Dynastie van beulen

Verminking en onthoofding waren dagelijkse kost voor de Franse familie Sanson. 200 jaar lang oefenden ze met trots hun bloedige en goedbetaalde ambacht uit als beulen - maar het succes had een keerzijde.

© Polfoto/Corbis & Shutterstock

In de zomer van 1662 viel Charles Sanson de Longeval bij een veldtocht in de buurt van Dieppe van zijn paard, en raakte zo ernstig gewond aan zijn been dat hij niet meer kon lopen.

Gelukkig nam een man uit de buurt hem mee naar zijn huis dat buiten de stadsmuur lag, niet ver van het kerkhof. Pierre Jouanne, zo heette deze man, verbond Charles’ wonden en liet hem blijven tot hij was opgeknapt.

Voordat de jonge soldaat wegging, schreef hij in zijn dagboek: ‘In dit huis werd ik getroffen door een ziekte die nog erger is dan de kwaal die ik al had; ik vertrek, dolverliefd op een meisje dat Marguerite heet, en ze is de enige dochter van mijn gastheer.’

Hij zag Marguerite vastgebonden op een bank liggen, met aan haar voet een ‘Spaanse laars’, een martelwerktuig. Haar vader stond over haar heen gebogen en riep ‘Biecht op!’

Charles verklaarde Marguerite zijn liefde. Maar zij zei dat het nooit iets kon worden. Charles begreep niet waarom, tot hij op een dag op het dorpsplein van Dieppe was, waar een executie plaatsvond.

Zoiets had Charles wel vaker gezien, maar toen hij zijn ogen op het schavot richtte, werd hij vanbinnen ijskoud. De beul was Pierre Jouanne, de vader van Marguerite. Beulen en hun families werden met afschuw en met minachting bejegend.

Charles was wanhopig maar weigerde zijn geliefde op te geven: ‘Marguerite had vanwege haar schoonheid en deugdzaamheid bij een troon geboren moeten worden, en niet bij het schavot.

En zelfs als haar vader, meester Jouanne, mensen radbraakt, dan nog zit er geen druppel bloed aan de handen die ze mij liet kussen’, schreef hij in zijn dagboek.

Toen bekend werd dat hij verliefd was geworden op de dochter van de beul werd hij door andere officieren buitengesloten. Charles besloot daarop om Frankrijk te verlaten en hij zocht Marguerite op om afscheid te nemen.

Bij aankomst hoorde hij gekreun uit de schuur komen. Hij zag Marguerite vastgebonden op een bank liggen, met aan haar voet een ‘Spaanse laars’, een martelwerktuig. Haar vader stond over haar heen gebogen en riep ‘Biecht op!’

Charles stormde naar binnen en hield Jouanne tegen. De oude beul legde uit dat hij wilde dat zijn dochter zou opbiechten wie haar minnaar was. Charles bekende onmiddellijk en zei dat hij met Marguerite wilde trouwen.

Maar Jouanne aarzelde. Hij was ervan overtuigd dat Charles hem vanwege zijn werk als beul verachtte – en daarmee zijn dochter.

Charles kon Marguerite maar op één voorwaarde krijgen: als hij zelf beul zou worden en in de schande en de lots­bestemming van zijn nieuwe familie zou gaan delen.

Hier stopt het dagboek van Charles. Maar het officiële register van Rouen vertelt de rest van het verhaal: ‘Terwijl hij bezig was een zekere Martin Eslau te radbraken, vroeg beul Pierre Jouanne zijn schoonzoon, die pas was getrouwd, het slachtoffer ook een klap toe te brengen. De schoonzoon verloor vervolgens het bewustzijn en werd door de menigte uitgefloten.’

© Shutterstock

Zes generaties met bloed aan hun handen

Charles Sanson had altijd gedroomd van een heldenrol op het slagveld, maar hij eindigde als een geminachte beul. En dat terwijl de liefde waarvoor hij alles had opgeofferd, maar kort duurde.

Een paar jaar na de bruiloft stierf Marguerite in het kraambed; ze liet een zoon na. Charles begreep dat ze de basis hadden gelegd voor een dynastie van beulen.

Charles was de eerste en zijn zoon was gedoemd in de voetsporen van zijn vader en opa te treden. Alleen de dood kon Charles Sansons nakomelingen bevrijden van het lot waarmee ze waren opgezadeld. Er zijn in totaal zes Sanson-beulen geweest, van wie de laatste een familiekroniek schreef.

Parijs maakte beulenfamilie rijk

Charles Sanson bleef tot 1699 werkzaam als beul. Maar het ging hem niet in de koude kleren zitten en zijn zoon, die ook Charles heette, nam zijn taken op zich. De familie was inmiddels naar Parijs verhuisd en had de functie van stadsbeul overgenomen.

Dit was het summum voor beulen en de Sansons werden rijk. In 1707 kocht Charles, tweede in de beulendynastie, een statig paleis midden in de stad.

Hier leidde hij een vredig en comfortabel leven, en achter de hoge tuinmuren probeerde hij zo goed hij kon zijn werk te vergeten.

Maar dat duurde nooit lang. Want altijd kwam er weer een nieuwe ter dood veroordeelde op het schavot die Charles met zijn hamer, gloeiende tangen en bijl moest martelen en executeren.

Beulen hadden bij executies een kap op, en droegen in het gewone leven bloedrode kleding, zodat ze voor iedereen herkenbaar waren.

© Polfoto/Corbis & Shutterstock

Beulen waren herbergier of klerenkoopman

Beul gaf armen medische hulp

De zoon van Charles, Jean Baptiste, was pas zeven jaar toen hij, de derde in de Sanson-dynastie, beul van Parijs werd. Zijn moeder Marthe zorgde ervoor dat haar zoon ondanks zijn jonge leeftijd de functie van zijn vader kon bekleden.

De betrekking van stadsbeul van de Franse hoofdstad was bijzonder lucratief, dus Marthe wilde niet dat de familie deze kwijt zou raken. Aanvankelijk voerden anderen het zware karwei uit, maar Jean was wel altijd aanwezig, eerst als toeschouwer en later als helper.

Jean leek de enige Sanson te zijn die van het werk als beul genoot of het ten minste interessant vond. Hij bracht veel tijd door rond het schavot en misschien droeg zijn fascinatie voor anatomie en geneeskunde eraan bij dat hij het nog lang in dit gruwelijke vak uithield.

Wie Jean Baptiste Sanson ontmoette, omschreef hem als een vriendelijke en zorgzame man. Als hij ’s ochtends na de mis in de Sint-Laurentiuskerk thuiskwam, stond er een rij mensen op hem te wachten.

Het waren de armen uit de buurt die hulp zochten bij de beul, die verstand had van geneeskunde. Als hij geen mensen doodde, was Jean Baptiste bezig zijn medemens te genezen.

Jean kreeg zeven zoons, die allemaal in een ander deel van Frankrijk beul werden. Als Jean Baptiste de familie in zijn deftige paleis had verzameld, zat hij als een beulenpatriarch aan het hoofd van de tafel.

Tegenover hem zat zijn moeder en tussen hen in zaten de zeven beulszonen, die vaak met de naam van hun werkgebied werden aangesproken: Monsieur d’Orleans, Monsieur de Reims, Monsieur de Soisson …

Executie Damiens schokte beul

Jean Baptiste droeg nog steeds de meest eervolle titel: Monsieur de Paris. Maar in de praktijk voerde zijn oudste zoon, Charles Henri, het werk van zijn vader uit.

Charles, de vierde in het geslacht Sanson, wilde eigenlijk arts worden en studeerde in Leiden totdat hij het bericht kreeg dat zijn vader ernstig ziek was. Hij moest spoorslags naar Parijs terug om zijn vader op te volgen.

Het nieuwe leven van Charles begon nogal dramatisch. In 1757 had de verwarde godsdienstfanaat Robert-François Damiens getracht koning Lodewijk XV te vermoorden.

Zijn poging mislukte, maar Damiens werd tot de wreedste straf veroordeeld: eerst werd de hand waarmee hij het mes had vastgehouden met zwavel afgebrand. Daarna werd hij overal met tangen geknepen, waarna de wonden met gesmolten lood werden gevuld.

Tot slot werd hij door vier paarden aan stukken gescheurd, waarna zijn lichaam op de brandstapel ging.

Pijnlijke dood aanslagpleger

Robert-François Damiens trachtte in 1757 Lodewijk XV neer te steken. Om erachter te komen of hij in een complot zat, martelde beul Sanson hem. De koning hield slechts een oppervlakkige schram aan de aanslag over. Maar Damiens kreeg de zwaarste straf.

© Art Archive

Straf 1: Brandmerking

Eerst werd de hand van huurmoordenaar Robert-François Damiens weggebrand met zwavel.

© Art Archive

Straf 2: Gloeiende tangen

Daarna kneep de beul Damiens op diverse plekken met tangen en vulde de wonden met gesmolten lood.

© Art Archive

Straf 3: Vierendelen

Damiens werd met armen en benen aan vier paarden gebonden. Pas toen Sanson nog twee paarden haalde en pezen afsneed werden de ledematen afgerukt.

© Art Archive

Straf 4: Op de brandstapel

Tot slot werden romp, armen en benen op de brandstapel gegooid; volgens ooggetuigen leefde Damiens nog. Zijn gruwelijke dood schokte zelfs de beul.

Op de dag van de executie ging alles mis. De assistent die de 17-j­arige Henri zou helpen, was stomdronken en had verzuimd de benodigdheden voor de terechtstelling aan te schaffen.

Daarom moest Henri, gevolgd door een grote mensenmassa, allerlei winkels langs om zwavel, lood en andere spullen in te kopen. En intussen zat de ongelukkige Damiens op het schavot te wachten.

Eindelijk begon de executie en na vele martelingen werd Damiens tussen vier paarden vastgebonden. Toen bleken de paarden niet sterk genoeg te zijn om hem te verscheuren.

Er werden nog twee paarden aan Damiens gebonden, maar dat hielp niet. Ten slotte moesten de beul en zijn helpers de pezen in Damiens’ armen en benen doorhakken tot zijn ledematen loslieten.

De groteske vertoning duurde al vier uur maar was nog niet voorbij. Toen de geestelijke op Damiens af liep, bleek hij namelijk nog te leven, ook al was hij nog slechts een romp zonder ledematen.

Ooggetuigen beweerden dat Damiens’ kaak bewoog alsof hij iets zei toen zijn resten op de brandstapel werden gegooid.

Sanson werd mode-icoon voor adel

Ondanks deze slechte start had Henri al gauw succes in het beulsvak. De charmante, begaafde en goed geklede beul werd een beroemdheid in Parijs.

Duizenden verdrongen zich voor zijn executies en kleedden zich zoals hij. De overheid wilde dat niet en verbood hem de modekleur blauw te dragen.

Charles liet daarop nog veel fraaiere kleding in het groen maken, waarop een nieuwe rage losbarstte. Jonge mannen van adel liepen in een jacquet à la Sanson.

Maar ondanks zijn grote roem en rijkdom zou Charles nooit of te nimmer deel uitmaken van de ‘beau monde’. Toen hij op een dag op jacht was, stopte hij bij een kroeg om iets te eten.

Hier raakte hij met een alleraardigste dame van adel aan de praat. Charles was zoals altijd welbespraakt en piekfijn gekleed en wist haar zodanig in te palmen dat ‘… het leek alsof onze harten zich met het gesprek bemoeiden’, zoals hij in zijn dagboek schreef.

Toen het eten voorbij was, liet Charles zijn paard en wagen halen en hij bedankte de jongedame voor haar gezelschap, terwijl hij een diepe buiging maakte en haar hand kuste.

Toen Charles het vertrek verliet, hoorde hij hoe iemand de dame vroeg: ‘Madame, weet u wie die jonge man was met wie u zojuist samen gegeten heeft? Hij is de beul van Parijs.’

De adellijke dame viel zowat flauw. Ze huilde, nam een glas water en begon koortsachtig haar handen te wassen: ze had immers een beul aangeraakt!

Beul doodde zijn droomvrouw

Door de Franse Revolutie veranderde de sociale positie van de beul in één klap. Hij werd de held van de revolutie die de maatschappij van de adellijke parasieten en vijanden van het volk bevrijdde.

Nu werd Sanson geen ‘beul’ genoemd maar ‘wreker van het volk’. Men wilde ook een beulsuniform laten ontwerpen door de kunstenaar David, maar daar stak de ijdele Charles Henri een stokje voor.

In de chaotische en bloederige revolutiejaren werden er liefst 2918 edelen, priesters en burgers onthoofd, en ook Lodewijk XVI.

Lodewijk XVI liet talloze onderdanen executeren. Uiteindelijk stond hij zelf oog in oog met een Sanson op het schavot.

© RMN/Jamila Hebari

Maar vooral één terechtstelling viel Henri zwaar.

In zijn jeugd had hij abt Gomart leren kennen. Deze oude geestelijke begeleidde de ter dood veroordeelden naar het schavot en was regelmatig te gast in huize Sanson. De abt had het vaak over zijn jonge, mooie en zachtaardige nichtje Jeanne.

Door de manier waarop de abt zijn nichtje beschreef, werd Henri nieuwsgierig en op een avond ging hij naar haar huis. Hij wachtte tot ze naar buiten kwam en volgde haar.

Jeanne merkte dit, maar had er niets op tegen dat deze knappe jonge man haar het hof maakte. Die avond en nog vele avonden daarna wandelden ze onder de lantaarns van de Tuilerieën.

Hun gevoelens werden bij elke ontmoeting sterker, maar tot een huwelijk kwam het niet. Jaren later zouden ze elkaar echter weer tegenkomen.

‘Dood me niet! Waar zijn de rechters? Ik heb niet alles bekend, ik heb niet alles bekend; ik moet ze spreken!’ De minnares van Lodewijk XV tegen haar beul.

Dit keer niet in het zachte schijnsel van de lantaarns in de Tuilerieën, maar in een kille kerker. Ze waren niet langer Charles en Jeanne, maar beul en slachtoffer.

Hij een held van de revolutie, zij de barones du Barry, en minnares van Lodewijk XV.

In zijn dagboek beschreef Charles hun laatste ontmoeting: ‘Toen ze mij zag, schreeuwde ze en sloeg ze haar handen voor haar ogen. Ze viel op haar knieën, terwijl ze gilde “Dood me niet! Waar zijn de rechters? Ik heb niet alles bekend, ik heb niet alles bekend; ik moet ze spreken!” Een van mijn assistenten kwam haar haren afknippen, maar ze verzette zich zo hevig dat hij de grootste moeite had om haar handen vast te binden.’

Madame du Barry en Henri Sanson hadden ooit iets samen. Maar daar had zij niets aan bij hun weerzien op het schavot, waar ze belandde wegens haar banden met het koningshuis.

© Scala

‘Uiteindelijk gaf ze zich over, maar ze huilde zoals ik nog nooit eerder een vrouw had horen huilen. Ik was erger aangedaan dan de anderen, want deze vrouw herinnerde mij aan mijn jeugd, aan de tijd dat ik haar kende. Ze was buiten zinnen toen ze de guillotine zag en ze vocht met mijn assistenten en probeerde ze te bijten. Ze was buitengewoon sterk en het duurde drie minuten voor ze haar op het platform hadden. Ze zag er vreselijk uit en verzette zich tot het einde.’

Zijn ervaringen tijdens de revolutie waren zelfs voor een doorgewinterde beul als Henri te veel. Hij werd steeds gedeprimeerder, kromp bij het minste of geringste geluid ineen en meed het gezelschap van andere mensen.

Als hij aan tafel ging om te eten, dacht hij dat er bloedvlekken op het tafellaken zaten. Uiteindelijk stortte hij in en moest zijn broer Martin zijn taken overnemen.

Charles Henri Sanson toont het hoofd van Lodewijk XVI. Later zou de beul zeggen dat de koning ‘waardig’ was gestorven.

© Polfoto/AKG-Images

Het ging daarna snel bergafwaarts met Charles Henri. Op zijn sterfbed riep hij zijn zoon bij zich: ‘Henri’, zei hij, we moeten ons lot als een man dragen. Er bestaat geen enkele reden om te hopen dat de wereld daarbuiten je ooit zal accepteren. Jouw afkomst zal nooit worden vergeten of vergeven. Kies nooit een ander vak voor jezelf of je zoon.’ Toen blies hij zijn laatste adem uit.

Guillotine van de stad verpand

Henri, vijfde in de Sanson-dynastie, nam deze woorden van zijn vader ter harte en bereidde ook zijn zoon Henri Clement voor op overname van het beulsambt in Parijs.

De zoon zette met tegenzin de familietraditie voort. De eerste keer dat hij met zijn vader bij een executie was, werd hij zo bang toen hij zag hoe een beulsknecht een lichaam zonder hoofd in een kist stopte terwijl een ander het bloed opdweilde, dat hij wegliep.

Maar gaandeweg legde ook Henri Clement zich bij zijn lot neer. Hij vervulde zijn plicht tot hij op een dag in 1847 een verzegelde brief kreeg. Het was zijn ontslagbrief.

Henri Clement, de zesde beul van de Sanson-dynastie, zou de laatste zijn. De reden waarom hij stopte was echter minder eervol dan z’n voorvaderen zouden hebben gehoopt: hij was ondanks het feit dat hij als stadsbeul van Parijs een vermogen verdiende, zo erg in geldnood gekomen dat hij de guillotine van de stad had verpand.

Henri Clement stond in de hal toen hij zijn ontslagbrief las, omringd door portretten van zijn voorgangers. Hij liet een bediende komen en vroeg om een schaal water.

Plechtig waste hij zeven generaties bloed van zijn handen. Kort daarna verkocht Henri Clement Sanson het paleis van de familie.

Hij vertrok voorgoed uit Parijs en vestigde zich op een onbekende plek waar niemand wist wie hij was en wat hij had gedaan.