Hendrik VIII mestte zijn gasten moddervet

Lamsbouten van een paar kilo, pauwen aan het spit en kathedralen van suiker. Als de Engelse koning Hendrik VIII een feestmaal gaf, werden kosten noch moeite gespaard. Want zo’n eetfestijn diende meer doelen dan alleen de honger van de gasten stillen.

14 gerechten en kannen vol wijn moesten de gasten verstouwen als het feest was bij Hendrik VIII.

© Bridgeman

De schalen op het buffet waren goeddeels leeg en de gasten ploften bijna, toen ze werden opgeschrikt door een enorm lawaai. Het waren saluutschoten uit een immense batterij kanonnen.

Bedienden deden de poort open en er kwam een groep gekostumeerde mannen binnen, met Hendrik VIII voorop. De Engelse koning had de grootste lol, omdat geen van de gasten hem herkende. Maar de koning had nog een verrassing in petto. Plotseling werden er nieuwe schalen binnen­gedragen en begon het eetfestijn weer van voren af aan. ‘Wel tweehonderd verfijnde gerechten met duur vlees en andere zaken kwamen er op tafel,’ zo vertelt een bron uit die tijd.

‘Zo ging de nacht voorbij met eten, dansen en andere grootse ondernemingen – tot genoegen van de koning en tot goedkeuring van de aanwezige adel.’

Koning Hendrik VIII, die van 1509 tot 1547 over Engeland regeerde, was een lekkerbek, en zijn diners waren tot in de wijde omtrek beroemd. Het menu en de tafelschikking waren altijd tot in de puntjes verzorgd, want Hendrik wist dat tegenstanders aan tafel makkelijker waren te verslaan dan op het slagveld.

Hendrik VIII had dure hobby's

Hendrik VIII had zulk machtsvertoon hard nodig. Het was nog maar 24 jaar geleden dat zijn vader, Hendrik VII, in 1485 aan de macht was gekomen na een 85 jaar lange, bloedige burgeroorlog die we kennen als de Rozenoorlog. Nu was zijn zoon hem opgevolgd, maar veel edelen vonden nog steeds dat de beste man de oorlog had verloren en dat het Huis Tudor geen recht had op de troon.

De koning moest laten zien dat hij kon zorgen voor rust en welvaart in het land. Om een einde te maken aan alle twijfel liet Hendrik VIII onder meer een aantal schepen bouwen, die het begin vormden van de later zo machtige Engelse vloot, de Royal Navy.

Ook gaf hij de aanzet tot de instelling van een nationaal postwezen. En hij

organiseerde banketten. Die moesten de edelen en buitenlandse gezanten laten zien dat Hendrik rijk en machtig genoeg was om alle tegenstanders te verslaan en zijn vrienden te belonen. De koning gaf zijn extravagante diners in de Grote Zaal, een rechthoekige ruimte die sinds de middeleeuwen het hart vormde van Engelse kastelen. Op Hampton Court, een van de grootste en belangrijkste van de 60 paleizen van de koning, kon deze zaal zo’n 336 gasten huisvesten.

Iedereen moest op een plek zitten die paste bij zijn rang en stand, waardoor de tafelschikking een flinke puzzel was. De voornaamste gasten kregen een plaats aan de zogenoemde hoge tafel, die bij de muur stond die het verst van de ingang verwijderd was. Hoe dichter een gast bij de koning zat, hoe belangrijker hij of zij was.

Drie andere lange tafels werden in het midden van de zaal gezet, dwars op de hoge tafel, zodat ze daar een ‘E’ mee vormden. Hier zaten minder deftige gasten, maar ook zij werden geplaatst naar aanzien. Hoe dichter bij de deur, hoe verder je van de koning verwijderd was – letterlijk en figuurlijk.

Om het zonneklaar te laten zijn wie de hoofdpersoon van het feest was, ‘zat de koning onder de cloth of estate (een baldakijn, red.) en beval hij dat geen van ons de tafel mocht verlaten’, aldus een gast aan de banketten. Naast het bord van de koning stond bovendien een enorm zilveren zoutvat, terwijl de rest van het gezelschap zijn mespunt in minder opvallende potjes moest dopen.

Lievelingskostje van Hendrik VIII: vlees met vlees erbij

Terwijl de gewone man zich zelden vis of vlees kon veroorloven, stond de tafel van de koning er vol mee. Doordeweeks aten de machtigste mannen aan het hof wel een kilo vlees per dag en bij feesten was dat nog flink wat meer. Want alle gasten moesten het rund-, lams-, kalfs- en konijnenvlees proeven. Ook duiven, ganzen, fazanten en zelfs uilen stonden op het koninklijke menu. Plus zalm en schaal- en schelpdieren.

Als Hendrik VIII de elite echt omver wilde blazen, serveerde hij een pauw.

Ook geroosterde zwaan werd gezien als een delicatesse. Vaak werd de vogel geserveerd met een gouden kroon op zijn kop. Het elegante dier is sindsdien zelfs zo nauw met het koningshuis verbonden dat Britten nog steeds geen zwaan mogen eten zonder schriftelijke toestemming van de koningin.

Tussen de stapels vlees konden de gasten hier en daar gekookte wortels, knolrapen en radijzen ontwaren. Maar geen salade. Rauwe groenten en vers fruit waren volgens de artsen in die tijd schadelijk. ‘Pas op met groene salade en vers fruit, daar wordt uw heer ziek van,’ waarschuwt een kookboek uit 1500.

14 gangen en liters wijn moesten de gasten wegwerken bij een diner van Hendrik VIII.

© shutterstock, rmn-grand palais/agence bulldz.

Je neus snuiten en spugen mag

Goede manieren gaven status, en in het Engeland van de Tudors waren er volop etiquetteboeken in omloop. De adviezen werden ijverig bestudeerd, want elke gast wilde in positieve zin opvallen bij de koning. ‘Veeg uw mond af voordat u drinkt, zodat u het glas niet besmeurt, en houd uw vingers, uw lippen en uw kin schoon als u een goede naam wilt krijgen,’ klonk de welgemeende raad.

Netjes eten was echter nog niet zo eenvoudig, want de meeste gerechten lagen op grote schalen, waarvan je het vlees met je handen moest afpakken. Vorken kende Engeland nog niet, de gasten kregen alleen lepels en messen.

De etiquetteboeken hielpen zo goed mogelijk: ‘Leg uw lepel nooit in het gerecht of op de rand van de schaal, zoals ongeschoolde mensen doen. Zit niet met uw ellebogen of vuisten op tafel.’

Dit laatste was nuttige raad, want de koninklijke eettafels bestonden uit schragen met houten platen erop – een wankel geheel, zeker als de mensen al flink wat bier en wijn achter de kiezen hadden. Vanuit onze tijd bezien konden gasten zich echter veel permitteren. Als iemand zijn neus wilde snuiten, was dat prima, zolang hij daarna maar zijn vingers afveegde aan zijn kleren. Ook spugen was acceptabel, als het op een discrete manier gebeurde.

De bedienden aten in een hoek van de zaal om de hele tijd beschikbaar te zijn. Na het hoofdgerecht ruimden ze af en verzamelden ze wat over was. Een van de gebruiken was dat de gasten een paar lekkernijen in een speciale schaal met zogenoemde aalmoezen legden.

Hendrik VIII had meerdere van deze schalen. De mooiste bestond uit verguld zilver en woog bijna 9 kilo. Na het eten werden de restjes naar een andere kamer gebracht en dan uitgedeeld aan de armen, die zich voor de poort van het paleis verzamelden.

Omdat de koning alleen het beste van het beste serveerde, was het hof bang dat bedienden de kliekjes zouden stelen en doorverkopen. Daarom was er bij het uitdelen altijd een afgevaardigde van de kerk aanwezig. Een koninklijk decreet verbood iedereen die aan het hof werkte ‘eten achter te houden, voor eigen gewin te verkopen of te stelen’.

Hendrik VIII was een zoetekauw

Na die goede daad was het gezelschap klaar voor het dessert. Hoewel het werd afgeraden, at Hendrik VIII graag vers fruit. Het liefst geïmporteerd – want wat je van ver haalt, is lekker. Als eerste in Engeland liet de koning abrikozen planten, in zijn paleis Nonsuch ten zuiden van Londen. Waarschijnlijk at de vorst ook graag citrusvruchten, want zijn huishouding beschikte over een sinaasappelpers.

Maar als hij de gasten wilde imponeren, kwamen er zoetigheden op tafel. Suiker was een symbool van macht en status, want in het begin van de 16e eeuw kostte een pond suiker drie à vier pence – een vermogen voor arme mensen, die moesten rondkomen van twee pond per jaar.

In de jaren 1540 steeg de prijs zelfs tot 9 à 10 pence per pond, en was het zoete goedje alleen voor de allerrijksten van Engeland weggelegd. Daarom zette Hendrik VIII bewust veel suikerwerk, gekonfijte vruchten en marsepein op het menu.

‘Meteen kwam er weer een gang met meer dan honderd zoete en originele gerechten, zo kostbaar dat ik niet denk dat de Fransen ooit eerder zoiets gezien hadden,’ vertelt de schrijver George Cavendish over een feestmaaltijd die Hendrik VIII gaf voor een gezantschap uit Frankrijk.

‘Ik zag paleizen, de St Paul’s Cathedral met het juiste aantal torens in de goede verhouding – alsof een schilder ze op doek of een muur geschilderd had. Ik zag wilde dieren, allerlei gevogelte en mensen, allemaal heel levensecht. De figuren vochten met zwaarden, vuurwapens of pijl-en-boog, maakten bokkensprongen of dansten in paren. Er waren er die een harnas droegen en een steekspel met lansen hielden. En er was nog veel meer – veel te veel om op te noemen,’ gaat George Cavendish verder.

De figuren werden gemaakt van fondant of fijngemalen suiker – een soort poedersuiker. Om te zorgen dat het een samenhangende massa werd, werd een rubberachtig plantenextract toegevoegd. Met behulp van citroensap en rozenwater gaven de koks de suiker een delicate, frisse smaak.

Daarna werd de massa in een vorm van hout of gips gegoten, en uiteindelijk kreeg het gestolde resultaat nog een lik verf. De meeste kleurstoffen waren plantaardig en dus eetbaar: groen werd aan spinazie onttrokken en blauw werd gewonnen uit de bladeren van de korenbloem.

Maar niet elke kleurstof was zo onschuldig. Dat gold bijvoorbeeld voor smaragdgroen, dat volgens het kookboek The Widow’s Treasure koper, lood(II)oxide en kwik bevatte, ‘vermengd met de urine van een klein kind’. En goudkleur bevatte de gifstof arsenicum, die vermengd met de rest van de ingrediënten ‘vijf dagen in een mesthoop moest worden bewaard’.

De keuken van Windsor Castle maakte op feestdagen voor 1200 mensen eten.

© Bridgeman

##

312 reigers opgesmuld op tuinfeest

De koning hield de feestgelagen niet alleen in zijn paleizen, zoals Hampton Court, Windsor en Whitehall. In 1520 ontmoette Hendrik VIII zijn Franse collega Frans I voor een diplomatieke bespreking op een veld nabij de plaats Balinghem in het huidige Frankrijk.

Hendrik VIII nam een gevolg van 5172 personen mee en liet midden op het veld een enorme paleistent opzetten. De tent had grote ramen en besloeg 10.000 m² – bijna twee voetbalvelden.

Ook liet de koning een gigantische keuken opbouwen, om de Fransen in de watten te leggen en te laten zien hoe rijk en machtig Engeland wel niet was.

In 17 dagen joegen de twee koningen en hun gevolg er 2200 schapen, 2200 koeien, 26 dozijn reigers, 700 palingen en tonnen mosterd doorheen. Vanwege de dure gewaden van de deelnemers werd de plek The Field of the Cloth of Gold of het Goudlakenkamp genoemd.

Hendriks dood in 1547 betekende niet het einde van de eetfestijnen. In de jaren die volgden haalden de Engelse vorsten nog meer exotische waren naar hun land, dankzij de vloot die koning Hendrik VIII had opgericht, en die nu nog steeds de hele wereld over vaart.