In de vroege ochtend van 9 maart 1919 wordt de stilte in het slaperige Amerikaanse stadje Gretna verstoord door een gil. Een jonge vrouw rent uit een kruidenierswinkel aan Jefferson Street, langs de oever van de Mississippi, de rivier die Gretna scheidt van New Orleans, de grootste stad van Louisiana.
‘Iemand heeft de Cortimiglia’s vermoord!’ schreeuwt ze keer op keer.
In het huis ernaast valt de 20-jarige Lena Jordano even later de kamer van haar 17-jarige broertje Frank binnen om hem het vreselijke nieuws te vertellen.
De familie Jordano is van Italiaanse afkomst en runde tot voor kort de kruidenierswinkel, die nu veranderd is in een plaats delict. Drie maanden eerder hadden ze de winkel vanwege de gezondheidsproblemen van hun vader verhuurd aan Charlie en Rosie Cortimiglia.
‘O Jezus, Jezus, Jezus. Iemand heeft Charlie, Rosie en baby Mary vermoord,’ vertelt de zus met tranen in haar ogen.
Een paar dagen eerder had Frank nog opgepast op de één jaar oude dochter van de Cortimiglia’s, Mary.
‘Het enige wat een goede politieagent nodig heeft, is een goed stel ogen, een sterk onderbuikgevoel en zo veel mogelijk contacten.’ Jim Reynolds, politiechef in New Orleans
Frank gaat de straat op, waar zich een grote mensenmassa heeft verzameld. Hij loopt via de voordeur de winkel binnen, zoals hij vroeger zo vaak heeft gedaan. Maar wat hij ziet is allesbehalve normaal.
In de slaapkamer op de eerste verdieping liggen Charlie en Rosie Cortimiglia in hun tweepersoonsbed – badend in het bloed.
Ze zijn herhaaldelijk en hard op het hoofd geslagen met een zwaar, scherp voorwerp. De wonden in Charlies schedel zijn zo diep dat zijn hersenen deels te zien zijn. Tegen alle verwachtingen in leeft het echtpaar nog. Maar alleen Charlie is bij bewustzijn.
Tussen de zwaargewonde ouders ligt het lichaam van hun baby, Mary. Als Frank het dode meisje ziet, begint hij te huilen.
Charlie en Rosie overleven de aanval op wonderbaarlijke wijze, maar hun dochter wordt een paar dagen later begraven. Al snel vindt de politie het moordwapen – een bebloede bijl – onder het huis.
De beruchte Axeman die New Orleans al jaren terroriseert, heeft opnieuw een slachtoffer gemaakt.
Italianen trekken naar het zuiden
In de jaren 1910 was New Orleans een van de grootste steden van Amerika. De stad was een multiculturele smeltkroes met duizenden immigranten uit Europa, de Caraïben en Afrika, die zich in de loop van de 19e eeuw hadden gevestigd in de grootste metropool van de staat Louisiana.
Met name immigranten van het Italiaanse eiland Sicilië stroomden in de tweede helft van de 19e eeuw naar Louisiana en New Orleans, vanwege een economische crisis in hun geboorteland. Veel Italianen openden een kruidenierswinkel, en tegen het einde van de jaren 1910 was de helft van alle winkels in de stad in Italiaanse handen.
De meeste Italianen gingen langs de oever van de Mississippi wonen, in de oudste wijk van New Orleans: het French Quarter, dat de bijnaam ‘Little Palermo’ kreeg.
In deze buurt sloeg de Axeman voor het eerst toe, bijna negen jaar voor de babymoord in Gretna. Om drie uur ’s nachts sloop hij op 13 augustus 1910 de kruidenierswinkel op de hoek van Royal Street en Lessep Street binnen. Hier overviel hij de eigenaar, de Italiaanse immigrant en kruidenier August John Crutti, in zijn slaap.
Crutti’s vrouw Harriet werd wakker van het lawaai. In het donker zag ze een schimmige gedaante naast hun bed staan – en seconden later merkte ze dat August bloedend naast haar lag. Het bloed stroomde uit diepe wonden in zijn borstkas en gezicht.
‘Je hebt hem vermoord!’ schreeuwde Harriet, waarna de donkere schaduw wegrende.
August Crutti overleefde zijn confrontatie met de Axeman, maar kon zich niets van de aanslag herinneren.
Politie gaat op onderbuikgevoel af
In die tijd stond het moordonderzoek technologisch gezien nog in de kinderschoenen. Pas vanaf 1892 werden er vingerafdrukken genomen, het zou nog tientallen jaren duren voordat DNA-bewijsmateriaal werd gebruikt, en vrijwel niemand had bedacht om misdadigers te profileren.
‘Het enige wat een goede politieagent nodig heeft, is een goed stel ogen, een sterk onderbuikgevoel en zo veel mogelijk contacten,’ zei de politiechef van New Orleans, Jim Reynolds.
In de nacht van 19 op 20 september 1910 sloeg de Axeman opnieuw toe. Hij brak in bij de kruidenierswinkel van de Italiaanse Joseph en Conchetta Risetto en takelde hen toe met een hakmes. Daarna verliet hij het pand – zonder iets te stelen.
‘De moordenaar heeft waarschijnlijk een gespleten persoonlijkheid – net als Dr Jekyll en Mr Hyde, en Jack the Ripper.’ John Dantonio, ex-agent
Joseph en Conchetta Risetto overleefden de aanval, maar het volgende slachtoffer van de Axeman had minder geluk. Op 28 juni 1911 werd Joseph Davi zwaargewond aangetroffen in zijn winkel aan Arts Street en Galvez Street.
De 26-jarige Italiaan was met zo veel geweld geslagen dat zijn bed in tweeën was gebroken. Zijn schedel en hersenen lagen verspreid over de bloederige lakens. Joseph Davi vocht voor zijn leven in het Charity-ziekenhuis in New Orleans, maar overleed twee dagen later.
Moordenaar neemt een pauze
De Axeman was nu officieel een moordenaar geworden, maar de komende zes jaren hield hij zich koest. Het is niet bekend waarom, maar feit is dat hij zijn bloedige misdaden pas tegen het einde van 1917 weer oppakte.
In de nacht van 21 op 22 december overviel hij de slapende Italiaanse ondernemer Epifiano Andollina met een bijl. Ook dit keer werd er niets gestolen.
Epifiano Andollina overleefde de aanslag ternauwernood, maar op 23 mei 1918 vermoordde de Axeman Joseph en Catherine Maggio. Ook zij waren Italiaanse immigranten en runden een kruidenierszaak.
Joseph Maggio werd vermoord met zijn eigen bijl, die de moordenaar in de tuin had gevonden. De inbraak leek op die bij de familie Andollina: de moordenaar had een paneel in de deur verwijderd, zijn hand door het gat gestoken en de deur van binnenuit opengemaakt.
Als Jim Reynolds op de zaak was gezet, had hij de nieuwe aanvallen misschien in verband gebracht met die van zes jaar eerder, maar de politiechef was een jaar eerder doodgeschoten. De politie werd nu geleid door de 47-jarige Frank T. Mooney.
Jack the Ripper in New Orleans
Het was ongeveer 30 jaar nadat Jack the Ripper Londen terroriseerde, en het concept ‘seriemoordenaar’ was nog relatief onbekend. Frank T. Mooney en de politie van New Orleans geloofden daarom niet dat de moorden gepleegd waren door dezelfde dader.
De ex-agent John Dantonio had samen met Jim Reynolds aan de zaak gewerkt, en hij dacht daar anders over. Toen de Axeman opnieuw toesloeg en op 10 augustus 1918 de Italiaanse ondernemer Joe Romano vermoordde, zei Dantonio tegen de pers:
‘De moordenaar heeft waarschijnlijk een gespleten persoonlijkheid – net als Dr Jekyll en Mr Hyde, en Jack the Ripper. Waarschijnlijk leidt hij gewoon een rustig leven, totdat de allesvernietigende drang om te doden zich opdringt.’
‘Ik houd van jazz en zweer bij Satan dat ik iedereen die thuis naar jazz luistert met rust zal laten.’ Ingezonden brief in de krant, mogelijk gestuurd door de Axeman
Na drie moorden in evenveel maanden waren de inwoners van New Orleans in paniek. De wapenverkoop steeg en bij veel gezinnen stonden de mannen ’s nachts op wacht bij de voordeur – met in hun handen een vuurwapen.
De politie patrouilleerde in de stad, vooral in de wijk Little Palermo, waar veel Italiaanse ondernemers woonden.
Misschien was deze extra controle de reden dat de Axeman de Mississippi overstak en zijn bloeddorst probeerde te stillen in het stadje Gretna, met de aanslag op de Cortimiglia’s op 9 maart 1919.
Axeman verdwijnt spoorloos
De moord op de één jaar oude baby Mary was de laatste bloedige misdaad van de Axeman in de omgeving van New Orleans. Daarna verdween hij van de radar. Volgens de krant The Times-Picayune gaf hij de inwoners van New Orleans een laatste waarschuwing. Op zondag 16 maart publiceerde de krant een brief die geschreven zou zijn door de Axeman.
‘Ik houd van jazz en zweer bij Satan dat ik iedereen die thuis naar jazz luistert met rust zal laten. Iedereen die op dinsdag 18 maart niet “jazzt” krijgt met mijn bijl te maken,’ schreef hij.
Deskundigen zijn het erover eens dat de brief niet door de Axeman is geschreven, maar dat het een smakeloze grap was – waarschijnlijk van de muzikant en zakenman Joseph John Davilla.
Hij schreef het nummer ‘The Mysterious Axman’s Jazz (Don’t Scare Me, Papa)’ en speelde het met een liveband in de hele stad, in de dagen voor de avond waarop jazzmuziek de inwoners van New Orleans zou redden. Het nummer werd een grote hit en de single werd duizenden keren verkocht.
VIDEO: Luister naar ‘The Mysterious Axman’s Jazz (Don’t Scare Me, Papa)’
De identiteit van de Axeman zelf blijft een mysterie, alhoewel de politie verschillende mogelijke daders op het oog had. Het meest opvallende was dat de tiener Frank Jordano en zijn gezin werden beschuldigd van de aanslag op de Cortimiglia’s van 9 maart 1919.
De belangrijkste getuige was Rosie Cortimiglia die na een urenlang verhoor en opsluiting plotseling haar buren aanwees als de daders. Uiteindelijk trok ze haar verklaring weer in en de zaak werd geseponeerd.
De Axeman liet New Orleans vanaf het voorjaar van 1919 met rust, maar zette zijn bloedige activiteiten op andere plaatsen in Louisiana voort. Tussen december 1920 en april 1921 werden vier kruideniers met een Italiaanse achtergrond in de staat vermoord – alle vier met een bijl.