gestart

In september 1961 was Rockefeller weer terug in Nederlands-Nieuw-Guinea, waar hij Wassing oppikte. Twee maanden lang voeren de mannen samen over rivieren en langs de kust in een primitieve, zelfgemaakte catamaran met een buitenboordmotor. Rockefeller verzamelde verschillende bisj-palen, sierlijke wapens en meerdere gedecoreerde schedels.

Op zaterdag 18 november kapseisde hun boot op open zee, en de dag erop nam Michael Rockefeller het noodlottige besluit om naar de kust te zwemmen. Even later werd er met man en macht gezocht naar de vermiste beroemdheid.

‘Ik zal er alles aan doen om hem te vinden,’ zei Michaels vader, Nelson Rockefeller.

‘Ik schreef de bisschop, maar hij verbood me erover te spreken – het te vertellen’ Hubertus von Peij, Nederlandse missionaris

Niet veel later vlogen er vliegtuigen en helikopters over de jungle, patrouilleerden schepen langs de kust en zochten boten de rivieren af. Na een maand werd de zoektocht officieel gestaakt, en omdat er ogenschijnlijk geen aanwijzingen waren gevonden, werd Michael Rockefeller in 1964 doodverklaard – hij zou verdronken zijn.

Omdat zijn lichaam vastzat aan twee jerrycans, die hem drijvend moesten houden, vroegen mensen zich wel af waarom hij nooit was gevonden. De verklaring van de autoriteiten was simpel, maar wreed: waarschijnlijk was hij opgegeten door een haai of een zeekrokodil.

Geruchtenmolen draaide volop

Omdat Rockefeller was verdwenen in een gebied waar kannibalen en koppensnellers woonden, werd er volop gespeculeerd: misschien had de rijkeluiszoon de zwemtocht wel overleefd, maar was hij later vermoord door lokale krijgers?

De Rockefellers wilden duidelijkheid en loofden een beloning van 250.000 dollar uit. In 1979 huurden ze zelfs een privédetective in die door Nieuw-Guinea reisde om de zaak op te lossen. Uiteindelijk keerde de detective terug naar New York met drie schedels die hij had gekocht van lokale koppensnellers.

Volgens een documentaire op History Channel werden de schedels onderzocht, en vermoedelijk was één ervan van Rockefeller. De tv-zender meldde ook dat de familie de detective een cheque voor 250.000 dollar had gegeven – omdat hij het mysterie had opgelost.

Witte man in kano met krijgers

In een film uit 1969 is een witte man te zien in een kano met krijgers uit Nieuw-Guinea. De beelden verschenen in 2011 in een documentaire. Veel mensen dachten daarom dat Rockefeller nog steeds leefde.

© Dailymail.co.uk

In feite had het mysterie rond het noodlot van de jonge Amerikaan al een maand na zijn verdwijning opgelost kunnen zijn. Op 9 december 1961 werd er namelijk op de deur geklopt van pater Hubertus von Peij, een Nederlandse missionaris in Nieuw-Guinea die Michael Rockefeller twee dagen voor het bootongeluk had ontmoet. Een collega zei dat iemand hem wilde spreken.

‘Deze mannen willen u zien. Ze hebben een boodschap voor u.’

Gasten vertelden macaber verhaal

Vier lokale bewoners kwamen de hut binnen. Twee van hen kwamen uit het Asmatdorp Otsjanep, dat vlakbij het stukje kust lag waar Rockefeller naartoe was gezwommen.

De bezoekers vertelden de missionaris dat 50 krijgers uit Otsjanep op de ochtend van 19 november een blanke man vanuit de zee naar hen had zien zwaaien, terwijl zij lagen te rusten in hun kano’s.

‘Mannen van Otsjanep, jullie hebben het altijd over het onthoofden van een toean (witte man, red.). Ga je gang, dit is jullie kans,’ zou een van de krijgers hebben gezegd.

Toen de krijgers de witte man even later aan boord van hun kano hesen, stak een van hen hem met een speer. Tijdens de tocht terug naar de kust schreeuwde de gewonde man, tot hij op het strand de doodsteek kreeg. Daarna sneden ze hem in stukken en braadden het vlees boven een vuur – zoals kannibalen deden met hun vijanden.

‘Wat voor kleren had hij aan?’ vroeg Von Peij zijn gasten.

Zijn kleding was vreemd, zeiden ze. Hij droeg een broek die ze nooit eerder hadden gezien. Een korte broek, zonder zakken. Een onderbroek.

Kannibalisme komt over de hele wereld voor

Overal ter wereld hebben mensen ooit weleens mensenvlees gegeten – als onderdeel van een bepaald ritueel, om de honger te stillen of gewoon omdat ze het lekker vonden.

Neanderthalers waren kannibalen
© Charles R. Knight/Wikimedia Commons

Neanderthalers waren kannibalen

In Europa zijn botten gevonden met krassen van stenen werktuigen en bijtsporen, wat erop wijst dat de Neanderthalers mensenvlees aten. Experts weten echter niet of het een ritueel was of puur om te overleven.

Azteken aten krijgsgevangenen
© Codex Tudela/Wikimedia Commons

Azteken aten krijgsgevangenen

In Midden-Amerika waren de Azteken berucht om hun mensenoffers, waarbij ze krijgsgevangenen op een offeraltaar legden en hun hart eruit sneden. Daarna werden de slachtoffers opgegeten als onderdeel van het ritueel.

Stamhoofden aten hun vijanden
© Universal History Archive/Getty Images & Shutterstock

Stamhoofden aten hun vijanden

De stamhoofden op de Fiji-eilanden waren 2500 jaar lang kannibalen. Ze aten het vlees van hun vijanden als teken van macht, controle en wraak – en ze gebruikten een speciale vork. Het kannibalisme verdween in de 19e eeuw.

Mensenvlees was een delicatesse
© Elisofon, Eliot/Wikimedia Commons

Mensenvlees was een delicatesse

De Zappo-Zaps waren een van de Afrikaanse stammen die tot in de 20e eeuw aan kannibalisme deden. In Centraal-Afrika jaagden ze op mensen, omdat ze het vlees als een delicatesse zagen. Ze aten ook de hersenen en ogen op.

‘Waar is zijn hoofd?’ wilde de priester weten. Na zes jaar in de regio wist hij dat de Asmat de gewoonte hadden de schedels van hun vijanden te verzamelen.

‘Dat hangt in het huis van Fin. Het ziet er zo klein uit – als het hoofd van een kind.’

Toen wist Von Peij wat er met Michael Rockefeller was gebeurd. Hij vroeg zich wel af waarom ze de jonge Amerikaan hadden gedood, want sommige inwoners hadden hem al ooit eerder in de omgeving ontmoet.

De vier mannen verklaarden dat een groep Nederlandse kolonisten tijdens een militaire expeditie drie jaar eerder een aantal krijgers in Otsjanep hadden gedood, om een stammenoorlog te voorkomen. Sinds die tijd zonnen de krijgers – onder wie een man die Fin heette – op wraak. En voor hen waren alle witte mannen hetzelfde.

Toen de krijgers weg waren, vertelde Von Peij hun verhaal aan zijn collega Cornelius van Kessel. Het bleek dat Van Kessel een dag eerder ook geruchten over de moord had gehoord. Dus stuurde hij op 15 december 1961 een brief naar de hoogste kerkelijke instantie in de Nederlandse kolonie – met hoofdletters om het belang te benadrukken:

‘HET STAAT VAST DAT MICHAEL ROCKEFELLER IS VERMOORD EN OPGEGETEN DOOR OTSJANEP.’

Nederland hield het geheim

De twee missionarissen dachten dat de autoriteiten mensen naar de regio zouden sturen om de zaak te onderzoeken. De gouverneur van de kolonie, P.J. Pateel, ontving het rapport van Van Kessel op 20 december 1961, maar schreef diezelfde dag aan Nelson Rockefeller:

‘We kunnen niets meer doen.’

De Nederlandse regering wilde waarschijnlijk geheimhouden dat een lid van de prominente Rockefeller-familie op barbaarse wijze was vermoord. Zo’n incident was pijnlijk in een tijd waarin de Nederlanders vochten om hun kolonie te behouden. Ze wilden laten zien dat alles onder controle was en de steun van de VS niet verliezen.

Nederlanders vochten voor hun kolonie Nieuw-Guinea

Na de Tweede Wereldoorlog vochten de Nederlanders uit alle macht om hun kolonie op Nieuw-Guinea te behouden.

© GaHetNa (Nationaal Archief NL)/Wikimedia Commons

Nederland wilde kolonie behouden

Het bericht van de missionarissen werd daarom in de doofpot gestopt en kwam 50 jaar later pas boven tafel toen de Amerikaanse journalist Carl Hoffman in 2011 onderzoek deed naar de kwestie. Hoffman zocht Hubertus von Peij op, die maar wat graag zijn verhaal vertelde.

‘Ik schreef de bisschop, maar hij verbood me om erover te spreken – het te vertellen. De regering schaamde zich en zweeg, en ik zei niets. Maar ik weet het zeker,’ vertelde Von Peij in 2012 aan Hoffman.

Officieel is de rijkeluiszoon Michael Rockefeller echter nog steeds verdronken.