Het Habsburgse huis was een van de machtigste koninklijke families en regeerde eeuwenlang over onder meer Oostenrijk, Spanje, Duitsland, Italië en Portugal.
Tegenwoordig staat de dynastie vooral bekend om de zogeheten Habsburgse kin – een centenbak die het resultaat was van eeuwen van huwelijken binnen de familie om de macht en welvaart binnen het geslacht te houden.
Vooral bij de Spaanse Habsburgers stak de kin zo erg uit dat sommige familieleden niet fatsoenlijk konden eten of praten. Van de 11 huwelijken van de Habsburgers tussen 1516 en 1700 waren er maar liefst 9 tussen naaste verwanten – en dat heeft zijn sporen nagelaten.
Toen koning Karel II van Spanje in 1700 op 38-jarige leeftijd overleed, stond in de documenten over zijn autopsie dat ‘zijn hart zo groot was als een peperkorrel, zijn longen aangetast en zijn darmen verrot en aangetast door gangreen. Hij had maar een testikel, die was gitzwart, en zijn hoofd zat vol water.’
Vingers genoeg, maar geen kinderen
Naast een opvallende kin werden de Habsburgers ook geplaagd door andere inteeltgerelateerde kwalen. Zo hadden meerdere familieleden bijvoorbeeld extra vingers of tenen of een scheve rug. Bovendien hadden ze te maken met onvruchtbaarheid, miskramen en doodgeboorten.
Ondanks de vele kwalen was het Habsburgse huis van de 13e eeuw tot 1918 een van de machtigste families van Europa, totdat de laatste Habsburger abdiceerde.
In 2019 bevestigde een wetenschappelijke studie de samenhang tussen inteelt en de Habsburgse kin. De onderzoekers analyseerden 66 portretten en ontdekten een duidelijk verband tussen de omvang van inteelt en de vorm van de geportretteerde kin.