Er staat een lange rij voor de Dachauer Bank in het centrum van München. Hoewel het nog voor zevenen is op deze vrijdagochtend 8 november 1872, staan duizenden klanten al uren te wachten. Ze zien er gespannen uit.
De bank is in handen van Adele Spitzeder, naar verluidt de rijkste vrouw van Duitsland. Maar nu gaat het gerucht dat de miljonair op de rand van een faillissement staat. De wanhopige klanten willen hun geld van de bank halen voor het te laat is.
Maar daar heeft Spitzeder geen trek in, en daarom opent ze de bank maar één uur per dag. Klokslag zeven uur slaat ze de kas met een klap dicht voor de neus van de timmermansvrouw die aan de beurt is.
De vrouw staat al sinds 3.00 uur te wachten en protesteert woedend. Maar het mag niet baten, een potige portier vat haar bij de kraag en smijt haar op straat. Dan gaan de zware deuren van de bank dicht.
Op straat groeit de wanhoop. De meeste klanten van de Dachauer Bank zullen hun geld nooit meer terugzien, want Spitzeder is een gewetenloze vrouw. Ze heeft duizenden kleine spaarders in de val gelokt, terwijl ze handig elke poging om haar te ontmaskeren in de kiem smoorde. De goedgelovige klanten wachten nu faillissement, honger en dakloosheid.
Gevangen in schulden
Adelheid ‘Adele’ Spitzeder wist zelf wat het was om in armoede te leven en had al vroeg besloten dat dat haar nooit meer zou gebeuren.
Als kind had ze het niet slecht. Haar ouders waren beiden populaire acteurs, en zelf probeerde ze het ook te maken in het theater.
Al op jonge leeftijd vond ze werk in theaters in diverse grote Europese steden, maar na aanvankelijke successen volgde een aantal fiasco’s. Vaak moest ze genoegen nemen met bijrollen, want Spitzeder voldeed niet aan het vrouwelijke schoonheidsideaal van die tijd.
‘Ze heeft een hoekig gezicht met grove gelaatstrekken en een brede neus. Haar mond is ook breed, haar kin spits en uit haar grijze ogen valt niets af te lezen. Een echt manwijf,’ zo werd ze eens beschreven. Die laatste opmerking verwees naar het feit dat Spitzeder openlijk lesbisch was.
Naast haar uiterlijk vormde ook haar temperament een probleem. Spitzeder had vaak ruzie met andere acteurs, en in 1868 kwam ze op straat te staan. Op 36-jarige leeftijd keerde ze terug naar München.
Behalve de kleding die ze droeg, nam Spitzeder alleen twee oude theaterkostuums mee, plus een regenjas, een paar afgetrapte schoenen en een koffiekan. Haar enige inkomsten waren de 50 Beierse guldens die haar moeder haar elke maand stuurde, maar dat was nauwelijks genoeg voor eten en een bescheiden kamertje.
Om haar zucht naar luxe en goede sigaren te bekostigen, moest Spitzeder geld lenen. Al snel zat ze tot haar nek in de schulden. Wanhopig probeerde ze het ene gat met het andere te dichten, tot zelfs de grootste woekeraar haar de deur wees.
Spitzeder liet zich echter niet uit het veld slaan. Met geleend geld vroeg ze haar vriendin mee uit eten.
‘Ooit ga ik het maken,’ zei ze terwijl ze de rekening betaalde.
Dat was niet uit de lucht gegrepen, want Spitzeder had een idee om aan de armoede te ontsnappen.
Hoge spaarrente lonkt
München bevond zich destijds midden in een razendsnelle industriële ontwikkeling, en fabriekseigenaren konden enorme bedragen lenen bij banken. De middenklasse had spaarbanken waar ze kon sparen voor haar oude dag of voor de aankoop van een boerderij. Maar arbeiders en bedienden moesten voor een lening aankloppen bij een pandjesbaas of woekeraar.
In 1869 werd Spitzeders idee werkelijkheid. Tijdens een wandeling in de arme wijk Au in het zuidoosten van München kwam ze een zwangere vrouw tegen.
Hoewel haar man werk had als timmerman, had het echtpaar altijd geldgebrek. De vrouw klaagde dat haar kleren versleten waren en dat haar huis lekte. Spitzeder bood aan haar te helpen.
Als de vrouw haar 100 gulden leende, zou Spitzeder ervoor zorgen dat ze het bedrag na drie maanden met wel 10 procent rente terugkreeg. En de rente voor de eerste twee maanden kon ze meteen al krijgen, beloofde Spitzeder.
De vrouw hapte toe. Kort daarna overhandigde ze 100 gulden aan Spitzeder, die haar een wisselbrief gaf plus de beloofde 20 gulden. Spitzeder vroeg de timmermansvrouw het nieuws van de hoge rente in haar buurt te verspreiden, en al snel had ze flink wat klanten.
De uitkering van de rente was voor Spitzeder geen probleem: ze gebruikte het geld van nieuwe klanten om de oude klanten mee te betalen. En het geld stroomde binnen.
In oktober 1871 liep de bank zo goed dat Spitzeder haar woning en bedrijfsruimte verplaatste naar een prachtig pand aan de Schönfeldstrasse in hartje München.
Ze ontving haar klanten op de begane grond. Vanaf een leren fauteuil op een verhoging midden in de ruimte schreef Spitzeder – met twee bewakers naast haar – wisselbrieven uit. De muren waren versierd met heiligenbeelden en een bord met Spitzeders motto: ‘Doe goed en mijd niemand.’
De decoratie schilderde haar niet alleen af als een succesvolle zakenvrouw, maar ook als een vrome katholiek, die een sober leven leidde. Maar niets was minder waar.
Toen Spitzeder rijker werd, gaf ze decadente feesten voor de elite van München, waarop ze zelf dure sigaren rookte. Omwille van haar reputatie doneerde ze ook veel geld voor renovatie van de lokale kerken.
‘Sukkels, ik zeg jullie eerlijk dat ik geen garantie geef voor jullie verrotte geld.’ Adele Spitzeder tegen bezorgde klanten
Als gul gebaar naar haar belangrijkste klanten – arme Münchenaren – opende ze een eethuis waar ze zich tegen bodemprijzen tegoed konden doen aan zuurkool en worst. Het tekort werd aangevuld door Spitzeder – uiteraard met het spaargeld van haar klanten.
Omkoping dempt kritiek
Door haar vrijgevigheid werd Spitzeder nog populairder bij het gewone volk. De mensen beschouwden haar als een van hen.
De autoriteiten hadden wel hun twijfels bij haar groeiende rijkdom, maar als Spitzeder gevraagd werd uit te leggen hoe ze haar bedrijf runde, dreunde ze altijd hetzelfde riedeltje op: ze beloofde haar klanten niets en zij wisten dat ze een risico namen. En in 1872 sprak ze tegen haar klanten zelf helemaal klare taal:
‘Sukkels, ik zeg jullie eerlijk dat ik geen garantie geef voor jullie verrotte geld. Ik heb jullie niet gevraagd om te komen, zo’n dom stelletje. Jullie kunnen me wat,’ riep ze op een dag tegen haar bezorgde klanten.
Geruchten over zulke uitvallen schrikten de Münchenaren niet af. Ze zagen het eerder als een teken dat Spitzeder hun niks wijs probeerde te maken.
Maar Spitzeder nam geen enkel risico. Ze kocht lokale kranten om om gunstig over de bank te schrijven en bood argwanende mensen een goedbetaalde baan aan.
Een politieagent die te veel vragen stelde, kreeg een aanstelling bij de bank en dure cadeaus als een gouden horloge en diamanten. Binnen korte tijd telde de bank 40 medewerkers.
In 1872 had de Dachauer Bank per dag 500 bezoekers, en op goede dagen gaf Spitzeder wisselbrieven uit ter waarde van in totaal 130.000-150.000 gulden. De autoriteiten eisten nu dat ze net als de andere ondernemers van Beieren werd opgenomen in het handelsregister.
Spitzeder weigerde en verklaarde – enigszins onlogisch – dat ze niet naar de handelsschool was geweest en dus weinig verstand had van boekhouden. Daardoor verloor ze het recht om een bank te besturen.
Haar klanten maakten zich zorgen. Sommigen verkochten hun wisselbrieven voor de helft van het geld aan goedgelovige kennissen om nog iets van hun spaargeld te redden.
Zelfs onder de vloer had Spitzeder geld en juwelen verstopt.
In het najaar van 1872 weerklonken de lokale kroegen van de spotversjes over de bank en zijn eigenaar. Spitzeder deed haar best om de troubadours om te kopen zodat ze hun mond hielden. Maar deze keer verstomde de kritiek niet.
31.000 mensen verliezen spaargeld
Op 12 november 1872 stond er voor de laatste keer een grote mensenmenigte voor de bank in de Schönfeldstrasse. Opgewonden eisten ze hun geld terug.
Om 15.45 uur bestormden zeven politiemensen de bank. Het pand werd doorzocht en Spitzeder gearresteerd. De huiszoeking bracht veel kostbaarheden aan het licht. Zelfs onder de vloer had Spitzeder geld en juwelen verstopt.
Ze had ook veel geld overgemaakt naar haar vriendin, Rosa. Toen alles was doorgerekend bleek dat er zo’n 38 miljoen gulden ontbrak – ruim 400 miljoen euro nu. 31.000 klanten waren geruïneerd.
Sommigen van hen hadden zelfs hun boerderij verkocht om te rentenieren, en meerdere mensen pleegden zelfmoord. Toch werd Spitzeder slechts licht gestraft.
Het bankwezen was zo jong dat toezicht of wetten voor het verstrekken van leningen nog ontbraken. Daarom kreeg ze alleen vier jaar celstraf wegens verduistering en een gebrekkige boekhouding.
Na haar vrijlating in 1876 probeerde Spitzeder weer werk te vinden als actrice. Maar in Altona, Berlijn en Wenen werd ze onder politie-escorte de stad uitgezet om problemen met haar slachtoffers te voorkomen.
Toen Spitzeder in 1880 haar oplichterspraktijken weer oppakte, werd ze opnieuw gearresteerd. Ze kwam echter snel weer vrij, omdat de openbaar aanklager vond dat de wet mensen die hun geld toevertrouwden aan zo’n dubieus iemand niet hoefde te beschermen. Adele Spitzeder leidde verder tot aan haar dood in 1895 een teruggetrokken bestaan.