Wanneer het personeel van de bank Société Générale de deur van de kluisruimte in de kelder probeert te openen, zit hij muurvast. De medewerkers trekken er zo hard aan als ze kunnen, maar er is geen beweging in de zware stalen deur te krijgen.
Er wordt een slotenmaker bij gehaald, die met veel moeite een gaatje in de deur boort en erdoorheen kijkt.
‘Merde! Ik denk dat jullie zijn overvallen,’ roept de slotenmaker verbijsterd. Als de medewerkers uiteindelijk in de kelder staan, zien ze dat alle bankkluisjes opengebroken zijn en dat de inhoud op de grond ligt.
De muren zijn bespoten met schuim van een brandblusser om vingerafdrukken uit te wissen, en op de grond liggen de resten van een maaltijd.
De rovers hebben voor zo’n 60 miljoen frank aan contanten, sieraden en waardepapieren buitgemaakt.
Via het riool kun je overal komen
Twee jaar eerder loopt Albert Spaggiari het Café de la Mairie in het centrum van Nice binnen. Hij bestelt een koffie en gaat aan de bar zitten. Naast hem praat iemand over de plannen om een metro onder de stad te bouwen.
‘Wat een burgermannetje,’ denk Spaggiari. De man geeft uitgebreid zijn mening over het project, en Spaggiari bemoeit zich ermee. Hij zegt dat hij altijd heeft gehoord dat de bodem in Nice door het vocht van de Middellandse Zee te zacht is om ondergronds te kunnen bouwen.
‘Jezus,’ roept de man terwijl hij zijn blik ten hemel slaat. ‘Ben je niet van hier? Heb je de riolering nooit gezien?’
Dat heeft Spaggiari niet.
‘Je kunt door het riool van de Avenue de Saint-Sylvestre helemaal naar het Place de la California,’ zegt de man betweterig.
Dan krijgt Spaggiari een ingeving. Hij verlaat het café en ziet hoe vlak voor hem een man in een blauwe overall in een put afdaalt.
Spaggiari ziet het helder voor zich: door de riolering kan hij de bank Société Générale bereiken, die aan de overkant van de straat ligt. Door een tunnel te graven en door de fundering heen te boren kan hij in de kelder komen, waar zich de bankkluisjes bevinden – vol goud, zilver, juwelen en knisperende bankbiljetten.
Gefascineerd blijft Spaggiari stilstaan op de stoep. ‘Verdomme!’ denkt hij bij zichzelf. ‘Een kind kan de was doen.’

De rovers stutten hun tunnel met onder meer houten planken om instorten te voorkomen.
Huurling verveelt zich
Aan een bankroof had hij wel eerder gedacht. Als kind koos Albert Spaggiari, die uit een net middenklassegezin komt, al voor het slechte pad.
‘Het is moeilijk om van je ouders te stelen. Je moet eerst leren hoe je een wassen afdruk maakt, dan sleutels kopiëren, een slot open zien te peuteren en de slaapkamer van je ouders binnensluipen. En dan moet je ook nog voorkomen dat je gesnapt wordt,’ schreef Spaggiari later.
Als twintiger gaat hij bij de luchtlandingstroepen en vecht hij in Vietnam. Daarna reist hij over de wereld en verdient hij de kost als huursoldaat. Af en toe zit hij in de gevangenis voor kleine misdaden, vooral overvallen.
Maar de laatste jaren is Spaggiari, die inmiddels 44 is, tot rust gekomen. Hij is getrouwd en heeft een klein fotozaakje.
Voor het eerst in zijn leven houdt hij zich aan de wet – en hij verveelt zich stierlijk. Spaggiari begint te dagdromen van de grote roof, maar zijn plannen zijn niet bijster realistisch, tot hij over het riool onder de Société Générale in Nice hoort.
Onderwereld van Marseille schiet te hulp
Spaggiari verzamelt alles wat hij te pakken kan krijgen over banken en beveiliging. Zijn huis ligt bezaaid met folders over kluizen, bankkluisjes en alarmen, en vaktijdschriften voor de kluizenbranche.
’s Middags schaduwt hij de medewerkers van de Société Générale, die dagelijks na het werk, om 17.30 uur, iets gaan drinken op een terras. Hij luistert hun gesprekken af en ontdekt dat er miljoenen franken liggen opgeslagen in de bank en – het allerbelangrijkst – dat er een gat in de beveiliging zit.
De muur aan de kant van het riool is niet voorzien van een alarm. Dat geldt ook voor de hele kluisruimte in de kelder.
Om het zekere voor het onzekere te nemen en de bank van binnenuit te kunnen verkennen, huurt Spaggiari een bankkluisje. Een aantal keer laat hij daar een wekker in achter, die een eventueel alarm zou moeten laten afgaan, maar er gebeurt niets.
Na een tijdje weet Spaggiari zeker dat hij zijn gang kan gaan in de kelder als hij eenmaal binnen is.
De voormalige huurling beseft dat hij zich deze keer wellicht te veel op de hals haalt. De bankroof vergt een heleboel uitrusting en spierkracht, en hij besluit dat hij het alleen niet aankan. Er moet hulp komen.

Rovers werden rijk
In twee maanden groeven de mannen zich een weg naar de kluisruimte. De buit bedroeg circa 17 miljoen huidige euro.
Riool
Onder de straten van de stad konden de rovers de bank ongezien naderen door het rioleringsstelsel.
Bank
Vanuit het riool groeven de bankrovers een tunnel naar de kelder van de bank. De tunnel werd 8 meter lang.
Een kennis in Nice brengt hem in contact met een bende in Marseille. De stad is berucht om haar onderwereld: wapen- en drugshandel, prostitutie en witwassen tieren er welig. In een restaurant treft Spaggiari bendeleider Pierre.
Dat is een keiharde en zelfverzekerde gangster, maar Spaggiari weet hem over te halen een samenwerking aan te gaan. Ze spreken af dat Pierre spullen en geld levert om de roof te plegen. In totaal zal hij zeven mannen ter beschikking stellen, die onder meer gaan graven.
Spaggiari zelf moet experts als loodgieters en elektriciens opsnorren. De buit delen ze fiftyfifty.
Het is niet moeilijk om mensen te vinden. In zijn jonge jaren was Spaggiari lid van de OAS, Organisation de l’Armée Secrète: een rechtse groep die met guerrillatactieken tegen de onafhankelijkheidsbeweging in Algerije vocht.
Begin april 1976 kunnen de voorbereidingen beginnen. Eerst moeten ze de riolering leren kennen.
Eerste tocht door het riool
Spaggiari krijgt een aanval van claustrofobie als bendelid Joseph met een schrapend geluid het putdeksel over zijn hoofd trekt.
Het is 7 april 1976, even na 20.00 uur, en hij, Pierre en 68 zijn net in een put geklommen bij een oversteekplaats op de weg van de bank naar het café waar Spaggiari voor het eerst hoorde over het riool.
Afgezien van het zwakke schijnsel van hun zaklantaarns is het pikkedonker. De rioolbuis is krap op dit punt: slechts 1,2 meter hoog en nog geen meter breed. De mannen lopen voorovergebogen en waden door een stroom van bruin, smerig water.
Soms klinkt er een bruisend geluid als er een nieuwe lading rioolwater door de doolhof van buizen en gewelven wordt gestuurd, maar verder is het doodstil. De stank is ondraaglijk.
‘Jezus Christus, ik hoop dat we genoeg lucht krijgen in dit gat,’ zegt 68, terwijl hij naar adem hapt.
Het angstzweet breekt Spaggiari uit. Als jongen kreeg hij te horen dat mensen doodgaan als ze ‘vergeten adem te halen’, en sindsdien is hij bang om te stikken. Hij vermant zich en telt zijn stappen. Ondertussen houdt Pierre de tijd in de gaten op zijn horloge. Om 5.00 uur zijn ze bijna terug bij de put.
Spaggiari wijst op de muur, een paar passen van de uitgang: ‘Hier moeten we graven.’ ‘En dat zeg je nu, nadat we de hele nacht in dit klotegat hebben gezeten,’ tiert Pierre. Hij staart Spaggiari vol ongeloof aan.
‘We moeten deze plek een beetje leren kennen. We gaan hier dagen doorbrengen, misschien wel weken,’ antwoordt Spaggiari belerend.
Pierre weet dat Spaggiari gelijk heeft. Het zou argwaan wekken als ze de hele tijd in en uit de put klimmen vlak bij de bank.
Om de operatie te laten slagen, moeten ze het riool als hun broekzak leren kennen. ‘Slechts een paar meter van deze shit ligt het paradijs,’ mompelt Pierre terwijl hij de straat op klimt.

De 120 postzakken die de rovers buitmaakten, bevatten voor zo’n 55 miljoen huidige euro aan contanten.
Bende komt in actie
De weken daarna dalen Albert Spaggiari en 68 elke avond af in de riolering van Nice. Ze brengen het stelsel in kaart en vinden een uitgang die uitkomt op een bouwplaats bij een Arabisch café. Omdat de bouwplaats ’s avonds verlaten is, is dit een geschikte ingang.
Als ze niet in het riool zitten, slapen Spaggiari’s mannen in een appartement dat 68 onder een valse naam heeft gehuurd. Er zijn vijf kamers en – heel handig – twee ingangen.
Aan de achterkant kun je via de parkeerkelder naar binnen. Om niet te veel aandacht te trekken gaan slechts twee van de mannen met de gewone lift. De andere zes maken gebruik van de goederenlift vanuit de kelder van het complex.
Vriendin tipte de politie
De politie stond met lege handen na de overval op de Société Générale. Maar in oktober 1976 kwam er een tip van de vriendin van een dader. Die brak tijdens een verhoor en lapte de rest erbij. Korte tijd later zaten alle 16 rovers in de cel.

Alain Bournat
Leeftijd: 35 jaar
Verleden: Ervaren dief, die Albert Spaggiari in contact bracht met de onderwereld van Marseille.
Taak: Uitkijk

Francis Pellegrin
Leeftijd: 37 jaar
Verleden: Hij was een kruimeldief met losse handjes, maar ook een goede vriend van Bournat.
Taak: Uitkijk

Alfred Aimar
Leeftijd: 62 jaar
Verleden: Keiharde gangster die was ontsnapt na een doodvonnis.
Taak: Hielp o.a. met het graven van de tunnel.

Homère Filippi
Leeftijd: 44
Verleden: Maffioso uit Marseille, betrokken bij drugshandel en moord.
Taak: Hielp o.a. met het plannen van de roof.
In het appartement wordt de spectaculaire roof tot in het kleinste detail gepland. Eerst moet er een tunnel van het riool naar de bank komen.
Als ze dicht bij de put bij het zebrapad beginnen, komen ze midden in de kelder uit waar de bankkluisjes zijn, heeft Spaggiari uitgerekend. Hij maakt een plattegrond en geeft al zijn handlangers een exemplaar.
Ondertussen stelen de mannen uit Marseille alles wat Spaggiari nodig heeft voor de bankroof: busjes, lampen, zaklantaarns, houwelen en ander gereedschap.
Begin mei zijn ze er klaar voor. Op vrijdag 7 mei om 21.30 uur loopt Spaggiari alle spullen een laatste keer langs. Alles is er. Het kan beginnen.
Met twee busjes rijdt de bende naar de ingang bij het Arabische café. Terwijl twee van hen op wacht staan, dalen de anderen met al hun uitrusting af in het riool.
Bende zet basis op in het riool
Aarde en steentjes hebben dammen gevormd die dingen tegenhouden die normaal door het riool zouden stromen, autobanden, dode dieren en zelfs supermarktkarretjes liggen naast het smerige water.
Op één plek is een eilandje ontstaan van zand en grind. Daar zetten Spaggiari en 68 hun basis op.
Ze kunnen er hun graafwerktuigen bewaren en uitrusten. Het is ongeveer een kilometer lopen naar de plaats waar ze moeten graven. Om hen heen krioelen ratten. Eentje steekt vlak voor Pierre over. Hij schrikt er zo van dat hij uithaalt met zijn gereedschap.
‘Jezus Christus! Ik zal nooit wennen aan die smerige rotbeesten,’ brult hij. ‘Ik ga nog liever op een mitrailleursnest af met een proppenschieter dan dat ik nog één meter door deze shit loop!’
Pas na drie uur waden zijn ze op hun bestemming. ‘Hoe lang denk je dat het duurt voor we door die muur zijn?’ vraagt een van de mannen uit Marseille.
‘Een paar dagen,’ zegt iemand optimistisch.
‘Drie dagen, misschien een week,’ schat een ander.
Spaggiari doet er het zwijgen toe. Hij weet dat ze zeker drie weken aan het graven zullen zijn, maar is bang dat zijn handlangers het bijltje erbij neergooien als hij dat zegt.
Weldra beseft iedereen dat zelfs de meest pessimistische inschatting veel te optimistisch was. Het graafwerk is vermoeiend en gaat tergend langzaam.
Eerst moeten ze de grond weghakken, waarna aarde en stenen naar een grote rioolbuis 100 meter verderop moeten worden gedragen. De stevige manden waarin ze het afval vervoeren wegen meer dan 25 kilo – ook onder normale omstandigheden een zware last.
Maar in het riool is niets normaal. Alleen al zich verplaatsen is een hele toer, want de mannen moeten voorovergebogen door de 1,5 meter hoge buizen lopen. De gladde, slijmerige bodem van de buizen en de stroompjes vers rioolwater maken het er niet makkelijker op.

De voortvluchtige Spaggiari ontmoette Ronald Biggs in Brazilië. Biggs was gevlucht na de grote treinroof in Engeland in 1963.
Overdag slapen, ’s nachts werken
Vanuit een geparkeerd busje houden de mannen de
Société Générale in de gaten. Dat is een saai klusje, want binnen de kortste keren kennen ze de routines van het personeel en de schoonmakers.
De rovers zelf hebben ook vaste routines. Overdag slapen ze: de mannen van Spaggiari in het appartement, die uit Marseille in een villa die ze in bruikleen hebben gekregen van de vriendin van een van de bendeleden.
Elke avond om 22.00 uur dalen ze af in het riool, en vaak worden ze door bewoners aangesproken.
‘Goedenavond heren, niet te hard werken hè,’ zegt iemand.
‘De gemeenteraad zou echt iets moeten doen aan die smerigheid daar beneden,’ zegt een vrouw. Ze maakt zich boos dat er overwerk nodig is in de riolering.
De mannen lachen zodra ze uit het zicht zijn. Niet alles gaat echter van een leien dakje. Op zondag 16 mei zijn ze na 30 uur hakken en boren de kluiskelder tot op 3 meter genaderd.
Ze zijn bijna op de helft, rekent Spaggiari uit. Er zitten echter veel stenen in de bodem, en de mannen moeten steeds van koers veranderen om om de grootste heen te graven.
‘Als we zo blijven zigzaggen, komen we nog in China uit,’ moppert Spaggiari als de gravers weer van richting moeten veranderen.
Sommige rotsblokken zijn echter zo groot dat ze er niet omheen kunnen. De volgende nacht stuiten ze op een flink exemplaar, en binnen vier uur breken ze er vier grote boorkoppen op.
Bovendien is de tunnel niet geschikt om er langere tijd te verblijven. De mannen hakken op hun hurken of liggend. De hitte van de lampen die ze bij zich hebben is ondraaglijk, en stof en steentjes vliegen in de rondte en slaan de gravers in het gezicht.
Buiten de tunnel die ze gemaakt hebben staat een koude wind, en er brandt altijd een vuur op het eilandje. Daar gaan ze zitten om op te drogen, koffie te drinken of wat soep te eten, een krant te lezen en een praatje te maken. Er is ook een radio voor wat muziek tijdens het werken.
Ze zijn er de hele week mee bezig, en een deel van de week erop. Pas op dinsdag 25 mei zijn ze door het rotsblok heen en stuiten ze weer op aarde.
Twee dagen later horen ze het onmiskenbare geluid van metaal op steen als ze de fundering van de Société Générale hebben bereikt.
De rovers geloven hun eigen ogen bijna niet als ze de muur zien. Euforisch slaan ze elkaar op de schouders en vallen ze elkaar in de armen. Hun gelach en gejuich echoot door de rioolbuizen en sterft langzaam weg.
Dan worden de mannen stil. Behoedzaam kruipen ze een voor een door het gat om de muur aan te raken.
Spaggiari denkt dat het een week zal duren om door de muur te komen, maar opnieuw heeft hij het veel te optimistisch ingeschat. De fundering is meer dan 50 jaar oud en een stuk sterker dan de mannen hadden gedacht.
Elke steen is ingekapseld in gewapend beton, en het totaal is harder dan graniet.
Drie pneumatische boren en zo’n 100 boorkoppen sneuvelen voordat de mannen uiteindelijk door de fundering van het bankgebouw heen weten te komen. Op zaterdag 26 juni om 21.00 uur is het zover.
Vluchtauto wordt gestolen
Opnieuw gaan de mannen om de beurt door het gat om de achterkant van de wand met de bankkluisjes aan te
raken. Met een brede grijns op hun gezicht zijn ze de buit al onderling aan het verdelen.
Later die nacht kruipen Spaggiari en Joseph onder het hek door van een bedrijf dat tweedehands auto’s verkoopt en stelen ze een landrover, die ze volladen met zuurstoftanks. Die hebben ze nodig voor de snijbranders waarmee ze de kluizen willen opensnijden. De auto bezwijkt bijna
onder het gewicht als ze naar de grote sluisdeur rijden die Spaggiari als uitgang wil gebruiken na de roof.
Die ligt bij een congrescentrum, en overdag ziet het er zwart van de mensen die hun hond uitlaten, spelende kinderen en jeu-de-boulesspelers, maar ’s nachts is het er uitgestorven. De plek is echter wel zichtbaar vanuit een politiebureau, en de twee
rijden er dan ook met gedoofde lichten naartoe.
Ze laden de tanks uit in een rubberboot en trekken die het riool binnen om ze te verbergen. Om het risico te beperken dat ze alle tanks kwijtraken als ze worden ontdekt, verdelen de mannen ze over de gangen.

De politie viste allerlei spullen die de daders hadden gebruikt uit het riool.
Opnieuw uitstel
Nu ze de kelder van de bank zo dicht genaderd zijn, kunnen ze niet meer door de week in de avonduren werken, anders zouden de schoonmakers hen horen. Ze moeten tot het weekend wachten.
Op vrijdag 2 juli om 22.00 uur is de doorbraak in zicht, maar er dient zich weer een probleem aan. In de enorme kluizenkast die voor het gat in de muur staat, is geen beweging te krijgen.
De rovers weten het gevaarte iets opzij te duwen, maar het kost zo veel tijd dat de operatie wordt uitgesteld tot de volgende dag.
Ook dit keer hebben de rovers zich verrekend: er wordt een winkelcentrum geopend in de buurt van de bank, en naar verluidt is de president in hoogsteigen persoon bij de ceremonie aanwezig.
Het zal er krioelen van de politieagenten, dus de mannen moeten de operatie nogmaals uitstellen. Als ze op zaterdag horen dat de president toch niet komt, is het te laat om alsnog te beginnen.
Op vrijdag 16 juli om 21.30 uur nadert het uur U. ‘De kust is veilig,’ melden de wachten bij de bank. Met een breekijzer duwt een van de mannen de grote kast genoeg opzij om zich erlangs te kunnen wurmen.
Feestmaal in het riool
De rovers staan nu in de kluisruimte en kijken zwijgend om zich heen. Pierre schijnt met zijn zaklantaarn op de glimmende metalen kasten.
‘Geen paleis ter wereld kan zo veel rijkdommen huisvesten,’ denkt Spaggiari bij zichzelf.
Waar miljoenen mensen slechts van kunnen dromen, is hem gelukt. Hij heeft de jackpot gewonnen. Het winnende lot staat op zijn naam.
Als hij rondkijkt, ziet Spaggiari dat zijn handlangers net zo’n brede grijns op hun gezicht hebben als hijzelf. Hij ontdekt ook dat ze in een andere ruimte zijn dan de bedoeling was. Gelukkig zijn ze gewoon in een andere kluisruimte in de kelder uitgekomen.
De mannen beginnen de bankkluisjes open te breken. Het staal is 3 millimeter dik, en zelfs de meest ervaren kluiskrakers hebben de grootste moeite de kluisjes open te krijgen.
Spaggiari vloekt en tiert, en wordt nog woedender als er bedorven oploskoffie en een oud pak koekjes uit het eerste kluisje vallen. In een ander zit een zakje linzen, terwijl er elders vergeelde brieven en naaktfoto’s van vrouwen tevoorschijn komen.
Spaggiari is de wanhoop nabij, maar dan duiken de eerste waardevolle voorwerpen op: diamanten, robijnen en contanten. Knisperende franken komen uit de stalen kluisjes. De bankrover verkneukelt zich.
De volgende ochtend, zaterdag, verlaat Spaggiari de bankkelder om naar zijn winkel te gaan. Hij maakt volop praatjes met de klanten om ervoor te zorgen dat ze zich hem herinneren.
Dan gaat hij langs zijn stamkroeg, waar hij een paar rondjes geeft. Nu heeft hij een waterdicht alibi en kan hij weer het riool in.
Spaggiari is tevreden. Op de vloer en de tafels stapelen goud, juwelen en bankbiljetten zich op. Op zondagavond richten de mannen een groots feestmaal aan, met worst en leverpaté.
Een paar uur later, om 1.00 uur ’s nachts, openen ze kluisje nummer 307. Dat is het laatste.
Pierre last de gewapende kelderdeur dicht met zijn gasbrander. Dan stoppen ze het geld en de andere kostbaarheden in grote tassen en rugzakken.
Voordat ze vertrekken, laat Spaggiari een boodschap achter op het prikbord in de kelder. ‘Geen haat, geen geweld en geen pistolen.’
Als de laatste bankrover weg is, spuit 68 de brandblussers leeg op plaatsen waar vingerafdrukken kunnen zitten. Dan kruipt ook hij het riool in.
Het regent al het hele weekend, en de waterstand in het riool is flink gestegen. De mannen waden moeizaam naar de uitgang door het kolkende water.
Zelfs de grootste en sterkste bankrovers moeten zich vasthouden om niet meegesleurd te worden door de sterke stroming. Uiteindelijk binden ze een touw aan een rubberboot en laden ze de buit daarin.
In de vroege ochtenduren besluit Spaggiari om de landrover niet zo dicht bij het riool te rijden als de bedoeling was. Hij wil geen risico meer nemen. Even na zes uur is alle buit aan boord.
De mannen zetten koers naar het appartement. Ze hebben zojuist le fric-frac du siècle gepleegd: de roof van de eeuw.
Een paar uur later, om 9.15 uur, staat een slotenmaker over de stalen deur gebogen die naar de kelder van de Société Générale leidt. Hij krijgt hem met geen mogelijkheid open en moet er uiteindelijk een gat in boren, waar hij doorheen kijkt.
‘Merde! Ik denk dat jullie zijn overvallen.’

Tijdens een rechtszitting sprong Spaggiari uit het raam, op een wachtende motorfiets.
Spaggiari stierf als vrij man
De man achter de beroemde bankroof wist de dans te ontspringen, onder meer door op spectaculaire wijze uit het raam van een rechtszaal te springen.
Toen de politie in oktober 1976 de bende van Albert Spaggiari begon op te rollen, werd ook de baas opgepakt. Maar anders dan de anderen was Spaggiari niet van plan de rest van zijn leven in de cel te slijten.
Tijdens een rechtszitting in maart 1977 klaagde Spaggiari dat hij het warm had en kreeg hij toestemming een raam te openen. Terwijl de rechter met zijn neus in een document zat, maakte Spaggiari van de gelegenheid gebruik om uit het raam te springen.
Hij kwam op een geparkeerde auto terecht en sprong achter op een klaarstaande motorfiets, die wegscheurde. Albert Spaggiari werd na deze spectaculaire ontsnapping bij verstek tot levenslang veroordeeld.
Schuilnaam
Spaggiari vertrok naar Argentinië en ging een paar keer onder het mes om zijn uiterlijk te veranderen. De Fransman pakte zijn oude leven als huurling weer op, en volgens een CIA-rapport werd hij ingehuurd door de geheime politie van de Chileense dictator Augusto Pinochet, de DINA.
Uit het document blijkt dat Spaggiari contact had met de moordenaars van een bekende criticus van Pinochet, en dat hij mogelijk deelnam aan andere geheime operaties.
Zijn laatste jaren bracht de voortvluchtige bankrover onder een schuilnaam met zijn vrouw door in Italië. Spaggiari stierf in 1989, op zijn 56e, aan longkanker.