Thomas Blood is vermomd als dominee als hij op zaterdag 9 mei 1671 langs de bewakers en over de ophaalbrug loopt die naar de Tower of London leidt.
Het opvallende gebouw aan de oever van de Theems doet dienst als gevangenis, maar herbergt ook de kroonjuwelen van het koninkrijk, in de kelder van de Martin Tower. Er is weinig bewaking en met een pistool en een dolk verborgen onder hun kleding bereiken Blood en drie metgezellen de kelder.
Hier worden zij hartelijk ontvangen door de bewaker, de 77-jarige Talbot Edwards. Al drie weken lang is Blood uiterst vriendschappelijk tegen de oude man.
Edwards is dus op zijn gemak bij Blood, die hij kent als de vriendelijke dominee Ayliff. De dominee heeft een paar dagen eerder zelfs een huwelijk voorgesteld tussen zijn neef en Edwards’ dochter. Daarom komt hij vandaag samen met zijn neef en twee andere mannen, zodat ze het huwelijk in alle rust kunnen bespreken in Edwards’ ambtswoning in Martin Tower.
Blood vertelt aan Edwards dat zijn vrouw nog onderweg is en dat ze intussen graag de kroonjuwelen zien. De oude bewaker stemt hiermee in en brengt de drie mannen naar de ingang van de juwelenkamer.

De Kroon van Sint-Eduard uit 1661 wordt nog steeds gebruikt.
Net als Edwards de traliedeur naar de kamer wil ontgrendelen, gooien de mannen een zwarte doek over zijn hoofd en stoppen ze een prop in zijn mond, zodat hij niet om hulp kan roepen. De oude man weigert zich echter zomaar over te geven. Hij slaat en schopt, en probeert zoveel mogelijk geluid te maken.
Blood waarschuwt Edwards: als hij niet stopt, zullen de mannen ‘hem geen genade tonen’. Toch blijft Edwards zich verzetten en de bedriegers slaan hem met een houten hamer, waarna een van hen tenslotte een dolk in zijn maag steekt.
‘Hij is dood,’ zegt een van de aanvallers terwijl het bloed over de vloer vloeit.
Blood opent nu de deur naar de Engelse kroonjuwelen. Voor hem liggen de met edelstenen bezette kroon, de scepter en de gouden rijksappel – onvervangbare schatten. Blood en zijn trawanten zijn binnenkort niet alleen schatrijk, maar ze hebben ook de koning van zijn machtssymbolen beroofd.
Een droom staat op het punt uit te komen voor Thomas Blood. Eindelijk kan hij wraak nemen op de koning en de royalisten van het land, waar Blood een enorme hekel aan heeft. Zijn zegetocht zal echter van korte duur zijn.

Blood en zijn metgezellen zaagden de scepter doormidden en sloegen de kroon plat met een hamer. Zo konden ze de buit makkelijker naar buiten smokkelen.
Luitenant werd een gezocht man
Thomas Blood was niet altijd een fel tegenstander van de koning. Toen de Engelse Burgeroorlog in 1642 uitbrak, steunde de in Ierland geboren smidszoon koning Karel I. Maar na een paar jaar in het royalistische leger wisselde hij van kant toen hij inzag dat de tegenstanders van de koning – de rebellen onder leiding van Oliver Cromwell – als overwinnaars uit de bus zouden komen.
Blood werd luitenant in het leger van Cromwell en zijn haat tegen de royalisten groeide. Hij was dan ook dolblij toen Karel I in 1649 werd onthoofd en Cromwell de macht overnam als leider van het nieuwe Engelse Gemenebest. Blood werd voor zijn inspanningen beloond met een landgoed in Ierland, dat hem ongeveer 500 pond per jaar opleverde (tegenwoordig ongeveer 800.000 pond).

De kroonjuwelen werden omgesmolten en verkocht nadat de parlementaristen de Engelse Burgeroorlog in 1649 hadden gewonnen. Toen Karel II in 1660 de troon besteeg, moest hij nieuwe regalia bestellen.
De republiek bracht Blood veel voorspoed, maar in 1660 verloor hij alles. Cromwell was overleden en Karel II – de zoon van Karel I – maakte van zijn dood gebruik om de troon te bestijgen. Engeland was weer een koninkrijk. Bloods bezittingen in Ierland werden in beslag genomen en de geruïneerde luitenant zwoer wraak.
In 1663 wilde hij Dublin Castle bestormen om de hertog van Ormonde, James Butler, te ontvoeren. Butler was de royalistische bevelhebber in Ierland. De plannen kwamen echter uit en Blood ontsnapte ternauwernood naar de Nederlanden, terwijl de andere coupplegers aan de galg eindigden.
Hoewel Blood een gezocht man was op de Britse eilanden, keerde hij in 1670 terug naar huis. Onder de naam Doctor Ayliff was hij arts in Romford, ten oosten van Londen, maar dit was slechts een dekmantel. Blood had grootse plannen om weer rijk te worden en tegelijk de koning voor gek te zetten.
Roundheads vochten tegen cavaliers
Tijdens de burgeroorlog van 1642 tot 1651 vocht Thomas Blood aan beide zijden. Eerst bij de cavaliers, toen bij de roundheads – ook al waren de partijen het oneens over de toekomst van het koninkrijk.

Roundheads (1641-1678)
Politieke overtuiging: De roundheads waren voorstanders van een sterk parlement. Toen koning Karel I probeerde zichzelf meer macht toe te eigenen, kwamen ze in opstand, geleid door Oliver Cromwell.
Uiterlijk: De meeste roundheads waren puriteinen met een ascetische manier van leven. Hun kleding was daarom eenvoudig en ze droegen een kort kapsel waardoor hun gezicht ronder leek – vandaar de naam.
Nasleep: Toen de roundheads als overwinnaars uit de burgeroorlog kwamen, kwam Cromwell aan de macht tot 1660. De roundheads gingen later op in de Whig-partij, tegenwoordig de Liberal Democrats.

Cavaliers (1642-1679)
Politieke overtuiging: De cavaliers wilden dat de koning meer macht kreeg. Tijdens de burgeroorlog streden de soldaten van het royalistische leger voor de cavaliers.
Uiterlijk: De cavaliers – die hun naam kregen omdat veel van hen te paard vochten – droegen gewoonlijk prachtige kleren en hadden lang haar. Ze wilden er netjes uitzien en hechtten belang aan goede manieren.
Nasleep: Toen Karel II in 1660 koning werd, gingen de cavaliers akkoord met de constitutionele monarchie, maar ze bleven strijden voor meer macht voor de koning. Hun ideeën werden later door de conservatieve Tory-partij overgenomen.
Blood sloot vriendschap met de bewaker
Toen het in 1671 lente werd in Londen, begon Blood aan de eerste fase van zijn plan om de kroonjuwelen te stelen.
De kostbare juwelen werden tentoongesteld in de Tower of London, waar mensen de kroon, scepter en gouden appel konden bekijken, die bij kroningen werden gebruikt. Ze hoefden bewaker Talbot Edwards slechts een shilling te betalen, waarna hij ze naar al het moois bracht. De andere bewakers van de Tower hielden de toeristen eigenlijk nooit tegen.
Op een dag in april wandelde Blood, in een religieus gewaad en met lange baard, de vesting binnen en ging op weg naar Martin Tower, een deel van de vestingmuur. Aan zijn arm liep zijn vrouw, mevrouw Ayliff, in werkelijkheid een Ierse actrice. Het stel vroeg Edwards of ze de kroonjuwelen mochten bekijken.

Thomas Blood maakte de waarheid vaak mooier dan hij was. Hij noemde zich jarenlang kolonel, hoewel hij tijdens de burgeroorlog niet verder was gekomen dan luitenant.
Blood noteerde elk detail van de kamer tijdens het bezoek, dat plotseling werd onderbroken toen zijn metgezellin misselijk werd. Op aandringen van de dominee stuurde Edwards zijn vrouw naar de kelder met een borrel, waarna zij het echtpaar uitnodigde in het appartement, zodat mevrouw Ayliff op bed kon rusten.
Drie dagen later kwam de dominee weer langs. Hij had vier paar mooie witte handschoenen meegenomen voor mevrouw Edwards, als dank voor haar vriendelijkheid. Vanaf dat moment bezochten de heer en mevrouw Ayliff hun nieuwe kennissen in de Tower regelmatig. Begin mei was Blood klaar voor de volgende stap van zijn plan. Hij gaf Talbot Edwards complimenten over zijn dochter en deed hem een onweerstaanbaar aanbod:
‘Ik heb een jonge neef met een jaarinkomen van 200 of 300 pond. Als je dochter nog niet is vergeven, haal ik hem hierheen zodat hij haar kan ontmoeten. Wellicht kunnen we ze aan elkaar koppelen.’
De juwelenbewaker was opgetogen. Op 9 mei zou het gebeuren.

Blood probeerde in 1663 James Butler te ontvoeren, maar dit mislukte. Blood moest uit Engeland vluchten en zeven jaar later zon hij op wraak.
Blood wilde de hertog vermoorden
Een paar maanden vóór de juwelenroof probeerde Blood een aanslag te plegen op de hertog van Ormonde, die hij zeven jaar eerder nog wilde ontvoeren.
Toen Blood in 1670 naar Engeland terugkeerde, ging hij op zoek naar zijn oude aartsvijand, James Butler, de hertog van Ormonde.
Blood ontdekte dat Butler iedere avond met een kleine entourage in zijn rijtuig door Londen reed. Op 6 december 1670 stonden Blood en vijf gewapende trawanten op St. James’s Street, waar ze de koets tegenhielden en Butler eruit trokken. Butler werd op een paard gezet en aan een van de bandieten vastgebonden. Ze gingen op weg naar de beruchte galgenplaats Tyburn, waar ze hun slachtoffer wilden ophangen.
De hertog stribbelde echter zo tegen dat de ruiter aan wie hij was vastgebonden, van zijn paard viel. Een van zijn eigen mannen schoot hem te hulp en de twee ontsnapten ternauwernood in de duisternis, terwijl er op hen werd geschoten.
De koning was woedend over deze aanslag en loofde een beloning uit van 1000 pond. Blood was op dat moment echter geen verdachte, want niemand wist dat hij in Engeland was.
Kwartet ging er met de kroonjuwelen vandoor
De 77-jarige Edwards had geen idee dat hij voor de gek was gehouden tot hij een kap over zijn hoofd kreeg en met een dolk in zijn maag werd gestoken. Edwards was echter niet dood, zoals de dieven dachten, en liggend op de vloer keek hij vol afgrijzen toe hoe de kroonjuwelen werden gesloopt.
Blood pakte de kroon en begon erop te slaan met een houten hamer, zodat hij het sieraad in een kleine zak zou kunnen meenemen onder zijn gewaad. Er vielen wat edelstenen uit de kroon, maar deze werden snel opgeraapt. Een van de dieven was de zoon van Blood. Hij zaagde de scepter door, terwijl een derde dief de rijksappel in zijn broek deed.
Plotseling stormde de vierde man binnen. Hij had de wacht gehouden en had gezien dat de zoon van de familie Edwards, Wythe, net teruggekeerd van een oorlog op het Europese vasteland, op weg was naar het appartement!
‘Verraad! Moord! De kroon wordt gestolen!’ Bewaker Talbot Edwards, die op de kroonjuwelen moest passen
‘Verraad! Moord! De kroon wordt gestolen!’ schreeuwde de oude Edwards, die zich van zijn knevel had bevrijd. De dieven renden langs hem heen, splitsten zich op en vluchtten weg door de Tower.
De zoon van Edwards en zijn vriend, kapitein Martin Beckman, dachten Blood en zijn kompaan te zien toen ze op een wachter op de ophaalbrug schoten. Het tweetal wist te ontsnappen en moest zich buiten een weg door de menigte banen.
Edwards en Beckman zaten hen echter op de hielen en toen de dieven wat tijd nodig hadden om op hun paarden te klimmen, konden de achtervolgers hen bespringen. Na een korte worsteling werden de overvallers met de hulp van omstanders overmeesterd.
De zoon van Blood verging het niet veel beter. In zijn haast om te ontsnappen reed hij tegen een rijtuig aan, waarna hij door een agent werd gearresteerd. Alleen de laatste overvaller ontsnapte, maar hij werd al snel opgepakt.
Blood en zijn zoon werden teruggebracht naar de Tower – waar ze ditmaal in een cel belandden.
‘Het was een dappere poging, maar geen succesvolle,’ aldus Thomas Blood.

De dieven kwamen niet ver en werden vlakbij de Tower of London opgepakt.
De koning spaarde Blood
De juwelenroof was al gauw het gesprek van de dag in Londen. Een getuige beschreef de zaak als ‘een gewaagde poging van de beruchte schurk Thomas Blood,’ en heel Engeland ging er eigenlijk een beetje van uit dat hij spoedig aan de galg zou bungelen.
Blood had daar echter helemaal geen trek in en zei dat hij alleen aan de koning zelf zou bekennen. Karel II vond het verrassenderwijs prima.
Blood gaf al zijn wandaden toe – ook dat hij eerder was ingehuurd om Ormonde te vermoorden – maar toch hield de koning het hoofd koel.
‘Wat doe je als ik je leven zou sparen?’ vroeg Karel II hem.
‘Dan zou ik mijn best doen om het te verdienen,’ antwoordde Blood opvallend bescheiden.
‘Laten we blij zijn dat het zijn tijd was om te sterven.’ Grafsteen Thomas Blood
Tot verbazing van iedereen liet Karel II de juwelendief gaan. Niemand weet precies waarom, maar wellicht was het omdat Blood kon worden gebruikt als adviseur en spion. Hij wist veel over republikeinse tegenstanders van de koning en over Nederland, waarmee Engeland voortdurend in oorlog was.
In een officieel regeringsdocument van 1 augustus 1671 stond dat ‘Thomas Blood gratie krijgt voor zijn verraad, moorden en misdaden.’ De dief eindigde als informant van de koning, maar toen hij in 1680 op 62-jarige leeftijd stierf, was het opschrift op zijn grafsteen niet zo vleiend.
‘Laten we blij zijn dat het zijn tijd was om te sterven,’ aldus de laatste woorden over deze schurk.