Polfoto/AP & Polfoto/Granger

Dokter Dood: Beestachtige seriemoordenaar gebruikte WOII als excuus

Een berg half vergane lijken in de kelder en een verkoolde hand in de kachel: niemand verliet de spreekkamer van dokter Petiot in Parijs levend.

Er stijgt al vijf dagen een dikke, zwarte rook op uit de schoorsteen van het grote huis aan de Rue Le Sueur 21 in Parijs.

De overbuurvrouw, Andrée Marçais, wordt er misselijk van. Het ruikt naar een mengsel van verbrand rubber, verhitte karamel en verkoolde biefstuk. Het is 11 maart 1944, en in Parijs staan veel appartementen leeg.

De man van mevrouw Marçais bonst een aantal keer op de deur van nummer 21, tot hij een briefje ziet met de tekst: ‘Ben een maand weg. Stuur alle post naar Rue des Lombards 18 in Auxerre.’

Geschrokken belt hij de politie, en even later verschijnen er twee agenten op de fiets. Een buurman vertelt dat het huis van dokter Marcel Petiot is, die vier kilometer verderop woont.

Hij weet ook het telefoonnummer, en als de politie belt, neemt een madame Petiot op. Ze geeft de hoorn aan haar man.

‘Bent u het gebouw binnengegaan?’ vraagt deze als de agent hem over de rook verteld heeft. ‘Blijf waar u bent. Ik ben er over een kwartier.’

De agenten wachten een half uur, en bellen dan toch maar de brandweer. Als de brandweerlui het huis binnen-gaan, wacht hun een verschrikkelijke aanblik.

In een donkere kelder staat een kachel te loeien, en als ze het deurtje opendoen, valt er een verkoolde mensenhand uit.

Onder aan de keldertrap valt het licht van hun zaklantaarns op twee bijna intacte geraamtes naast een berg botten, schedels en hoopjes rottend vlees.

Een van de brandweerlieden wordt het allemaal te veel en hij rent naar buiten om over te geven.

Inmiddels staat er een grote menigte voor het gebouw. Een bleke, bezwete man baant zich doelgericht een weg door de haag van mensen.

‘Bent u een goede Fransman?’ vraagt de man aan een van de agenten.

‘Wat is dat nou voor een rare vraag?’ antwoordt de agent verontwaardigd.

‘Moet u luisteren. De lichamen zijn van Duitsers en landverraders,’ zegt de man, die beweert de broer van de huiseigenaar te zijn. ‘Zijn de autoriteiten al geïnformeerd?’ vraagt hij vervolgens. De agent knikt bevestigend.

‘Dat is een grote vergissing, want nu is mijn leven in gevaar. Net als dat van mijn vrienden,’ zegt de man, die eraan toevoegt dat hij meteen naar huis moet om een bestand met 300 verzetsleden te vernietigen. Tegen alle voorschriften in laat de politieagent hem gaan.

Sinds juni 1940 is Parijs bezet door de Duitsers, en hoewel de Franse politie met de bezettingsmacht moet samenwerken, proberen veel agenten het verzet zo veel mogelijk te helpen.

In eerste instantie geven de agenten de man dan ook het voordeel van de twijfel.

Maar zonder het te beseffen hebben de twee dienders zojuist een van de beruchtste seriemoordenaars die Frankrijk in de 20e eeuw gekend heeft, dokter Marcel Petiot, laten ontsnappen.

De politie vond zakken met ongebluste kalk in het huis van Petiot. Hiermee droogde hij de lijken voor hij ze verbrandde.

© Polfoto/Roger Viollet

Vleeshaken aan het plafond

Korte tijd later, om 22.00 uur, arriveert commissaris Georges Massu, het hoofd van de recherche van Parijs, in de Rue Le Sueur.

Hij beziet de plaats delict: een kelder vol as, beenderen en verminkte lijken.

In de vroegere stal van het huis bevindt zich de ingang van een put van 3 à 4 meter diep. Vanuit de duisternis stijgt een onheilspellende lucht op.

Massu klimt het gat in en staat plotseling op een dikke laag ongebluste kalk en half vergane lichaamsdelen. Hij hoort de botten kraken onder zijn voeten.

De andere vertrekken van het huis lijken al lange tijd leeg te staan. Er staat een verzameling kunst, kroonluchters, meubels en andere kostbare zaken, bedekt met een dikke laag stof.

De enige uitzondering is een kamer in het achterhuis van het gebouw, die als spreekkamer van een arts is ingericht, compleet met bureau, geneesmiddelen en twee leunstoelen.

Een deur leidt naar een gang, die uitkomt op een driehoekige ruimte met geluidsisolatie. De deur van deze ruimte heeft geen klink aan de binnenkant, en aan het plafond hangen acht grote vleeshaken. In de muur zit een spionnetje.

Om 1.30 uur ’s nachts maakt Massu zich op om het huis te verlaten en naar de woning van dokter Petiot te gaan, als hij een telegram ontvangt.

De Duitsers hebben lucht van de zaak gekregen, en hebben Massu een korte boodschap gestuurd: ‘Bevel van het Duitse gezag: arresteer Petiot.

Gevaarlijke gek.’ Bij Massu gaan de alarmbellen meteen rinkelen, want als de Gestapo, de Duitse geheime politie, iemand opgepakt wil hebben, dan is deze vrijwel zeker actief bij het verzet.

Commissaris Massu neemt dan ook snel een besluit: hij geeft de opdracht om het onderzoek uit te stellen.

Petiot heeft efficiënt moordhuis

Pas om 9.30 uur de volgende dag staan er agenten voor de deur van dr. Petiot. De dokter, zijn vrouw Georgette en hun zoon van 16 zijn dan al verdwenen.

Tot ergernis van Massu worden er steeds meer aanwijzingen gevonden dat Petiot geen Duitse soldaten omgebracht heeft.

Bij een huiszoeking in de Rue Le Sueur vindt de politie 22 tandenborstels, een zwarte satijnen jurk, 7 brillen en een heleboel parfum. Een groot deel van de onherkenbare lichamen in de kelder bestaat kennelijk uit vrouwen.

Massu begint zich een beeld te vormen van wat er gebeurd kan zijn: dr. Petiot verzocht zijn patiënten, die hij vermoedelijk had gedrogeerd, het huis via de achteruitgang te verlaten.

Op die manier belandden ze regelrecht in de driehoekige gevangenenkamer. Nadat Petiot zijn slachtoffers vermoord had, moet hij ze bij de wastafel in de kelder in stukken gesneden hebben en met ongebluste kalk overgoten, waardoor ze sneller verbrandden in de kachel.

Het duurt niet lang of de zaak-Petiot leidt tot een mediaspektakel in binnen- en buitenland.

Het nieuws leidt eventjes de aandacht af van de bezettingsmacht, en de Duitsers zorgen er dan ook voor dat de zaak veel aandacht krijgt in de gecensureerde Franse dagbladen.

Petiot heet inmiddels ‘Dokter Dood’, ‘Dokter Satan’ of ‘de Slachter van Rue Le Sueur’.

De rechercheurs sporen een broer van de dokter op, die met zijn vrouw in Auxerre woont, op 150 kilometer van Parijs. Beiden worden aangehouden, maar ontkennen er iets mee te maken te hebben.

Niet veel later krijgt Massu het dossier van de Gestapo over Petiot in handen, en daar vindt hij een beter spoor.

De nazi’s blijken de dokter bijna een jaar eerder, in mei 1943, opgepakt te hebben omdat ze een gerucht hadden opgevangen dat hij een illegaal netwerk runde dat joden en Duitse deserteurs naar Zuid-Amerika hielp vluchten.

Dr. Petiot bekende, maar werd in januari 1944 plotseling vrijgelaten.

Slachtoffers denken te vluchten

Een van de bewoners van de Rue Le Sueur vertelt de politie dat ze een keer een vrachtauto zag die veel koffers bij nummer 21 afleverde.

Ze herinnert zich dat er Daumesnil op de wagen stond, en al snel hebben rechercheurs het bedrijf opgespoord en vinden ze een bon van de levering van 47 koffers met een gewicht van 683 kilo aan de Franse spoorwegen.

De ontvanger was ene Albert Neuhausen uit Auxerre. Op 30 maart 1944 treft de politie de 47 koffers op de zolder van Neuhausen aan. De man legt uit dat hij ze alleen bewaarde voor Maurice, de broer van de dokter.

De koffers bevatten kleren waarvan de merkjes verwijderd zijn, maar er zitten geen foto’s of persoonlijke papieren in. Dan meldt zich echter ene meneer Gouedo.

Hij had tijdens de eerste grote razzia van de nazi’s tegen de joden in Parijs in juli 1942 een bonthandel gekocht van zijn ex-partner, de joodse zakenman Joachim Guschinow, die een patiënt was van dr. Petiot.

De dokter had beloofd Guschinow voor 25.000 frank het land uit te smokkelen, en zijn instructies waren:

‘Verdeel alle kostbare zaken die je hebt over twee koffers. Verwijder alle identiteitsbewijzen, foto’s en initialen in de kleding. Want wat heb je aan een vals paspoort als je koffers je ware identiteit prijsgeven?’

Guschinow naaide geld in zijn jas en nam grote hoeveelheden goud, juwelen en contanten mee. Zijn vrouw bleef in hun appartement achter, en zij wist meer over de handelwijze van dr. Petiot te vertellen:

op 2 januari 1942, na zonsondergang, was ze met haar man meegelopen naar de Rue Pergolèse, een zijstraatje van de Rue Le Sueur, waar ze afscheid van hem had genomen.

Haar man had te horen gekregen dat hij tegen tropische ziekten gevaccineerd moest worden voor hij naar Argentinië mocht.

Toen mevrouw Guschinow na twee maanden nog niets van haar man had vernomen, had ze dr. Petiot opgezocht in zijn praktijk. De dokter toonde haar een Argentijnse ansichtkaart met het handschrift van haar man.

Er stond op dat ze alles moest verkopen en ook moest vluchten, zodat de twee herenigd konden worden. Dat weigerde ze.

Petiot beweerde dat hij een verzetsheld was en tegen de Gestapo had gevochten.

© Polfoto/Corbis

Dokter is uit op geld

De politie vindt meer familieleden van slachtoffers, die een beeld schetsen van een berekenende roofmoordenaar.

Dr. Petiot had ‘agenten’ in dienst die hem in contact brachten met rijke joden die wilden vluchten.

Ze moesten vaak 25.000 tot 50.000 frank betalen, en dr. Petiot liet iedereen een ansichtkaartje schrijven met het bericht dat ze veilig waren, dat hij gebruikte om familie-leden over te halen om ook te vluchten.

In het najaar van 1944 wordt Parijs bevrijd, en om Petiot uit de tent te lokken laat de politie een journalist van de krant La Résistance een artikel schrijven waarin hij beweert dat dr. Petiot een verrader is die nog steeds in dienst is van de verdreven Duitsers.

Na een paar dagen ontvangt de krant een lange, met de hand geschreven brief van Petiot, die nogmaals beweert een verzetsman te zijn geweest. Uit het poststempel blijkt dat de dokter nog in Parijs is.

De politie verstuurt kopieën van de brief aan de overkoepelende verzetsorganisatie FFI in de hoop dat iemand het handschrift herkent, en ze heeft beet.

Op 31 oktober 1944 wordt een man gearresteerd op een Parijs metrostation. Hij draagt een militair uniform en een FFI-armband.

In zijn zakken heeft hij een pistool, verschillende identiteitskaarten, een voedselbon van een joods jongetje en een bevel van de FFI om naar Saigon te reizen.

Na acht maanden op de vlucht loopt dokter Petiot in de val, een paar dagen voor hij het land zou verlaten.