Mossad op jacht naar nazibeul

De nazibeul Herberts Cukurs heeft honderden joodse levens op zijn geweten. Hij waant zich veilig in Brazilië, maar in 1964 haalt zijn verleden hem toch in. De Israëlische inlichtingendienst stuurt een agent naar Zuid-Amerika om hem in de val te lokken.

De twee mannen waren alleen op de uitgestrekte bananenplantage, op een paar uur rijden van de Braziliaanse miljoenenstad São Paulo.

Herberts Cukurs, ooit bekend als ‘de Beul van Riga’, haalde een semiautomatisch geweer uit zijn tas.

‘Ik durf te wedden dat je die heerlijke tijd aan het oostfront nog niet vergeten bent. Zullen we een schietwedstrijd houden?’ vroeg hij.

‘Met plezier,’ antwoordde de ander, die zich Anton Künzle noemde. Hij vertrok geen spier, want hij wist dat Cukurs hem nauwlettend in de gaten hield, en als hij verkeerd reageerde, zou hij de afgelegen Braziliaanse plantage waarschijnlijk niet levend verlaten.

Vier jaar eerder, in 1960, hadden Israëlische geheim agenten de nazi Adolf Eichmann in Argentinië ontvoerd, waarna hij was opgehangen.

Sindsdien was Cukurs bang dat hij ook aan de beurt zou komen. Hij vertrouwde vreemdelingen dan ook voor geen cent.

Herberts Cukurs schoot eerst op een tinnen plaatje op zo’n 50 meter afstand. Hij was een geoefend schutter, want in de oorlog had hij in Letland een groot aantal joden doodgeschoten.

Al zijn 10 schoten kwamen binnen een straal van vijf centimeter op het plaatje terecht.

‘Jouw beurt,’ zei Cukurs, en hij gaf het geweer aan zijn gast. Hij lette goed op hoe Künzle het wapen hanteerde.

Anton Künzle had nooit aan het oostfront voor de Duitsers gevochten, zoals hij beweerde. Hij was ook geen rijke Oostenrijkse zakenman.

In het echt was hij een geheim agent van de Israëlische inlichtingendienst Mossad. Hij was al een maand bezig met het opbouwen van een valse identiteit, Anton Künzle, om zo dicht mogelijk bij Cukurs te kunnen komen.

En nu, dinsdag 29 september 1964, had hij een unieke kans om de vroegere nazibeul dood te schieten en zo de rekening te vereffenen.

Maar de agent wist dat de tijd nog niet rijp was. Hij demonstreerde zijn grote schiettalent, dat hij had opgedaan in Britse dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog, en later in het Israëlische leger.

Hij vuurde een salvo op het tinnen plaatje af, en alle kogels kwamen binnen 3 centimeter van elkaar terecht.

‘Heel goed gedaan, Herr Künzle,’ riep Herberts Cukurs. Hij gaf Künzle een bemoedigend schouderklopje. De 64-jarige nazi was er nu van overtuigd dat Anton Künzle echt een oorlogsveteraan was en dat hij mogelijk bereid was een groot bedrag in zijn bananenplantage te investeren. Maar Künzle was een wreker van de ‘mannen die nooit vergeten’.

© Bibliothèque centre pompidou

Mossad-baas werd schrijver

Israël wil signaal afgeven

De operatie was nog geen maand eerder begonnen, tijdens een bespreking van de Mossad in een Parijs appartement.

‘Vanaf nu heet je Anton Künzle. Daar moet je goed aan wennen,’ zei de baas van de agent Yaakov Meidad.

Meidad was in 1919 geboren in het Silezische Breslau, dat toen in Duitsland lag. Hij had op tijd weg weten te komen, maar zijn moeder kwam om in Auschwitz en zijn vader in Theresienstadt.

De verjaringstermijn voor oorlogsmisdaden in de West-Duitse wet was 20 jaar, dus in 1964 was er haast geboden bij het opsporen van oud-nazi’s.

Veel Duitse parlementariërs wilden maar wat graag een einde maken aan de processen over de oorlog. De verjaringstermijn van 20 jaar leverde verhitte discussies op in de Bondsdag.

De Israëliërs waren bang dat veel nazi’s nu nooit meer ter verantwoording geroepen zouden worden voor hun daden. Daarom wilden ze de aandacht vestigen op alle oorlogsmisdadigers die nog op vrije voeten waren, en hun een duidelijke boodschap overbrengen:

‘Wij vergeten nooit wat jullie hebben gedaan. En wij zullen jullie opsporen!’

Yaakov Meidad was de juiste man voor de taak. Hij was een koele kikker en wekte veel vertrouwen. Daarnaast sprak hij Duits en had hij meegewerkt aan de ontvoering van Eichmann.

En met zijn kale kruin en buikje had hij niets weg van een Israëlische agent. Om zich te vermommen liet hij zijn snor staan en zette hij een hoornen bril op.

Met Herberts Cukurs wilde Israël een voorbeeld stellen. Met medeweten van de Braziliaanse autoriteiten woonde hij onder zijn eigen naam in São Paulo, dus hij was makkelijk te vinden.

Cukurs ontkende elke betrokkenheid bij oorlogsmisdaden, maar hij was herkend door meerdere getuigen – vooral doordat hij voor de oorlog een beroemdheid was in Letland.

In 1934 was hij als piloot naar Gambia gevlogen, en zijn vlucht was een waar mediaspektakel geweest. ‘De Baltische Lindbergh’ werd hij genoemd.

Toen de Duitsers in juli 1941 Letland binnenvielen, meldde Cukurs zich aan bij het Arajs-commando, een fascistische organisatie die aan de holocaust deelnam.

In de hoofdstad Riga woonden zo’n 30.000 joden, en Cukurs was volgens de Mossad een van de leiders van Arajs, die de joden de stad uit dreven en ze in het Bikerniekibos doodschoten.

Volgens ooggetuigen had Cukurs eigenhandig honderden joden in elkaar geslagen, doodgeschoten en verbrand – onder wie ook vrouwen en baby’s.

Alsof hij God zelf was besliste hij – in zijn zwarte leren jas en met een pistool in de hand – welke gevangenen er moesten sterven en wie er mocht blijven leven.

De Mossad-agent Yaakov Meidad had dan ook geen gewetensbezwaren toen hij in september 1964 de executie van Cukurs begon voor te bereiden.

Yaakov Meidad wilde de nazibeul niet in Brazilië doden, omdat hij bang was dat de grote joodse gemeenschap het slachtoffer zou worden van wraakacties door nazi’s.

Hij moest het vertrouwen van Cukurs zien te winnen en hem met zich mee lokken naar Uruguay. Daar zou een klein team Mossad-agenten hem voor een geïmproviseerde krijgsraad brengen, de aanklachten tegen hem voorlezen en hem de doodstraf opleggen.

Vervolgens zou het vonnis meteen voltrokken worden.

© AOP/Getty Images

Agenten in Arabische landen

Agent bouwt valse identiteit op

Yaakov Meidad kreeg een vals paspoort en ging in Rotterdam wonen onder de naam Anton Künzle.

Hij logeerde in een duur hotel, opende een bankrekening en een postbus en liet visitekaartjes drukken om zijn status van succesvol zakenman kracht bij te zetten.

Op 11 september 1964 vloog hij naar Rio de Janeiro en meldde hij zich bij het ministerie van Toerisme. Hij stelde zich voor als investeerder in het toerisme om geloofwaardigheid op te bouwen.

Pas half september kwam Künzle dichter bij zijn doel in São Paulo – nog steeds zonder haast te maken.

Herberts Cukurs had een bedrijfje dat vanuit een jachthaven rondvaarten maakte met toeristen en vluchten met een watervliegtuig verkocht.

Künzle hing een paar dagen in de haven rond, waar hij onder meer ontbeet in een restaurant, voordat hij Cukurs’ bureau bezocht om een vlucht te boeken.

20 minuten lang vlogen ze over São Paulo, de Mossad-agent en zijn slachtoffer. Terug op de grond raakten ze in het Duits aan de praat. Künzle prees de vlucht de hemel in en stelde vragen over het toerisme in Brazilië en verschillende investeringsmogelijkheden.

Cukurs leefde op bescheiden voet met zijn gezin in Brazilië en had niets meer van doen met de rijkdom en het respect die hij in Letland had genoten.

En hoewel hij weinig van vreemdelingen moest hebben, zag hij wel potentieel in een samenwerking met Künzle. De aardige, rijke Oostenrijker kon zijn bestaan misschien nieuw leven inblazen.

De twee gingen wat drinken, en terwijl ze aan het kletsen waren, staarde Cukurs Künzle plotseling aan.

‘Ik word ervan beticht een oorlogsmisdadiger te zijn,’ zei hij, en zweeg afwachtend. Künzle antwoordde niet.

‘Ik, een oorlogsmisdadiger?’ vervolgde Cukurs na een lange pauze, alsof hij probeerde uit te vogelen wat de politieke standpunten van Künzle waren.

Maar Künzle hapte niet. Hij hield zich op de vlakte, en Cukurs begon hem uit te horen over zijn ervaringen in de oorlog.

Zonder in details te treden vertelde Künzle dat hij luitenant was geweest aan het oostfront, en hij knoopte zijn overhemd open om een diep litteken op zijn borst te tonen, alsof hij gewond zou zijn geraakt in de strijd.

In werkelijkheid had hij het litteken overgehouden aan een routineoperatie een jaar eerder, waarbij een abces verwijderd was.

Toen ze afscheid namen, was Cukurs gebrand op een nieuwe ontmoeting. Maar Künzle deed of hij een druk baasje was en zei dat hij de komende dagen elders in Brazilië afspraken had.

‘Ik kom ergens volgende week terug naar São Paulo. Als ik tijd heb, neem ik contact met u op,’ zei hij.

Herberts Cukurs bouwde zijn eerste toestel van een vliegtuigwrak en een oude automotor die hij op een vlooienmarkt op de kop tikte.

© The Apricity

Nationale held van Letland werd collaborateur

Nazibeul is er gloeiend bij

De geheim agent Yaakov Meidad was in zijn nopjes na de eerste ontmoeting met Cukurs.

Met onzichtbare inkt schreef hij in zijn rapport aan de Mossad-afdeling in Parijs (in zijn berichten sprak hij consequent van ‘de overledene’ als hij Herberts Cukurs bedoelde):

‘Ik heb contact gelegd met de overledene. De overledene hapte toe. Het heeft er alle schijn van dat ik zijn vertrouwen heb gewonnen. Ik ga door.’

Na een tripje door Brazilië keerde Yaakov Meidad terug naar São Paulo om Herberts Cukurs nog verder in zijn greep te krijgen.

Hij werd uitgenodigd in diens bescheiden, witte huisje, waar de nazibeul met zijn vrouw en drie zoons woonde. Er stond een versperring van prikkeldraad rond het huis, en in de tuin waakte een herdershond.

Cukurs was al 64, maar hij was nog steeds een bonk van een kerel. Trots liet hij zijn verzameling handvuurwapens aan Künzle zien, en hij benadrukte dat hij niet bang was uitgevallen.

Misschien wilde hij indruk maken op een oude veteraan van het oostfront, misschien was het een verholen waarschuwing.

Cukurs schepte op over zijn twee stukjes grond in het binnenland en nodigde Künzle uit om daar te komen kijken, want de zakenman wilde wellicht in grond investeren.

Een paar dagen later gingen ze met de auto op weg, en bereikte de geheime missie van Künzle zijn voorlopige hoogtepunt met de schietwedstrijd op de plantage.

Daarna maakten ze meer uitstapjes en keken ze onder andere naar vakantiehuisjes. Künzle betaalde de rekeningen en bezuinigde niet op hotels, vliegtickets en diners.

Herberts Cukurs werd – zo dacht hij tenminste – een belangrijke adviseur van de rijke zakenman Anton Künzle die in Brazilië wilde investeren.

‘Je hebt geen idee hoe blij ik ben dat ik jou ontmoet heb. Het lot moet ons bij elkaar gebracht hebben, dat kan niet anders. Jij bent hier thuis, je kent de Zuid-Amerikaanse mentaliteit en je spreekt de taal, en je weet hoe je hier zaken doet,’ slijmde Künzle.

Aan zijn chef in Parijs rapporteerde Künzle dat hij ‘de overledene’ steeds dieper mee het binnenland in nam, en dat hij hem uiteindelijk hopelijk zo ver zou krijgen om Brazilië te verlaten.

Altijd wantrouwig

De twee mannen werden vrienden. Ze dronken koffie met Apfelstrudel bij Cukurs thuis, en maakten hun eerste reis naar Montevideo, de hoofdstad van Uruguay, om naar investeringsmogelijkheden te kijken.

Künzle betaalde voor het paspoort en visum van Cukurs.

Het wantrouwen van de nazibeul was echter nog niet helemaal weg. Nog uit zijn Letse tijd kende hij de taal van zijn slachtoffers, het Jiddisch.

In een restaurant in Montevideo begon hij opeens Jiddisch te praten tegen de ober – om de reactie van Künzle te peilen – en in bars nipte hij voorzichtig van zijn drankje, alsof hij bang was vergiftigd te worden.

Na de reis naar Uruguay namen de mannen hartelijk afscheid van elkaar en ging Künzle zogenaamd terug naar Europa om zijn bedrijven te bestieren. In werkelijkheid bereidde hij de laatste fase van de actie voor, de ontvoering.

Yaakov Meidad besprak verschillende opties met zijn Mossad-collega’s in Parijs, en uiteindelijk besloot hij Cukurs een huis in te lokken, waar een team Mossad-agenten hem zou overvallen,
de geplande rechtszaak zou houden en hem terecht zou stellen.

‘Ik weet zeker dat hij met mij het huis binnengaat. Hij vertrouwt me volledig,’ zei Yaakov Meidad.

Er zouden naast Meidad vier agenten in het huis zijn, die een intensieve training in man-tot-mangevechten hadden gevolgd voordat ze begin 1965 naar Zuid-Amerika afreisden.

Yaakov Meidad had Cukurs al uitgenodigd om naar Montevideo te komen, maar hij zorgde dat hij er als eerste was, zodat hij een huis kon huren en met de andere Mossad-agenten de mogelijke vluchtroutes goed kon bestuderen.

© Osprey

Mossad stal jachtvliegtuig

Mossad-agenten in hun ondergoed

Vroeg in de ochtend op 23 februari 1965 landde Herberts Cukurs met Air France-vlucht 083 in Montevideo.

Anton Künzle wachtte zijn vriend op de luchthaven op. Hij was de rust zelve, en dat was niet alleen omdat hij een ervaren agent was.

Künzle had de neiging om veel te zweten – vooral op zijn kale kruin – en Herberts Cukurs zou daardoor argwaan kunnen krijgen. Daarom had Künzle voor de zekerheid een kalmeringsmiddel genomen.

Cukurs was inderdaad de hele tijd op zijn hoede. Voordat hij naar Montevideo vertrok had hij tegen zijn vrouw gezegd dat Künzle verantwoordelijk was als hem iets zou overkomen – en zoals gewoonlijk had hij een pistool op zak.

Desondanks begroetten de twee elkaar hartelijk op het vliegveld. Künzle zei dat hij een huis gehuurd had in de stad als tijdelijk kantoor.

’s Ochtends keken ze samen naar onroerend goed, en na de lunch gingen ze naar het huis in de Cartagenastraat. Künzle parkeerde de wagen en liep op de voordeur af. Cukurs kwam achter hem aan.

In het huis waren de Mossad-agenten klaar om in actie te komen. Ze hadden alleen ondergoed aan, zodat ze geen bloed op hun kleren zouden krijgen.

Zodra Herberts Cukurs de halfdonkere kamer binnenkwam, smeet Künzle de deur dicht en sprongen de mannen boven op hem. Maar Cukurs beet fel van zich af.

‘Ik wil iets zeggen!’ riep hij in het heetst van de strijd – niet in het Lets of Portugees, maar in het Duits. Verder verliep de worsteling in stilte.

Vier man drukten Cukurs tegen de grond, maar hij slaagde er toch in zijn pistool te trekken, voordat een van de agenten hem met een hamer op zijn hoofd sloeg. Een ander schoot twee keer op hem.

De Beul van Riga is dood

Cukurs overleefde de schoten niet. De agenten legden zijn lijk in een ton en plakten een briefje op zijn borst.

Er stond in het Engels dat Cukurs ter dood was veroordeeld wegens zijn aandeel in de moord op 30.000 mannen, vrouwen en kinderen, en geëxecuteerd was door ‘hen die nooit zullen vergeten’.

Daarop verlieten de agenten de stad in allerijl, en Anton Künzle werd weer de brave huisvader Yaakov Meidad.

Het nieuws over de moord op Herberts Cukurs ging de hele wereld over, en Anton Künzle was al snel de hoofdverdachte van de politie. Niemand leek hem echter te kennen.

De kranten publiceerden foto’s van de mysterieuze Oostenrijkse zakenman met zijn snor en markante bril, maar de Uruguayaanse politie stond voor een raadsel. Goede vrienden van Yaakov Meidad herkenden hem, maar hielden hun mond. Uit de meeste commentaren in de media sprak begrip voor de moord op de ex-nazi in Montevideo.

Vier dagen na de vondst van het lijk van Cukurs voerden West-Duitse politici het laatste debat over de verjaring van oorlogsmisdaden.

In eerste instantie werd de termijn verlengd tot 25 jaar, en later werd de verjaring in zijn geheel geschrapt. De stemming in het land sloeg om: de Duitsers wilden de nazitijd niet meer doodzwijgen.

Er werd een reeks rechtszaken gevoerd, en de kleine extreemrechtse partijen die nog steeds bestonden in West-Duitsland, verdwenen uit de maatschappij.

Dit artikel over de moord op Herberts Cukurs is gebaseerd op het boek dat de Mossad-agent samen met de Israëlische journalist Gad Shimron schreef. Yaakov Meidad is een gefingeerde naam.

De Uruguayaanse politie-inspecteur Alejandro Otero, die de moord op Cukurs onderzocht, is van mening dat het boek een poging is om een mislukte ontvoering te verdoezelen. Hij ontdekte dat de ton waarin het lijk gevonden werd, een deksel en luchtgaten had. Otero slaagde er echter niet in te achterhalen waarom de Mossad Herberts Cukurs had willen ontvoeren.