Boksen is een herensport
In het 18e-eeuwse Engeland was boksen een van de weinige vormen van vermaak voor arm én rijk. Elke dag werden er door het hele land officiële en officieuze bokswedstrijden gehouden.
Gewoonlijk stonden er mannen in de boksring, want de Engelse bevolking zag boksen als een sport voor gentlemen, waarmee jonge mannen hun kracht en moed konden laten zien.
Vrouwen werden beschouwd als tere wezens die bescherming nodig hadden. Als twee vrouwen elkaar te lijf gingen, was dat een sensatie vergelijkbaar met dansende beren, dwergen en mismaakte mensen.
Een gevecht tussen vrouwelijke boksers trok dan ook aanzienlijk meer toeschouwers. Met een mengeling van fascinatie en afschuw keken de mensen toe hoe twee stoere, halfnaakte vrouwen op elkaar in beukten op smerige binnenplaatsen en in provisorische boksringen her en der in het land.
‘Twee duivelinnen, want ze waren nauwelijks nog te herkennen als mensen, sloegen en krabden elkaar uit alle macht. Hun gezichten zaten onder het bloed, hun borsten waren ontbloot en hun kleren lagen haast aan flarden.
Minutenlang kwam er niemand tussenbeide,’ herinnert de Britse advocaat en playboy William Hickey zich.
Bij een bezoek aan Londen begin 18e eeuw woonde de Duitser Zacharias Conrad von Uffenbach een bokswedstrijd tussen vrouwen bij.
De vrouw naast hem vertelde dat ze hier ook had gevochten ‘in niets anders dan haar ondergoed’.
De vrouwen in de ring sloegen elkaar tot bloedens toe en de Duitser stelde verontwaardigd vast dat dit soort gevechten tussen vrouwen ‘blijkbaar heel gewoon is in Engeland’.
Winnares krijgt eten en drank
Meestal werden de gevechten tussen vrouwen georganiseerd door de eigenaar van de plaatselijke pub.
Hij plukte twee prostituees van de straat en zei dat ze hun schamele inkomsten aan konden vullen door tegen elkaar te vechten om een maaltijd of een fles gin.
Voor gevestigde vrouwelijke boksers ging het anders. Hun gevechten werden van tevoren gepland en geadverteerd.
Deze wedstrijden vonden meestal plaats op de bühne van een klein theater en de winnares kreeg een geldbedrag – vaak een percentage van het entreegeld. In een enkel geval trok een wedstrijd zo veel publiek dat de opbrengst de vrouwen een weg uit de armoede bood.
Toen de vrouwelijke meesterboksers Elizabeth Stokes en Ann Field elkaar op 7 oktober 1728 ontmoetten in het amfitheater Stokes, vochten ze om 10 pond – dat was bijna het dubbele van het jaarloon van een kamermeisje.
De twee boksers haatten elkaar, en Elizabeth Stokes stak haar minachting voor haar tegenstander, die in het dagelijks leven ezeldrijver was, niet onder stoelen of banken.
‘Als de beroemde ezelsvrouw uit Stoke Newington mij uitdaagt voor een gevecht om 10 pond, ga ik dat zeker niet uit de weg,’ zei de latere winnares tegen een plaatselijke krant.
##
Vrouwen vechten halfnaakt
Bij de spontane straatgevechten droegen de opponenten de kleren die ze toevallig aan hadden, en niet zelden vochten de vrouwen met ontbloot bovenlijf – tot grote vreugde van de toeschouwers.
Bij de gearrangeerde wedstrijden waren de deelnemers volledig gekleed. Zo stond onder een advertentie dat de vrouwen ‘vochten in een jasje, onderrok tot op de knie, een Hollandse onderbroek, witte kousen en op hoge hakken’.
Tijdens deze gevechten was het ook gebruikelijk dat de vrouwen een trainer bij zich hadden als secondant, die tussen de rondes hun verwondingen verzorgde.
Zo nam de Ierse Mary Waller haar trainer Charles Wright mee, die pochte dat hij haar ‘al trainde vanaf de tijd dat ze nog maar een baby was’.
De secondant kon ook de echtgenoot van de bokser zijn. Dat was bijvoorbeeld het geval bij een gevecht in augustus 1792 in de plaats Chelmsford.
‘Toen een van de deelneemsters zo zwaar gewond was dat er gevreesd werd voor haar leven, liet haar man haar gewoon doorvechten. De toeschouwers grepen echter in en haalden de boksers uit elkaar,’ vertelt een ooggetuige.
Regels bannen vuile trucjes uit
Bij de gevechten tussen prostituees ging het er ordinairder aan toe: de vrouwen krabden elkaar, scheurden elkaars kleren kapot en trokken aan elkaars haren.
Als een van de twee neerviel door uitputting of bloedverlies, was de wedstrijd beslist.
Bij deze gevechten waren er geen regels, en vuile trucjes waren toegestaan.
Maar toen ene Mrs Hemsted bij een bokswedstrijd in 1832 een vinger van haar tegenstander af beet, werd ze wel gearresteerd, want dat was tegen de wet.
De meer gevestigde boksers wilden echter alleen vechten volgens vooraf vastgestelde regels.
Wedstrijden werden een paar dagen van tevoren gepland en meestal in de krant aangekondigd. Zo daagde een vrouwelijke bokser in juni 1722 iemand uit in de London Journal.
‘Ik, Elizabeth Wilkinson uit Clerkenwell, eis na een ruzie met Hannah Hyfield genoegdoening en daag haar uit voor een gevecht op de bühne.’
Hieronder volgden Wilkinsons regels: ‘Elke vrouw moet een munt van een halve crown in haar hand houden, de eerste die de munt laat vallen, verliest.’
Het gevecht moest zeven rondes tellen. In haar antwoord liet Hannah Hyfield weten dat ze ernaar uitkeek haar rivale ‘een flink pak slaag’ te geven.
De overheid was echter wars van het ‘onfatsoenlijke’ vrouwenboksen en deed verwoede pogingen om een einde te maken aan de ruzie.
De autoriteiten waarschuwden Elizabeth en Hannah dat ze zouden worden gearresteerd als ze hun gevecht doorzetten.
De vrouwen moesten het duel daarom in het diepste geheim laten plaatsvinden, zonder dat de autoriteiten ervan afwisten.
##
Liefje van graaf wordt straatvechter
Voor één vrouw betekende boksen een dieptepunt in haar carrière. De mooie Mary Ann Pearce was de minnares van Richard Barry, de 7e graaf van Barrymore en kreeg zelfs een huis van hem.
De graaf was dol op sport, en hij zal dan ook ongetwijfeld degene zijn geweest die haar inwijdde in het boksen, waar hij een passie voor had.
Toen de graaf door een verdwaalde kogel werd gedood, stortte de wereld van Mary Ann in. Het huis dat hij haar had gegeven en de toekomst waarvan ze had gedroomd, waren weg.
Ze belandde op straat en zocht in eerste instantie haar heil in de prostitutie. Geïnspireerd door de liefde voor sport van de graaf besloot ze echter te gaan boksen, en ze kreeg de bijnaam ‘de Boksende Barones’.
De kranten schreven over haar, en er kwamen munten en porselein met haar beeltenis erop. Toch slaagde Mary Ann er niet in te ontsnappen aan de armoede.
Meer dan 150 keer werd ze gearresteerd voor dronkenschap en verstoring van de openbare orde.
Ze eindigde haar dagen in de gevangenis als ‘huismoeder voor de andere vrouwelijke gevangenen’, zo staat te lezen in haar necrologie.
Vrouwenboksen wordt overbodig
In de 19e eeuw nam de interesse voor de vrouwensport drastisch af, doordat de politie harder ging optreden tegen de officieuze gevechten in pubs, zowel om de morele ondergang van de vrouwen een halt toe te roepen als om het illegale gokken waarmee de vechtsport gepaard ging tegen te gaan.
De Eerste Wereldoorlog betekende het definitieve einde van de sport. De vrouwen waren nodig op de arbeidsmarkt en de mannelijke toeschouwers aan het front. Vrouwen hoefden niet langer te vechten om aan geld te komen.