Koning Arthur inspireerde riddertoernooien tot lang na zijn dood
Middeleeuwse riddertoernooien bestonden niet alleen uit wapengekletter, maar ook uit rollenspelen. Koningen en edelen kropen dagenlang in de huid van de grootste helden uit de Arthurliteratuur.

Op rondetafeltoernooien werd er gevochten om de rol van Lancelot.
Langs het ronde strijdperk wapperen de banieren.
De tribune staat op zijn plaats, en ‘Guinevere’ en haar hofdames hebben zich in de overdekte loge in hun kostbare jurk geperst. In de arena houdt ‘Lancelot’ op zijn paard halt bij ‘Guinevere’, die haar zakdoek op de punt van zijn lans hangt.
‘Lancelot’ sluit zich aan bij de ridders ‘Walewein’ en ‘Tristan’ en rijdt naar zijn wapenbroeders van de ronde tafel, die om ‘Merlijn’ heen staan.
Intussen zijn de gewone toeschouwers in de modder onder aan de tribune driftig in gesprek, en de lucht van zweet mengt zich met de geur van paardenvijgen.
De menigte wordt met hoorngeschal tot de orde geroepen. De spanning stijgt ten top: het is tijd voor het vermakelijke rollenspel met ridders die verkleed zijn als de ridders van koning Arthur.
De heraut kondigt onder luid gejuich aan: ‘Het toernooi kan beginnen!’
Ridderopleiding kost tanden
Middeleeuwse riddertoernooien waren grootse evenementen die een enorme schare toeschouwers trokken.
Van heinde en verre kwamen de voorname gasten met hun gevolg in vol ornaat aan. En als het toernooi een zogenoemde round table was, dan zouden er geliefde scènes uit ridderromans worden nagespeeld.
De deelnemers waren verkleed als de personages uit de legenden over koning Arthur en zijn ridders van de ronde tafel, en ze speelden hun rol in verschillende tableaus tussen de gevechten door.
Rondetafeltoernooien waren bedacht door de Engelse koning Eduard I, een hartstochtelijk liefhebber van Arthur en fan van toernooien.
Gewone toernooien werden eind 12e eeuw geïntroduceerd in Engeland door Richard I, bijgenaamd Leeuwenhart.
Het was hem opgevallen dat Franse ridders beter in vorm waren dankzij hun deelname aan toernooien, en om niet achter te blijven bij de aartsvijand bracht Richard het verschijnsel naar Engeland.
Jonge ridders konden zo leren wat hen te wachten stond op het slagveld: verbrijzelde tanden, bloedende wonden en gebroken botten. Maar het belangrijkste was dat jonge mannen met wapens leerden omgaan.
Van de 13e tot de 15e eeuw was heel Europa in de ban van het toernooi, en ridders waren vaak het hele jaar bezig om hun reputatie op toernooigebied hoog te houden, de liefde voor hun uitverkoren schone jonkvrouw te bewijzen of geld te verdienen met overwinningen.
LEES OOK: Koning Arthurs reis van legerleider tot sprookjeskoning
Toernooi is banenmarkt voor ridders
De eerste riddertoernooien bestonden uit een zogeheten mêlee en hadden veel weg van een echte oorlog.
De deelnemers werden in twee kampen verdeeld en stormden met geheven lans op elkaar af. Daarna ontstonden er vaak kleinere schermutselingen, meestal te voet met zwaarden of bijlen.
Tijdens deze wrede gevechten konden koningen en vorsten de moed en wapenvaardigheden van een ridder beoordelen en de talentvolste in hun eigen leger opnemen.
De mêlee liet echter te wensen over, want te veel ridders kwamen erbij om: het draaide vaak uit op ruzies waarbij echt op leven en dood gevochten werd.
Bovendien konden edelen tijdens een mêlee gegijzeld worden voor losgeld, wat de verdediging van het land niet ten goede kwam.
De vorsten waren dan ook beter te spreken over het minder gevaarlijke tweegevecht dat na verloop van tijd populair werd op toernooien.
Fraaie uitrusting is een must
Bij een tweegevecht nam een ridder het op tegen één geselecteerde tegenstander op een begrensd veld.
Ze mochten drie lansen versplinteren, en soms werd er te voet verder gevochten. Het doel was echter niet om de opponent te doden; als hij van zijn paard viel, had je gewonnen.
Het publiek inspecteerde de deelnemers grondig, en een ridder moest dan ook goed voor de dag komen op een toernooi.
Naast zijn harnas moest hij kleding, een banderol (vaandel) en een sjabrak (paardendeken) bezitten in de kleuren van zijn wapenschild.
Bovendien hoorde hij een prachtige mantel te dragen, en met een gouden armring daagde hij de ridder uit met wie hij wilde duelleren.
Werd de uitdaging aangenomen, dan droeg de tegenstander de ring op zijn arm. De tweegevechten werden in de loop der tijd steeds kostbaarder en het aantal deelnemers nam af.
De koning kon daar best mee leven, want met minder rivalen was een toernooi ook minder gevaarlijk voor zijn eigen positie.
Op ouderwetse toernooien wilde er wel eens een opstand ontstaan, maar tijdens de kleinere tweegevechten zou dat niet zo gauw gebeuren.
In 1290 organiseerde Eduard I een van de eerst bekende Arthurtoernooien ter gelegenheid van de verloving van zijn dochter.
De koning liet een ronde tafel maken met plaats voor 24 man, en alle gasten moesten zich verkleden als een personage uit de Arthursagen.
Ridders leven zich helemaal in
Eduard was dol op duels, en op zijn ronde-tafeltoernooien duurden de gevechten dagenlang. Na de duels was het tijd voor lekker eten en toneelspel.
De Brabantse kroniekschrijver Lodewijk van Velthem beschreef hoe Eduard zelf de rol van Arthur op zich nam.
Om hem heen zaten zijn mannen: ‘Er was een Lancelot, Walewein, Parzival, Agravaine, Bors, Gareth, en een Kay was er ook gemaakt,’ zo meldt Van Velthem.
Na elk gerecht werd het diner onderbroken door de schildknapen van de koning, die met bebloede kleren of aan handen en voeten gebonden de zaal binnenkwamen en vertelden dat er een opstand uitgebroken was in de provincies, die neergeslagen moest worden.
Ze smeekten de ridders van Arthur om hulp, en de mannen van de koning leefden zich helemaal in hun rol in. Ze zwoeren plechtig dat ze het tegen de rebellen zouden opnemen zodra het diner afgelopen was.
De volgende dag maakte de koning duidelijk dat, hoewel het natuurlijk een toneelstukje was geweest, hij verwachtte dat zijn edelen zich aan de gelofte zouden houden die ze afgelegd hadden als ridders van Arthur.
Volgens Van Velthem werd er een echte veldtocht voorbereid.
Zo’n mix van fantasie en werkelijkheid was gebruikelijk tijdens Arthurfestivals en droeg ongetwijfeld in hoge mate bij aan de aantrekkingskracht die de toernooien hadden op de elite.
Door zich met de beroemdste ridders aller tijden te vergelijken, konden koning en adel zich laten voorstaan op de deugden van Arthur en zijn ridders van de ronde tafel.
Europa leeft zich uit met Arthur
Vooral de Engelse koningen maakten in hun propaganda dankbaar gebruik van de Arthurlegende.
Ze zetten zichzelf neer als onoverwinnelijke nakomelingen van de grote koning. Er vonden echter in heel Europa Arthurfestivals plaats.
In 1278 opende ‘koningin Guinevere’ het grote Arthurfestival in Le Hem in Noord-Frankrijk door met een gevolg van edelvrouwen te arriveren.
Er werd gezegd dat de zuster van ‘ridder Walewein’ ontvoerd was, en toen ‘Guinevere’ een beroep deed op de deelnemers om haar te redden, sprongen er 100 bereidwillige ridders op.
Daarmee werden die allemaal onderdeel van het toneelstuk, waar maar een paar officiële acteurs aan meededen.
Dit alles werd op sarcastische wijze van commentaar voorzien door Arthurs ridder ‘Kay’, die ook in de romans vaak voor de vrolijke noot zorgde.
De ridders in Le Hem gingen op in hun acteerwerk, en toen de ster van het toernooi, de ‘ridder met de leeuw’, zijn helm verloor, bedekte hij zijn gezicht om zijn ware identiteit niet prijs te geven.
Een ander beroemd rondetafeltoernooi, dat 15 dagen duurde, vond in 1286 plaats in Jeruzalem ter ere van Hendrik van Champagne.
Hij werd gekroond als regent van Palestina, en de chroniqueurs spraken van ‘het fraaiste festival dat er in 100 jaar is gehouden’.
De gasten moesten de ridders van de ronde tafel en de koningin van Femenie, die over een stam van krijgsvrouwen heerste, imiteren.
Tristans en Lancelots vochten duels uit met geharnaste ridders met vrouwenkleren aan.
Orde van de ronde tafel
De organisator van het grootste Arthurfestival aller tijden was Eduard III. Net als zijn opa was hij een flamboyante toernooiridder, en hij had grootse plannen met de Arthursagen.
Op 19 januari 1344 nodigde hij zo’n 1000 edelmannen en -vrouwen uit op Windsor Castle.
Ook ridders uit Duitsland en Italië waren welkom, want Eduard begreep het belang van goede diplomatieke betrekkingen.
De koning was dol op Windsor, waar hij zelf was geboren, omdat het op dat moment al in verband gebracht werd met de Arthursagen. Velen dachten dat het kasteel gebouwd was op de ruïnes van het legendarische Camelot.
Drie dagen lang vocht de koning met 19 ridders duels uit met zijn uitdagers, en hij werd uitgeroepen tot de beste van allemaal.
Maar toen het feest voorbij was, vroeg de koning zijn gasten om nog een nacht te blijven. De volgende dag bracht Eduard iedereen bijeen in de kapel, waar hij zijn hand op de Bijbel legde en zwoer dat hij een orde van de ronde tafel in het leven zou roepen.
Een voor een verklaarden de hertogen van Eduard dat ze zich zouden laten opnemen in de broederschap van de koning, waarop Eduard opdracht gaf tot de bouw van een grote zaal.
Voor de ogen van het publiek instrueerde hij de metselaars en timmerlieden. Na vijf dagen feest keerde iedereen terug naar huis om te vertellen over de ceremonie die ze hadden gezien.
Het bouwproject van Eduard werd nooit voltooid, want de schatkist van het rijk bevatte eenvoudigweg te weinig geld om een orde van 300 ridders te kunnen onderhouden.
Vóór de feestelijkheden op Windsor had Eduard onder meer de fraaiste van zijn vier kronen, de Magna Corona, verpand aan de aartsbisschop van Trier.
Vier jaar later, in 1348, stichtte Eduard echter de voorname Orde van de Kousenband, die nog steeds bestaat.
Pauselijk verbod helpt niet
Terwijl de Europese beau monde geen genoeg kon krijgen van toernooien, trok de kerk van leer tegen deze riskante tak van sport. In 1314 deed paus Clemens V riddertoernooien in heel Europa in de ban.
Hij was bang dat er te veel jonge mannen zouden omkomen voordat ze op kruistocht konden gaan.
De heilige oorlog was belangrijker dan sport en spel, zo vond de paus, die zijn macht bovendien bedreigd zag doordat ridders een eed van trouw aan hun koning zwoeren.
Het hielp niet dat de organisatoren van toernooien hun best deden om de ridders in leven te houden:
‘Bij deelname aan de wedstrijden die rondetafeltoernooien worden genoemd, liggen dezelfde zonden en gevaren op de loer als bij gewone toernooien,’ verklaarde de paus.
Ridders die op een toernooi omkwamen, zouden geen kerkelijke begrafenis krijgen.
Maar de dreigende woorden van de paus waren aan dovemansoren gericht. Middeleeuwse ridders wilden hun hobby niet kwijt en hielden hun toernooien zelfs als ze op kruistocht waren.
De technische vooruitgang wist echter wel een eind te maken aan de geliefde sport.
In de 16e eeuw was de geharnaste ridder achterhaald en hadden de ridderspelen weinig meer te maken met de realiteit van het slagveld.
Het rollenspel bleef echter onverminderd populair aan de Europese hoven, maar de vorsten van de renaissance hadden Arthur niet meer nodig om hun macht te bestendigen.
Het volk was gewend aan een alleenheerser, en terwijl de rondetafeltoernooien uitstierven, verplaatsten de vermommingen zich naar de koninklijke dansvloer.