Wilde klopjacht op ijskoude crimineel
In mei 1978 vlucht de crimineel, meesterontsnapper en vermommingsexpert JACQUES MESRINE uit de zwaarbeveiligde La Santé-gevangenis in Parijs. De grootste klopjacht uit de Franse geschiedenis volgt. Tijdens zijn vlucht pleegt Mesrine nieuwe misdaden, en hij sterft liever dan dat hij weer in de cel belandt.

Mesrine voor zijn ontsnapping uit de gevangenis La Santé.
Rond etenstijd op 8 mei 1978 is de Parijse politie in de hoogste staat van paraatheid.
Met wegversperringen blokkeren agenten alle grote uitvalswegen, ze bewaken treinstations en luchthavens, en 1000 extra politiemensen zijn uit de provincie gehaald.
Een paar uur eerder is de crimineel Jacques Mesrine gelukt wat onmogelijk leek: met een medegevangene, bankrover François Besse, is hij uit de zwaarbeveiligde gevangenis La Santé ontsnapt.
Ze hebben met binnengesmokkelde wapens bewakers overmeesterd, hun uniformen aangetrokken en zijn naar buiten gelopen.
De ontsnapping van Mesrine is groot nieuws op alle Franse radio- en tv-zenders en de politie wordt voortdurend gebeld door opgewonden burgers die Mesrine gezien denken te hebben, van Marseille tot Straatsburg aan toe.
De goedbedoelde tips kloppen echter niet. Terwijl elke Franse politieman op zoek is naar de ontsnapte gevangenen, geniet Mesrine van een biefstuk en een goed glas champagne in een appartement in Les Invalides, in hartje Parijs, dat door een handlanger is gehuurd.
Terwijl hij eet volgt hij de klopjacht op televisie en vermaakt zich kostelijk.
Een levensgevaarlijke gentleman
Al lang voor zijn ontsnapping is de 42-jarige Mesrine berucht om zijn lef. Zijn dossier bevat enkele grote overvallen, en al drie keer is hij uit de gevangenis ontsnapt.
Als hij vrij is leeft hij op grote voet, draagt dure kleding, bezoekt chique nachtclubs en omringt zich met mooie vrouwen. Het publiek bekijkt hem met een mengeling van afschuw en fascinatie.
Mesrine is charmant, hoffelijk en niet gauw bang en zet de politie graag voor schut, maar hij is ook ziekelijk gefixeerd op zijn reputatie en extreem gevaarlijk.
In 1972 doodde hij na een ontsnapping uit een Canadese gevangenis zomaar twee parkwachters die hem herkenden.
Nu, zes jaar later, is hij weer op de vlucht, beroemder en beruchter dan ooit. In de dagen na zijn ontsnapping gaan agenten al zijn vrienden en kennissen af, en de politie verklaart optimistisch dat hij binnen enkele dagen weer achter slot en grendel zal zitten.
In werkelijkheid hebben ze geen spoor van de gangster, die samen met François Besse nieuwe misdaden beraamt.
Op de ochtend van 16 mei stappen de twee mannen een kleine wapenhandel bij Gare de l’Est binnen en richten hun wapens op de eigenaar en zijn broer.
Besse maakt de doodsbange wapenverkopers met handboeien aan elkaar vast, terwijl Mesrine 20.000 franc uit de kassa haalt en rustig het assortiment bekijkt.
Met kennersblik beoordeelt hij verschillende wapens, hij weegt ze in zijn handen en ontgrendelt ze.
Na enige tijd kiest hij twee 9 mm-pistolen en acht revolvers met een groot kaliber. Mesrine neemt ook 700 patronen mee. Hij doet de buit in een sporttas en verlaat met zijn kameraad de winkel.
Eerst kan de politie nauwelijks geloven dat Mesrine achter de wapenroof zit.
Zelfs hij zou niet zo roekeloos zijn om op klaarlichte dag midden in Parijs een wapenhandel te overvallen, met alle agenten van de stad op zijn hielen.
Als de waarheid tot de politie doordringt, houdt Mesrine zich alweer met andere zaken bezig in het chique vakantieoord Deauville in Normandië, waar de Franse jetset het plaatselijke casino frequenteert.
Mesrine zoekt politie voor de lol op
Het is bijna 23.00 uur als Jacques Mesrine en François Besse op 27 mei het politiebureau van Deauville binnengaan en de twee agenten achter de balie aanspreken.
‘Ik ben inspecteur Dorner van de kansspeleenheid’, zegt Mesrine, alsof hij werkt bij de dienst die de exploitatie van casino’s regelt.
‘Ik wil de inspecteur spreken.’
‘Die is er niet’, antwoordt een agent.
‘Oké, dan zie ik hem later wel weer’, zegt Mesrine, en hij vertrekt.
Dit bezoekje dient geen enkel praktisch doel. Mesrine wil alleen maar laten zien dat hij absoluut niet bang is voor de politie.
Vijf minuten later wordt de agent met wie hij sprak plotseling lijkbleek.
‘Dat was Mesrine’, weet hij uit te brengen.
‘Welnee, je bent gek geworden. Inspecteur Dorner was een stuk langer en jonger dan die rotzak’, zegt de andere agent.
Intussen zijn Mesrine en Besse al op weg naar het casino, waar ze zich als medewerkers van het ministerie van Justitie voordoen die een oplichtingszaak onderzoeken.
Ze zwaaien wat met een officieel uitziend pasje en vragen naar de directeur van het casino, M. Marzin. Deze krijgt een wapen onder zijn neus en moet ze naar de kluis van het casino brengen.
‘Ik ben Jacques Mesrine. Je hebt ongetwijfeld wel eens over me gehoord’, zegt Mesrine tegen de hevig geschrokken kassier.
Net als de twee overvallers het casino willen verlaten in een gestolen Simca Rally, komt de eerste politieauto aan. Een medewerker van het casino heeft ongemerkt op een alarmknop gedrukt en de politie gewaarschuwd.
Mesrine schiet meteen op de agenten, en tijdens een hevige schotenwisseling bereiken ze de Simca. Mesrine rijdt plankgas weg door Deauville.
Twee politieauto’s komen hem tegemoet rijden, maar Mesrine schiet er met 100 kilometer tussendoor.
De agenten vangen een glimp van hem op, lachend achter het stuur. Verderop schiet hij een kleine zijweg in. Terwijl het bloed uit een schotwond in de arm van Besse stroomt, ziet Mesrine in de spiegel een sliert politieauto’s in volle vaart rechtdoor rijden. Ze hebben hun achtervolgers afgeschud, althans voor zolang als het duurt.
Iets buiten Deauville komen ze weer in de problemen. Ze stuiten op een wegversperring van de politie.
Mesrine geeft gas en scheurt er dwars doorheen. De agenten moeten opzij springen.
Ze krabbelen snel weer op en vuren een kogelregen af op de vluchtauto. Mesrine en Besse worden niet geraakt, maar de versnellingsbak en een band wel.
Vijf kilometer verderop verliest Mesrine de controle over het stuur en crasht. De mannen raken niet ernstig gewond, maar de Simca is total loss.
In de dagen erna wordt de klopjacht opgevoerd. Politiehelikopters, gepantserde jeeps, motoren en agenten te voet kammen het gebied uit.
Honderden agenten werken vrijwillig in hun vrije tijd, want iedereen wil de ultieme overwinning meemaken: de arrestatie van Mesrine.
Het kan niet lang meer duren.
Hoewel Besse verzwakt is door zijn verwonding, leggen de twee mannen ’s nachts vele kilometers te voet af door het Normandische land. Overdag lopen ze kleine stukjes, van schuilplaats naar schuilplaats.
Na enkele dagen op de vlucht gijzelen ze een gezin dat op een boerderij woont en eisen dat ze naar Parijs worden gereden.
Op een verlaten stuk weg stappen ze uit de auto, naar later blijkt vlak voor een wegversperring van de politie. Ze stelen een roeiboot en ontsnappen midden in de nacht via een rivier aan het fijnmazige vangnet dat de politie voor ze heeft uitgezet.
Al deze gebeurtenissen – de overval in Deauville, het vuurgevecht, de doorbraak door de wegversperring en natuurlijk het bezoekje aan het politiebureau dat eraan voorafging – voegen een nieuw hoofdstuk toe aan het verhaal van de brutale stunts van Mesrine.
Veel Fransen steken hun bewondering voor hem dan ook niet onder stoelen of banken.
Achter zijn masker van bravoure verbergt Mesrine zijn ware aard: hij is een geslepen man die zijn overvallen altijd minutieus voorbereidt.
Het leven op de vlucht is gesneden koek voor Mesrine, hij is gewend om voorzorgsmaatregelen te nemen.
Hij is een meester in vermommingen en draagt zijn bijnaam ‘de man met de 1000 gezichten’ niet voor niets.
Hij heeft meerdere schuiladressen, die alleen zijn vertrouwelingen kennen. Bovendien gebruikt hij vele identiteiten en grossiert hij in valse papieren.

De gevangenis La Santé-zou volkomen veilig zijn – totdat Jacques Mesrine ontsnapte.
Bij bankoverval strak in het pak
De overval in Deauville was een mediahype, en Mesrine geniet van alle publiciteit, maar de buit is bescheiden, 13.000 franc, geld dat als sneeuw voor de zon verdwijnt.
Mesrine zit in geldnood en er moet iets gebeuren. Om 7 uur ’s ochtends op 30 juni kloppen hij en Besse aan bij Jean-Claude Martigny, die bij een filiaal van de bank Société Générale werkt.
‘Politie, doe open’, roept Mesrine.
Door het spionnetje ziet de vrouw van de bankmedewerker twee goedgeklede mannen. Ze doet open. In de hal stelt Mesrine zich voor.
‘Misschien herken je me. Ik ben Jacques Mesrine, en ik heb geld nodig’, zegt hij met een glimlach en trekt zij n pistool.
Mesrine vraagt om een kop koffie, en de rovers zitten een paar uur bij het gezin. Mesrine vertelt over zijn leven.
Hij kletst wat met de 11-jarige dochter van het gezin, en vertelt de vrouw van de bankmedewerker dat haar koffie de beste is die hij ooit gedronken heeft.
Later zal ze zeggen dat ze zelden in haar leven zo’n beleefde man heeft ontmoet.
Als de bank bijna opengaat, verlaat Mesrine het huis samen met Jean-Claude Martigny.
Zolang de bankmedewerker doet wat hem gezegd wordt, zal Besse goed op zijn vrouw en dochter passen, krijgt hij te horen.
In het kantoor van Jean-Claude Martigny bij de Société Générale ziet de bankdirecteur de ernst van de situatie in en hij brengt ze naar de kluis.
Hier krijgt Mesrine 450.000 franc, en hij rijdt samen met de twee bankmedewerkers in de Peugeot van Jean-Claude Martigny weg. Ze stoppen bij een tankstation, waar Mesrine
Besse belt. Die vertrekt en laat de gijzelaars achter. Mesrine stapt bij Gare du Nord uit de auto en gaat in de menigte op.
De autoriteiten zijn gefrustreerd. Weer worden de uitvalswegen uit Parijs versperd, weer tevergeefs.
En weer staat de politie machteloos, want ze kan geen enkel spoor vinden van de meest gezochte crimineel van het land.
Mesrine geeft interview op de vlucht
Een paar weken later, medio juli, ontmoet Mesrine de 27-jarige prostituee Sylvie Jeanjacquot in een bar in Parijs.
De mooie, donkerharige vrouw raakt zo gefascineerd door de charmante gangster dat ze bereid is haar leven te riskeren door samen met hem te vluchten.
Begin augustus ziet de politie tot haar ergernis een groot interview met Mesrine in het blad Paris Match.
En hoewel de politie de journalist verhoort, komt ze niet op het spoor van de gangster. Zoals zoveel Parijzenaars is Mesrine de hitte in de stad ontvlucht om met zijn nieuwe vriendin en wat vrienden op vakantie te gaan, eerst naar Italië en dan naar Londen.
De politie vertelt af en toe dat ze nieuwe aanwijzingen heeft die naar Mesrine kunnen leiden, maar in werkelijkheid staat ze met lege handen.
De meldingen zijn een krampachtige poging om iets te doen aan de openlijke kritiek op het functioneren van het politiekorps.
Op 10 november krijgt de pers het nieuwe, grote Mesrine-verhaal waar ze al zo lang op heeft zitten wachten.
Om 7 uur ’s avonds belt Mesrine aan bij rechter Charles Petit, die hem eerder naar de gevangenis gestuurd heeft.
Hij is in gezelschap van de onervaren Jean-Luc Coupé, omdat geen van zijn gebruikelijke, professionele kameraden zijn vingers wilde branden aan deze nieuwe bevlieging.
De rechter is niet thuis, maar de twee dwingen zijn vrouw, madame Petit, om hen binnen te laten in het appartement op de tweede verdieping.
Hier zegt Mesrine dat ze op de rechter zullen wachten, en terwijl Coupé madame Petit en haar dochter bewaakt, doorzoekt Mesrine intussen het appartement.
Jean-Luc Coupé kwijt zich echter niet goed van zijn taak. De dochter van de rechter hoort iets bij de voordeur en neemt aan dat het haar broer is, die op bezoek zou komen.
Ze sluipt naar de hal en fluistert dat hij de politie moet bellen. Als Coupé haar terughaalt naar de woonkamer weet hij niet dat ze al ontdekt zijn.
Mesrine legt de gijzelaars uit wat hij komt doen: hij wil dat Charles Petit zijn invloed bij het ministerie van Justitie gebruikt om de zwaarbeveiligde afdelingen in alle Franse gevangenissen, waar de omstandigheden bar slecht zijn, open te stellen. Als dat niet gebeurt dreigt Mesrine rechters te gaan liquideren.

Het blad Paris Match had een enorme scoop met het interview met Mesrine.
Terwijl de gangster aan het praten is, kijkt hij uit het raam en ziet tot zijn grote schrik een aantal politieauto’s aan komen rijden.
Maar de agenten weten niet goed wat ze moeten doen. Ze hebben geen idee dat de meest gezochte man van Frankrijk zo dichtbij is.
Mesrine spoort Coupé aan om iets te doen, maar die lijkt wel verlamd van schrik en kan maar met moeite op de been blijven. Mesrine laat hem achter en rent de trap af. Beneden aangekomen staat hij plotseling oog in oog met gewapende politieagenten.
‘Snel, Mesrine is boven!’, roept hij.
Dat heeft meteen effect. Alle agenten rennen door naar boven, terwijl Mesrine doodgemoedereerd naar buiten loopt, waar een jonge agent alleen de wacht houdt.
Mesrine houdt de agent onder schot en maakt hem met zijn handboeien aan een regenpijp vast. Dan haast hij zich naar een metrostation en verdwijnt.
Jean-Luc Coupé wordt gearresteerd, en zoals Mesrine al verwachtte kan hij zijn mond niet houden.
Eerst ontkent hij Mesrine te kennen, maar later bezwijkt hij onder de verhoormethoden van de politie en speelt open kaart. Coupé verklapt enkele schuiladressen van Mesrine, waar de politie vervolgens gaat posten. Maar Mesrine is slim genoeg om niet naar de adressen te gaan die Coupé kent.
Als agenten de appartementen doorzoeken, kunnen ze hun ogen niet geloven.
Ze vinden er een hele garderobe van maatpakken, een kist champagne, twee gasmaskers, drie kogelvrije vesten, een radio die op de politieradio is afgestemd, een kist geweren, vijf machinegeweren, tientallen handgranaten en zes revolvers.
In slechts zes maanden tijd heeft Mesrine genoeg wapens verzameld om er een kleine militie mee te bewapenen.
De politie houdt de pijnlijkste details van de vlucht van Mesrine uit het appartement van Petit geheim.
Deze informatie komt pas later aan het licht. Mesrine wordt razend van woede over het gebrek aan details in de pers. Hij vindt dat hij niet de erkenning krijgt die hij verdient.
Ontvoering met het oog op later
Na de jaarwisseling begint het geld weer op te raken. Mesrines extravagante levensstijl en zijn vele Parijse appartementen kosten een paar centen.
Mesrine droomt van een grote klapper die hem voor langere tijd van geld kan voorzien. Hij is van plan om een rijke industrieel te ontvoeren en een enorme som losgeld te eisen.
Samen met een metgezel maakt hij een lijst van potentiële slachtoffers en onderzoekt systematisch hun leven: waar ze wonen, welke veiligheidsmaatregelen ze getroffen hebben, en zelfs hoe hun karakter is.
Mesrine houdt niet van lastige gijzelaars die in paniek raken en hysterisch worden. De grondige voorbereiding is kenmerkend voor zijn werkwijze.
De datum van de ontvoering staat al geruime tijd van tevoren vast, en hij heeft niet alleen alle denkbare vluchtwegen in kaart gebracht, maar hij weet zelfs hoe laat de zon die dag ondergaat en wat de stand van de maan is.
Terwijl hij bezig is met het voorbereiden van de ontvoering, wordt zijn vroegere maat François Besse in Brussel gearresteerd. Hoewel hij het jammer vindt, maakt Mesrine zich geen zorgen; hij komt er niet door in gevaar.
Op 21 juni 1979 slaan Mesrine en zijn nieuwe kameraad hun slag. Ze rijden over de oprijlaan naar de voordeur van een landhuis bij Le Mans, kloppen aan en vragen naar de 82-jarige gepensioneerde bankeigenaar en industriemagnaat Henri Lelièvre.
Ze stellen zich voor als plaatselijke politieagenten, tonen hun legitimatie en verzoeken Lelièvre beleefd om mee te gaan naar het politiebureau omdat ze zijn hulp nodig hebben bij een zaak.
Henri Lelièvre stapt nietsvermoedend in hun auto en wordt naar een gehuurd huis in het Loiredal gebracht.
Ruim een maand later halen de ontvoerders de buit binnen. De zoon van Henri Lelièvre is bereid om een losgeld van zes miljoen franc voor zijn vader te betalen, en Mesrine stippelt een route uit die de zoon met het geld moet rijden.
Op deze manier kan de gangster op veilige afstand toezien of er geen politie bij aanwezig is. Na de betaling wordt Henri Lelièvre in Parijs vrijgelaten. Hij is ongedeerd.

Sylvie kreeg van Mesrine 180 liefdesbrieven met illustraties, hoewel ze bijna altijd bij elkaar waren.
Mesrine is op van de zenuwen
Hoewel Mesrine nu rijk is, verschaft hem dat niet de rust waarop hij gehoopt had. De politie verhoort iedereen die ooit ook maar iets met hem te maken heeft gehad, en looft hoge beloningen voor tips uit.
Mesrine wordt extreem voorzichtig. Hij sluit zich steeds meer op met zijn geliefde Sylvie. Af en toe is hij nog even charmant en beleefd als hij in vroeger dagen was, maar steeds vaker barst hij in woede uit over kleine dingen, en hij raakt aan de drank. Hij kan de druk niet aan.
In een volgend interview vertelt Mesrine aan een journalist dat hij liever sterft dan dat hij weer in de gevangenis komt.
Hij waarschuwt ook dat hij altijd pistolen en handgranaten bij zich heeft en niet zal aarzelen die te gebruiken als de politie hem probeert te arresteren.
Politie en politiek schamen zich dat ze de meeste gezochte man van Frankrijk niet kunnen pakken. President Valéry Giscard d’Estaing neemt de zaak hoog op.
Hij zou de minister van Binnenlandse Zaken Christian Bonnet een ultimatum stellen: of Mesrine wordt heel snel uitgeschakeld, of de minister mag meteen op zoek gaan naar een nieuwe baan.
In augustus krijgt de minister de rivaliserende Franse politiekorpsen zo ver dat ze intensief samenwerken bij het opsporen van Mesrine, en een maand later weet de politie eindelijk te traceren waar hij zich ophoudt.
Slotakkoord in november
De journalist Jacques Tillier, die voor het rechtse blad Minute schrijft, wordt op 10 september neergeschoten. In een open brief aan de Franse kranten eist Mesrine de aanslag op.
Hij beweert dat Tillier voor de politie spioneert.
Wat er precies is gebeurd is onduidelijk, maar de gewonde journalist weet de politie te vertellen dat Mesrine werd vergezeld door een man met een zwarte snor en een Marseillaans accent.
Evenals Mesrine zelf had hij een tirade afgestoken tegen de zwaarbeveiligde afdelingen in Franse gevangenissen.
De politie vermoedt dat de man zelf in een zwaarbeveiligde afdeling heeft gezeten, en start een systematisch onderzoek naar ex-gedetineerden.
Ze bekijkt er ongeveer 100. De meesten van hen vallen al meteen af vanwege hun uiterlijk, maar 20 personen worden aan een nader onderzoek onderworpen.
Een van hen is Charly Bauer, een crimineel uit Marseille, die 16 jaar heeft gezeten voor een gewapende overval.
Tijdens zijn detentie kreeg hij vaak bezoek van een vrouw, en zij en Charly Bauer zelf zijn spoorloos verdwenen.
Een Renault 14 die op naam van de vrouw staat, heeft bij Gare St. Lazare in Parijs echter enkele parkeerboetes gekregen. Op 24 oktober vindt de politie de auto, en niet lang daarna duiken Charly Bauer en zijn vriendin op.
De politie heeft nog geen idee of Bauer hen naar Mesrine zal leiden. Een week lang schaduwen agenten het stel dag en nacht. Dan komt de doorbraak. Op 31 oktober stopt de Renault voor nummer 35-37 in Rue Belliard.
Bauer en zijn vriendin gaan naar binnen en komen al snel weer naar buiten, in gezelschap van een onbekende man en vrouw. De man is bejaard en loopt met een wandelstok, maar een van de politieagenten verstrakt.
Hij heeft Mesrine ooit aangehouden en hij herkent iets. Het is hem! En de vrouw, getooid met blonde pruik en bril, moet wel Sylvie Jeanjacquot zijn.
Op afstand volgen agenten in burger de twee paren, die al wandelend door de stad enkele winkels bezoeken.
Mesrine haalt zijn hand nooit uit zijn zak, en Sylvie heeft een zwarte tas bij zich, die misschien wel handgranaten bevat.
De agenten durven niet dichterbij te komen, want ze zijn bang voor een bloedbad midden op straat. Ze volgen de stelletjes de hele weg terug naar de woning in Rue Belliard.
Mesrine is bijna anderhalf jaar voortvluchtig en heeft er geen flauw vermoeden van dat men hem nu dicht op de hielen zit.
Ongeveer 40 politiemensen, verkleed als straatveger, vuilnisman of non, hebben het huis omsingeld.
Mesrine en Sylvie verlaten het huis de volgende dagen niet, en de politie weet niet goed wat ze moet doen.
Moet ze een inval doen en de levens van agenten op het spel zetten? Of moeten scherpschutters proberen Mesrine van ruim 100 meter afstand door het raam neer te schieten, met het risico dat ze missen en dat Mesrine weet wat er aan de hand is?
Er wordt een andere strategie gekozen. Op 2 november 1979 om 14.58 uur gaat Mesrine naar buiten, gevolgd door Sylvie.
Ze lopen al kletsend naar hun auto, een spiksplinternieuwe BMW. Mesrine opent galant het portier voor zijn vriendin, neemt achter het stuur plaats, zet de tas van Sylvie bij zijn voeten neer, doet zijn gordel om en start de motor.
Maar Mesrine en Sylvie komen niet ver. Een vrachtwagen met een dekzeil snijdt hun auto en stopt plotseling. Vier mannen met automatische wapens springen van onder het dekzeil tevoorschijn en schieten binnen luttele seconden 21 kogels door de voorruit.
Dan komt een personenauto naast de BMW staan. Vanuit de passagiersstoel richt een politieagent nauwkeurig en schiet de meest gezochte man van Frankrijk recht door het hoofd.
Doorweekt van het bloed zakt Mesrine achter het stuur in elkaar. Heel even staat de tijd stil, alsof niemand weet wat er nu moet gebeuren.
Dan komt Sylvie hysterisch gillend en zwaargewond uit de auto, terwijl de politiemensen elkaar juichend omhelzen.
Een uur lang zit Mesrine dood in de auto, omringd door honderden politiemensen, verslaggevers en toevallig passerende Parijzenaars, totdat de politie eindelijk besluit zijn lijk weg te halen.
Als agenten de tas bij zijn voeten openen, vinden ze meerdere handgranaten.

Mesrines roem duurde tot ver na zijn dood. De politie liet de pers duizenden foto’s nemen voordat zijn lijk werd weggehaald.