Lichaam in een koffer: klopjacht in de DDR

Een jongen van zeven verdwijnt spoorloos in de Oost-Duitse stad Neustadt. 14 dagen later wordt zijn lichaam in een koffer gevonden. De politie treft er alleen wat kruiswoordpuzzels in aan, en verder geen spoor van de dader.

De betonnen stad Neustadt bij Halle had 100.000 inwoners en gold als een van de modernste van de DDR. Hier werd in 1981 Lars Bense vermoord.

© Scala/BPK

De sfeer in het flatje in Neustadt, een voorstad van Halle, is heel bedrukt. De moeder van Lars heeft het eten op tafel gezet, maar haar zevenjarige zoon is er nog niet. Bezorgd kijkt ze naar de lege stoel en het lege bord dat op tafel staat.

Lars is al uren geleden van het appartement in blok 483 vertrokken om naar Kino Treff te gaan, naar de film. Die is allang afgelopen, maar Lars is nog niet thuis. Zijn moeder heeft een voorgevoel dat er iets aan de hand is.

Ongerust loopt ze te ijsberen, en ze kijkt onafgebroken naar de klok. Ze belt zijn schoolvriendjes uit de eerste klas, maar niemand heeft Lars na de film nog gezien. Ze trekt haar jas aan en gaat in het donker naar hem op zoek.

Het is 15 januari 1981, en de winter heeft Halle-Neustadt, in het zuiden van Oost-Duitsland, in zijn greep.

De nu nog maagdelijk witte stuifsneeuw zal binnenkort geelbruin gaan kleuren door de vervuilende rook die de chemische fabriek Leuna, waar ruim 30.000 mensen uit deze dichtbevolkte streek werken, onophoudelijk uitbraakt.

De straten liggen er verlaten bij, de winkels zijn gesloten, de speeltuin is leeg. Vertwijfeld gaat ze naar de politie. Een agent van de volkspolitie in Halle-Neustadt probeert haar gerust te stellen door te zeggen dat de meeste kinderen vanzelf weer opduiken, maar ze laat zich niet afschepen. De agent besluit een opsporingsteam samen te stellen.

De politie controleert alle denkbare schuilplaatsen tussen blok 483 en Kino Treff, maar vindt Lars niet. De agenten beginnen het nu serieus te nemen. Een van hen brengt de moeder naar het regionale politiebureau, dat een formeel opsporingsbericht verspreidt.

De hele nacht door kammen agenten in uniform en in burger Halle-Neustadt uit. Iedereen wordt ondervraagd: de vrienden van Lars, krantenjongens, het bioscooppersoneel en buschauffeurs, maar niemand weet waar de jongen is. Hij lijkt spoorloos verdwenen.

##

Het lichaam in de koffer

De politie moet de feiten nu onder ogen zien: Lars is mogelijk het slachtoffer geworden van een misdrijf. De afdeling zware delicten neemt de zaak over.

Onder leiding van de ervaren Siegfried Schwarz wordt elk hoekje van de stad en de omgeving doorzocht; de agenten ondervragen bioscoopgasten en artsen en lopen EHBO-posten na.

Schwarz verdenkt al snel de vader van Lars, een alcoholist die sinds zijn scheiding in een hotelletje woont. Hij heeft geen alibi, maar de politie vindt geen enkel bewijs tegen hem.

Op 28 januari vindt een spoorwegwerker op het traject tussen Halle en Leipzig een koffer die uit een rijdende trein lijkt te zijn gegooid. Als hij de koffer opent, ziet hij het verminkte lichaam van een jongen, in plastic gewikkeld. De koffer wordt direct naar het forensisch instituut in Leipzig gebracht.

Deskundigen constateren dat het gaat om Lars Bense. De lijkschouwing wijst uit dat de jongen seksueel is misbruikt, dat hij met een mes in zijn borst is gestoken en dat zijn schedel met een stomp voorwerp is ingeslagen.

Ook de rest van de inhoud van de koffer wordt onderzocht. Die bevat behalve de bebloede kleren van de jongen plastic zakken en een laagje kranten die het bloed moesten opnemen.

Omdat het onderzoek geen aanwijzingen over de dader oplevert, besluit de politie de koffer in het warenhuis in Halle uit te stallen. Na een paar weken heeft dat nog niets opgeleverd. De plastic zakken dienden als verpakking voor tafelkleden waarvan er meer dan 1000 zijn verkocht. Het opsporen van al deze kopers is onbegonnen werk.

Als de onderzoekers de kranten nader bestuderen, ontdekken ze dat er kruiswoordpuzzels in staan die gedeeltelijk zijn opgelost. Het handschrift is overal identiek – en zo bijzonder dat het identificeren ervan niet al te lastig zou moeten zijn. De recherche besluit zich op de puzzelaar te richten.

Rechercheurs, vrijwilligers van het politiekorps en medewerkers van de Stasi, de Duitse veiligheidsdienst, gaan in Halle-Neustadt van deur tot deur om alle handschriften te verzamelen van de ongeveer 100.000 bewoners.

Tegelijk zet de politie via schoolkinderen en leden van de jongerenorganisatie van de communistische partij een ‘oudpapierinzameling’ op touw. Er wordt 60 ton oude kranten opgehaald, waarvan het gerechtelijk laboratorium alle kruiswoordpuzzels checkt.

Het is zoeken naar een speld in een hooiberg, is de ervaring van de rechercheurs. Als ze door de kranten heen zijn, weten ze nog steeds niet wie de puzzels heeft ingevuld. Langzaam maar zeker dringt het tot ze door dat het een vrijwel onmogelijke opgave is.

Het handschrift leidde naar mevrouw G.

© Hans Girod

Stasi helpt een handje

Er zit wekenlang geen schot in de zaak. Op 27 maart moet Schwarz op het matje komen bij de commissaris, die onder druk wordt gezet door de SED, de communistische partij.

Over drie maanden houdt deze een groot congres, waaraan de televisie uitgebreid aandacht besteedt. De congresgangers zijn in feite niet meer dan klapvee voor partijleider Erich Honecker, die het congres gebruikt om te laten zien hoe succesvol het socialisme wel niet is.

De top van de lokale afdeling van de SED verspreidt louter succesverhalen over Halle-Neu­stadt, dat met zijn moderne arbeiderswoningen vooroploopt. De moordzaak van Lars, die trouwens een enthousiast lid van de jeugdafdeling was, verstoort het ideaalbeeld.

Omdat de politietop resultaten wil zien, wijst Schwarz de vader van Lars als dader aan, maar hij heeft geen bewijs. De top verliest het vertrouwen in hem en geeft het onderzoek in handen van adjunct Adolf Döling, een universitair geschoolde politieman met speciale belangstelling voor handschriftanalyse.

Döling zet een tandje bij. Hij moet van de partij een eenvoudige kruis woordpuzzel in de plaatselijke krant de Freiheit laten zetten; de winnaar krijgt 10 mark. Deze actie levert bijna 11.000 handschriften op.

Ook de Stasi is bij de zaak betrokken: ze gaat handschriften verzamelen uit de kaartenbakken van bedrijven, Trabant-dealers, arbeidsbureaus en postkantoren. In totaal komen er meer dan een half miljoen verschillende handschriften binnen.

Het is de grootste handschriftenanalyse bij een moordzaak ooit. De recherche lost talloze misdaden op met behulp van de papierberg: inbraken, zwendel en ontvreemding van socialistische eigendommen – maar niet de moord op Lars.

De Stasi is in de zaak geïnteresseerd omdat ze bezig is een programma te ontwikkelen dat handschriften kan herkennen. De moord op Lars is voor dit nieuw te ontwikkelen programma een uitstekende testcase.

Onverwachte doorbraak

Als de zomer begint is de moord nog steeds niet opgelost. Het partijcongres is allang voorbij en de recherche begint de moed te verliezen. Ze zou nu de hand­tekeningen moeten verzamelen van alle 1,8 miljoen inwoners in het district Halle, wat wel twee à drie jaar kan gaan duren. Garantie op succes is er niet.

De recherche stelt het uit, en probeert in plaats daarvan de ontbrekende handschriften van bewoners van Halle-Neustadt te achterhalen. En dan belandt, half november, een handschrift met overbekende letters op het bureau van Döling.

Hij heeft een match. Zijn collega’s zijn opgetogen, maar Döling tempert de verwachtingen enigszins. Het handschrift blijkt van een mevrouw G. te zijn, die een woning bezit in Halle-Neu­stadt, maar daar zelden komt omdat ze werkt in een kuuroord aan de Oostzee. Uit een telefoontje naar haar werk blijkt dat ze enkele dagen met haar dochter van 20 bij Potsdam op vakantie is.

Döling weet dat dit een doorbraak in de zaak kan zijn. Op een regenachtige nacht rijdt hij met drie collega’s naar Potsdam. Hij treft er een verbouwereerde mevrouw G. aan.

Ze vertelt dat ze al sinds 11 januari niet meer in Halle-Neustadt is geweest.

Dat geldt ook voor haar dochter: ze heeft de woning een paar dagen na haar moeder verlaten

om te gaan werken in een kuuroord in Friedrichroda, in het Thüringer Woud. De dochter vertelt dat ze haar vrije tijd doorbrengt met haar vriend Matthias, die als conciërge in

hetzelfde kuuroord werkt.

Ze heeft de 18-jarige jongen leren kennen in Halle-Neu­stadt, waar hij met zijn ouders een paar huizenblokken bij haar vandaan woonde. Hij is er zelden, maar als hij in Halle-Neu­stadt verblijft, gebruikt hij graag de woning van mevrouw G. Toen ze het appartement op 13 januari verliet, bleef Matthias nog enkele dagen, herinnert de dochter zich. De jongeman heeft een eigen sleutel.

De puzzelstukjes beginnen op hun plaats te vallen en Döling zet er haast achter. Zo snel mogelijk laat hij een team agenten Matthias arresteren en verhoren.

De volkspolitie was het menselijke gezicht van de DDR.

© FLICKR

Moordenaar bekent

Matthias is stil en bedrukt als hij de verhoorkamer binnenstapt. Maar dan begint hij ineens te praten, manisch en onsamenhangend. Maanden heeft hij rondgelopen met een afschuwelijk geheim. Hij kan het niet langer voor zich houden en ratelt aan een stuk door. Döling maant hem tot rust.

Hij haalt koffie en pen en papier voor Mat­thias, die direct begint te schrijven. Geconcentreerd pent hij een luguber verhaal neer. Als in een roes beschrijft hij hoe hij in Neustadt op 15 januari rondzwierf, tot hij bij toeval een mooi jongetje zag staan, voor de bioscoop Kino Treff.

Matthias geeft toe dat hij zich aan de jongen heeft vergrepen en dat hij later pas inzag wat hij had gedaan. In blinde paniek had hij naar een wapen gezocht; in de keuken vond hij een hamer, waarmee hij de jongen op zijn hoofd sloeg. Vervolgens legde hij hem in de badkuip en sloeg hem nogmaals. Maar de jongen bleef maar leven.

Matthias pakte toen een keukenmes en stak de jongen er enkele keren mee in de borst. Daarna verpakte hij het kleine lichaam in plastic zakken en propte die in een koffer, die hij op de rommelkamer van mevrouw G. had gevonden. Hij rende naar het station in Halle en nam de eerste trein richting Leipzig.

Moordenaar op vrije voeten gesteld

Matthias werd door de rechtbank schuldig bevonden aan moord en ontuchtige handelingen. Hij kreeg levenslang.

Tijdens zijn straf viel de Muur in 1989, en het jaar erop werden Oost- en West-Duitsland herenigd. Doordat de West-Duitse wetgeving overal in het land van kracht werd en Matthias minderjarig was op het tijdstip van het misdrijf, moest de zaak opnieuw door een rechtbank worden beoordeeld.

Matthias werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en kwam in 1999 vrij. Onder een nieuwe naam woont hij tegenwoordig in de Oost-Duitse deelstaat Thüringen. Zijn vader kon het allemaal niet verwerken en sloeg de hand aan zichzelf.