Als een lopend vuurtje gaat het gerucht op deze dag begin 1314 door Parijs. De grootmeester van de tempelridders, Jacques de Molay, krijgt na zeven jaar eenzame opsluiting zijn straf.
Een paar uur later staan duizenden mensen te kijken als de 70-jarige ridder met de leider van de tempelridders in Normandië, Geoffroy de Charny, naar een eiland in de Seine wordt gebracht.
Beulen binden de mannen aan palen en bouwen brandstapels rond hen op. Als alles gereed is, vraagt De Molay of de beulen zijn handen willen losmaken, zodat hij nog één keer kan bidden. Dan wordt het hout aangestoken.
Als het vuur De Molay’s naakte voeten nadert, roept hij luid: ‘Laat het kwaad degenen treffen die ons op valse gronden hebben veroordeeld. God zal onze dood wreken. Wees ervan overtuigd: iedereen die zich tegen ons heeft gekeerd, zal lijden.’

Filips IV, bijgenaamd ‘de Schone’, werd in 1268 in Fontainebleau geboren. Zijn moeder stierf twee jaar later. In 1284 stortte Filips’ vader zich in een hopeloze oorlog.
Kort daarop wordt hij verzwolgen door de bulderende vlammen. De laatste woorden van de grootmeester blijven hangen en veroorzaken een nerveuze stilte op de oever van de Seine.
De vervloeking is gericht tegen de paus en tegen de Franse koning, die op slechts 300 meter van de brandstapel in zijn prachtige paleis zit. De 46-jarige Filips de Schone verheugt zich over de wrede dood van De Molay.
Nu hoeft hij zich geen zorgen meer te maken over zijn torenhoge schuld bij de voorheen zo machtige ridderorde en kan hij wellicht zelfs hun schatten in handen krijgen.
Koning is bezeten van geld
De executie was slechts een van de vele ideeën van de koning met als doel de schatkist te vullen. Want de op geld beluste Filips schuwde geen middel om zich te verrijken.
Zelfs in een tijd waarin de meeste koningen er geen been in zagen om mensen te laten martelen en vermoorden voor hun eigen gewin, ging de Fransman volgens de meesten te ver.
De Italiaanse dichter Dante Alighieri, die beroemd werd met zijn Goddelijke komedie, noemde de koning daarom consequent de ‘pest van Frankrijk’ – gruwelijk, genadeloos en levensgevaarlijk.
Toen Filips in 1268 in het plaatsje Fontainebleau werd geboren, leek hem een grootse toekomst beschoren.
In de decennia daarvoor had zijn grootvader, de integere Lodewijk IX, de koninklijke macht uitgebreid en versterkt, en het land was nog nooit zo sterk geweest als tijdens Filips’ jeugd.
Maar de jongen had het zwaar. Toen hij twee was, overleed zijn moeder. Dat kwam bij Filips’ vader, Filips III, hard aan. In 1284 ondernam hij een roekeloze kruistocht naar het koninkrijk Aragon in het huidige Spanje.
Ondanks zijn enorme leger van 132.000 soldaten leed Frankrijk zijn eerste nederlaag in tientallen jaren. Toen de koning een jaar later stierf, kwam zijn slechts 17 jaar oude zoon op de troon.
Bankiers moeten het ontgelden
Vanwege zijn blonde haar en knappe gezicht kreeg Filips al snel de bijnaam ‘de Schone’. En ondanks al zijn macht kwam hij over als een rustig, voorzichtig man.
Achter die gereserveerde façade ging echter een ijzeren wil schuil, waar de bevolking onder gebukt zou gaan.
Na de mislukte veldtocht van zijn vader was de Franse economie er slecht aan toe, en in 1292 begon Filips zijn eerste plan om de kas te spekken.
Naast nieuwe accijnzen en boetes moesten de Italiaanse bankiers in Frankrijk, de Lombarden, een hoge belasting betalen. Toen het financieel wat beter ging, begon Filips prompt een dure oorlog tegen Engeland.

Filips’ oorlogen tegen o.a. aartsvijand Engeland trokken de schatkist leeg.
De Franse koning wilde zijn rijk – en daarmee zijn belastinginkomsten – graag uitbreiden en stuurde 30.000 soldaten zuidwaarts om Gascogne te veroveren, een deel van het hertogdom Aquitanië dat was bezet door de Engelsen.
Drie jaar later stuurde hij nog een leger op pad, naar het graafschap Vlaanderen, dat een bondgenootschap had gesloten met Engeland.
Beide oorlogen sleepten zich voort en kostten kapitalen. Filips moest iets doen om te voorkomen dat het land failliet ging.
Zijn plan was uit alle hoeken en gaten van de Franse samenleving geld binnen te harken. De bankiers uit Lombardije moesten hem 200.000 livres tournois (l.t) lenen – de waarde van 400.000 koeien.
De Franse joden moesten 225.000 l.t. betalen aan ongerechtvaardigde boetes en de rijke burgers werden gedwongen de koning 650.000 l.t. te ‘lenen’.
En zelfs dat was de inhalige koning nog niet genoeg. Hij gooide alle Lombardische bankiers het land uit en behield zelf hun bezittingen.

De belastinginners van de Franse koning waren bloedfanatiek.
Filips deed alles om aan geld te komen
Om de schatkist te vullen ontwikkelden koning Filips en zijn handlangers een slimme geldmachine met legale en regelrecht criminele ‘knoppen’.
Filips keert zich tegen de paus
Omdat Filips nog altijd geld tekortkwam richtte hij zich op de katholieke kerk. Op 17 augustus 1296 verbood hij de Franse kerken voortaan nog een tiende van hun inkomsten aan Rome te betalen.
Dat geld moest Filips voortaan krijgen. Maar paus Bonifatius VIII liet zich niet zomaar de kaas van het brood eten en stuurde de jonge koning een boze brief.
‘Leken beseffen niet dat ze geen macht hebben over de geestelijkheid,’ schreef hij verbolgen en hij dreigde Filips uit de katholieke kerk te gooien.
Daarop allieerde de koning zich met het sterke Italiaanse geslacht Colonna. In mei 1297 beroofden handlangers van deze familie de pauselijke schatkist en dreigden ze de paus met een gewapend conflict.
Tegelijk dreigde Filips de Franse kerk met boetes als ze Bonifatius niet onder druk zou zetten om in te binden. Eind 1297 gaf de paus met tegenzin toe en mocht Filips belastingen innen van de kerk.
De Franse koning was nu baas in eigen huis, en zijn fanatieke invorderaars reisden het rijk door om 20 procent op te eisen van de inkomsten van kerken, kloosters en ridderorden.
Filips dacht dat hij de kerk nu in zijn macht had, maar in 1301 ging deze in de tegenaanval. Bisschop Bernard Saisset, de vertegenwoordiger van het Vaticaan in Frankrijk en een goede vriend van de paus, vergeleek Filips met een uil.
‘Het is een prachtige vogel, maar hij heeft geen waarde. Zo is het ook met de Franse koning: een prachtige man, maar het enige wat hij kan is je aanstaren.’
De bisschop stak ook de draak met het vaak uitdrukkingsloze gezicht van Filips. ‘Het is geen mens, het is geen dier, het is een standbeeld.’
Saisset zei verder dat Filips’ kerkelijke belasting onwettig was. De koning was woest en liet de bisschop arresteren, zijn ambtenaren martelen en zijn grond in beslag nemen.
De paus, die achter de aanval van de bisschop moet hebben gezeten, was al even boos en vaardigde een bul uit die zijn eigen lot zou bezegelen.
‘De kerk heeft slechts één hoofd. Niet twee, zoals een monster. De geestelijke macht staat daarom altijd boven de wereldlijke,’ schreef Bonifatius, die Filips nogmaals dreigde met excommunicatie.
Filips liet de pauselijke bul in Parijs in het bijzijn van een grote mensenmenigte verbranden, waarna hij een venijnige reactie naar Rome stuurde: ‘Zoals de eerwaardige idioot weet, ben ik niemands onderdaan in wereldlijke zaken.’
De paus had geen keus. In 1303 werd de Franse koning in de ban gedaan, en de paus dreigde hetzelfde te doen met de hele Franse bevolking.
De diepgelovige Fransen vreesden nu te moeten sterven buiten de genade van de kerk. Als Filips niet snel in actie zou komen, liep hij het risico op een openlijke opstand.

De Nogaret werd vooral berucht omdat hij met de edele Sciarra Colonna de dood van Bonifatius zou hebben veroorzaakt.
Filips’ advocaat haatte het Vaticaan
Wraakzucht en hebzucht brachten de advocaat Guillaume de Nogaret ertoe de lage plannen van koning Filips actief te steunen
Koning Filips leunde zwaar op de hulp van gewetenloze handlangers om het vuile werk voor hem op te knappen.
De advocaat Guillaume de Nogaret was hiervoor geknipt. Na een loopbaan als professor in de rechtsgeleerdheid kreeg hij een baan aan het koninklijk hof.
Hier had De Nogaret de reputatie dat hij Filips’ wildste plannen kon uitvoeren. De Nogaret was vooral een aanwinst in de strijd van Filips tegen de kerk.
Zijn ouders waren op de brandstapel beland tijdens de katholieke kruistocht tegen de katharen, een religieuze stroming in Zuid-Frankrijk.
De kruistocht werd geleid door de tempeliers. De Nogaret haatte daarom zowel de paus als de ridders.
Zijn specialiteit was het schrijven van aanklachten die zo lang en ingewikkeld waren dat de beschuldigde verdwaalde in een juridisch doolhof.
Zo moesten de tempelridders zich verdedigen tegen 127 ‘weerzinwekkende daden’. Na zijn aanval op paus Bonifatius werd De Nogaret in de ban gedaan, een beslissing die hij acht jaar lang probeerde terug te draaien.
Dat lukte pas in 1311, toen hij beloofde op kruistocht te gaan. Zover kwam het echter niet, want in 1313 werd De Nogaret dood gevonden, met ‘zijn tong lelijk uit zijn mond’. Sommigen denken dat hij door tempelridders werd vergiftigd.
Paus wordt doodgeslagen
Filips’ meest gewetenloze handlanger was de advocaat Guillaume de Nogaret, die de pauselijke macht verafschuwde.
Op 12 maart 1301 nodigde Filips hem en enkele andere adviseurs uit voor een geheime ontmoeting in het Louvre.
De Nogaret zette de toon door Bonifatius ervan te beschuldigen zijn voorganger onder druk te hebben gezet zijn ambt vroegtijdig te verlaten. ‘Hij heeft de Heilige Stoel niet verdiend en is een dief en een rover.’
De koning en zijn adviseurs spraken af de twijfel over de legitimiteit van de paus te benutten om een wel heel brutale commandoactie uit te voeren.
Guillaume de Nogaret en een aantal handlangers zouden Bonifatius ontvoeren en hem in Parijs voor de rechter brengen. Eerst moest Filips echter het volk achter zich krijgen.
Hij organiseerde in Parijs een grote bijeenkomst, waarop hij de paus beschuldigde van onder meer ketterij en homoseksualiteit. Bovendien beweerde Filips dat Bonifatius Frankrijk haatte.
‘De paus zegt dat hij liever een ezel of een hond wil zijn dan een Fransman!’ Dat laatste was voor de Franse burgers misschien nog wel het ergst. Het pad voor de ontvoering was geëffend.
‘Hier is mijn hoofd, hier is mijn nek. Ik wil in elk geval sterven als paus!’ Paus Bonifatius VIII
Op 7 september 1303, de dag voordat Bonifatius de gehele Franse bevolking publiekelijk zou excommuniceren, sloeg De Nogaret toe.
De paus bevond zich in zijn paleis in de Italiaanse stad Anagni. De Nogaret had hulp van leden van de familie Colonna, en na een kort gevecht met de soldaten van de paus stond hij oog in oog met de oude Bonifatius.
De advocaat vroeg de paus vrijwillig mee te gaan naar Parijs. Dat weigerde Bonifatius. Hij boog zijn hoofd en riep: ‘Hier is mijn hoofd, hier is mijn nek. Ik wil in elk geval sterven als paus!’
Die woorden brachten Sciarra, het impulsiefste lid van de familie Colonna, ertoe de paus een klinkende oorvijg te geven.
Maar klappen, dreigementen, noch urenlange verhoren konden de paus op andere gedachten brengen. Drie dagen lang mishandelde de groep de oude man, maar voordat de advocaat een oplossing had gevonden, werd hij door woedende burgers de stad uit gejaagd.
De Nogaret had Filips’ vertrouwen beschaamd, maar al snel kwam er goed nieuws uit Rome: de mishandeling had dusdanig zijn tol geëist van de paus, dat deze een maand later was overleden.

Guillaume de Nogaret zou paus Benedictus hebben laten vergiftigen.
Hoe Filips op dit bericht reageerde, is niet bekend, maar het zal hem goed zijn uitgekomen. Nu was het pausdom voor eens en voor altijd op zijn plek gezet.
De volgende paus, Benedictus, maakte de excommunicatie van Filips dan ook snel ongedaan. Wel deed hij De Nogaret en iedereen die bij de aanslag op zijn voorganger betrokken was, in de ban.
Slechts negen maanden later was de nieuwe paus dood. Volgens de geruchten werd hij door De Nogaret vergiftigd, al is dit nooit bewezen.
Bij de verkiezing van de volgende paus koos het conclaaf wijselijk voor iemand uit Frankrijk, Clemens V. Het is nooit
afdoende aangetoond, maar volgens velen was de nieuwe paus een marionet van de Franse koning. Clemens koos voor zijn inaugurele ceremonie dan ook voor Lyon in plaats van Italië.

Bij paus Clemens’ inaugurele ceremonie in 1305 vond een catastrofe plaats. Een van de honderden toeschouwers viel van de stadsmuur en verpletterde enkele omstanders.
En als een van zijn eerste daden benoemde hij negen Franse kardinalen van de in totaal 12 die voortaan nieuwe pausen moesten kiezen.
Nadat hij er zo voor had gezorgd dat Frankrijk een flinke vinger in de pap had onder de machtige kardinalen, verhuisde Clemens de Heilige Stoel van Rome naar het Franse Avignon.
Filips IV had nu het gehele kerkelijke machtsapparaat in zijn zak. Door zijn brute optreden verstomden de meeste critici, maar een enkeling waagde het te protesteren.
De Franse monnik Bernard Délicieux schreef dat de koning ‘meer gaf om geld dan om rechtvaardigheid’. Hij kwam levenslang in de gevangenis.

In 1306 verbande Filips IV alle 100.000 joden uit Frankrijk. Na zijn dood mochten ze terugkeren, maar in 1322 en 1394 werden ze opnieuw het land uit gezet. Door de vervolgingen in West-Europa trokken de joden o.a. naar Oost-Europa. Vooral Polen was populair.
Joden werden uit West-Europa verdreven
Van het besluit van Filips IV om alle 100.000 joden in Frankrijk te verbannen, keken in die tijd weinig mensen op – zelfs de joden niet.
Overal in Europa werden de stateloze joden vervolgd en mochten ze niet samenleven met christenen. Een van de eerste grote verbanningen vond plaats in 1290, toen de Engelse koning Eduard I geld nodig had.
Hij zette alle joden het land uit en legde beslag op hun geld. De joden vluchtten in groten getale naar Frankrijk, waar Filips ze 16 jaar later allemaal verbande.
In 1492 verbande ook Spanje al zijn joden, zo’n 100.000. Vier jaar later volgde Portugal dit voorbeeld, onder druk van Spanje.
Alle joden worden verbannen
In slechts 10 jaar tijd had Filips de rijken hun geld afhandig gemaakt – de gegoede burgerij, de Lombarden, de joden en de kerk waren flink uitgekleed.
De koning was machtiger dan ooit, maar zijn geldhonger was nog lang niet gestild. In 1306 verminderde hij de waarde van de Franse munt met 66 procent.
Door nieuwe munten te laten slaan die minder zilver bevatten, kon de koning meer soldaten belonen voor hetzelfde geld. Zo verrijkte hij zichzelf ten koste van de bevolking.
Als gevolg van de inflatie schoot de prijs van de eerste levensbehoeften omhoog, wat resulteerde in rellen in Parijs, Rouen en Montpellier.
In één geval moest Filips zelfs zijn toevlucht zoeken bij de burcht van de tempeliers in Parijs, terwijl zijn lijfwacht de opstand de kop indrukte.
Nadat de koning al het mogelijke had gehaald uit belastingen en devaluatie van de zilvermunt, besloot hij in de zomer van 1306 de zwakste minderheid van het land te plunderen.
Jarenlang hadden de joden in Frankrijk de koning enorme bedragen geleend, die Filips nooit terug had betaald. Hij vermoedde dat de joden nog meer geld in hun bezit hadden, en dat wilde hij te pakken krijgen.
Op de vroege ochtend van 22 juni 1306 vielen soldaten de huizen binnen van joden in het hele rijk. De deuren werden ingetrapt en hele gezinnen de straat op gesleept en op karren gegooid.
In één dag werden in heel Frankrijk 100.000 joden opgepakt en vastgezet. In de gevangenis kregen ze te horen dat ze het land binnen een maand moesten verlaten en slechts een stel kleren en 12 sous mochten meenemen, een zeer klein bedrag.
Als de joden hun heilige boeken mee het land uit wilden nemen, moesten ze betalen. Toen de joden eenmaal weg waren, ging Filips voortvarend te werk.
Hun bezittingen werden geveild en iedereen die de joden geld schuldig was, moest de schuld nu rechtstreeks aan de koning afbetalen.
Filips vreesde dat de joden hun kostbaarheden hadden verstopt en loofde 20 procent uit aan premiejagers die deze inleverden in Parijs.
In totaal leverde de verbanning de koning zo’n 2 miljoen l.t. op. Bovendien was Filips in één keer van zijn eigen schuld af.

Door de verhalen over hun enorme schatten kreeg Filips de tempeliers in het vizier.
Geldzucht leidde tot val van de tempeliers
Door hun grote rijkdom waren de tempeliers een uitgelezen doelwit voor Filips, die in de loop der jaren heel veel geld van de machtige ridderorde had geleend.
De Heilige Graal, de lijkwade van Jezus, de Ark des Verbonds en bergen goud. Er zijn vele theorieën over de reden dat Filips IV de tempeliers weg wilde hebben.
Niets in de historische bronnen wijst er echter op dat de orde geheime schatten had. De 15.000 leden in heel Europa waren zo rijk dat ze het niet konden verbergen.
Overal hadden ze kasten van huizen, kerken en landgoederen. Hun rijkdom was zo groot dat de jaloerse Filips de ridders liet aanklagen voor ketterij, zodat hij hun schatten kon stelen.
Het geld van de tempeliers was afkomstig uit diverse bronnen:
‘Een weerzinwekkende daad’
De verbanning was Filips blijkbaar goed bevallen, want een jaartje later plande hij een vrijwel identieke actie. Filips was de orde der tempeliers, volgens hem ‘een staat in de staat’, 500.000 l.t. schuldig.
De kruisvaarders waren steenrijk. De ridders bezaten in heel Frankrijk kerken, huizen en grond en legden alleen aan de paus verantwoording af.
In juni 1307 arriveerde de leider van de orde, Jacques de Molay, in Parijs met 12 wagens vol goud en zilver om nog een kruistocht naar Jeruzalem te financieren.
De aanblik van die kostbaarheden moet voor de koning de druppel zijn geweest, want kort daarna besloot hij tot een van de wreedste schijnprocessen van de middeleeuwen.

Hij kon de tempeliers niet verbannen zoals hij dat met de rechteloze joden had gedaan. Maar toen in 1307 het gerucht ging dat de tempeliers zich bezighielden met perverse en ketterse rituelen, rook de koning zijn kans.
Op 14 september dicteerde hij een brief aan Guillaume de Nogaret, een geheim arrestatiebevel dat naar alle 23 provincies in Filips’ rijk werd verstuurd.
In de brief maakte de koning duidelijk dat de ridders een vreselijke misdaad hadden begaan.
‘Een weerzinwekkende, schandelijke daad, iets onmenselijks wat de mensheid geheel vreemd is, is ons dankzij diverse verslagen – van mensen van naam en faam – ter ore gekomen,’ zo begon de koning zijn brandbrief.
Hij ging verder: ‘Het bericht heeft ons verbijsterd en geschokt en ons tot in het diepst van ons wezen gekrenkt.
Wat nog erger is, is dat het een belediging betreft van de goddelijke majesteit zelf, een oneer voor de mensheid, een afschuwelijk voorbeeld van boosaardigheid en een wereldwijd schandaal.’
Zonder te zeggen wat de aanklachten precies waren, schreef de koning dat hij had besloten de tempeliers te arresteren: ‘Hun bezittingen en geld zullen worden overgedragen aan de koning, die de kostbaarheden zorgvuldig zal beheren.’
Na een maand van voorbereidingen in het diepste geheim kwamen de troepen van de koning op 13 oktober 1307 in actie. Vlak voor zonsopgang werden er in heel Frankrijk 2000 tempelridders opgepakt.
De burgers van het rijk waren inmiddels heel wat gewend, maar hier stonden ze toch van te kijken. ‘Er is iets onvoorstelbaars gebeurd. Zoiets ongehoords is sinds de oudheid niet meer voorgekomen,’ schreef kroniekschrijver Jean de Paris bijvoorbeeld.
Dat een koning de heilige ridders van de paus aanviel, was ook voor de kerk een grote schok. Een ervaren kerkjurist schreef dat ‘de oorzaak van deze onverwachte actie onbekend was’.
Een spion van de koning van Aragon schreef echter in een brief: ‘Ik heb begrepen dat de paus en de koning dit omwille van het geld doen.’
Kus op het achterwerk
Kort daarna maakte Filips eindelijk zijn beschuldigingen tegen de tempelridders openbaar – ‘127 gruwelijke misdrijven’ maar liefst.
De punten waren in te delen in drie hoofdaanklachten: dat nieuwe tempeliers bij het inwijdingsritueel op het kruis plasten en Jezus verloochenden, dat de ridders nieuwe broeders op hun achterste en navel kusten en dat de orde afgodsbeelden aanbad met mensen- en kattenhoofden.
Er was niets van waar, maar in de middeleeuwen was iemand schuldig tot het tegendeel bewezen was. De tempeliers stonden daarom voor een vrijwel onmogelijke taak.
Na een week van bedreigingen en martelingen werd de eerste broeder, Jean de Folliaco, uit de kerkers onder de tempeliersburcht in Parijs gehaald en voor een kerkelijke rechtbank gebracht.

Filips beschuldigde de tempeliers er o.a. van het kruis van Jezus te onteren.
Juridisch kon namelijk alleen de kerk een rechtszaak voeren tegen een religieuze orde. De man gaf direct toe dat hij bij zijn inwijding Jezus had verloochend.
Wat de rechters niet wisten, was dat hij een spion van Filips was, die de orde had geïnfiltreerd. De echte tempeliers werden tot een bekentenis gedwongen met behulp van martelingen.
Weggestopt in de kelders van hun eigen burcht werden ze dagenlang wakker gehouden, met hun armen achter de rug opgehangen en met hete ketens geboeid.
Toen ze eindelijk weer daglicht zagen, bekenden ze een voor een. Daarna moesten ze zeggen: ‘Deze bekentenis is niet tot stand gekomen met geweld of bedreigingen daarmee.’
Paus kaapt de rechtszaak
De wrede martelingen van de trouwste voorvechters van de kerk werden paus Clemens echter uiteindelijk te veel.
Op 22 november vaardigde hij een bul uit die alle Europese vorsten dwong om de kerk rechtszaken te laten openen tegen de orde.
De paus deed dit niet om Filips te helpen, maar om het hele proces onder zijn eigen bevel te brengen.
Filips reageerde met een nauwverholen dreigement: ‘Heilige Vader, u ziet hoe de vlammen in de vuurplaats uiteindelijk de beste huizen verbranden. Het vuur moet gestopt worden voor het de kerk en paus Clemens zelf verteert.’

Begin 1314 werden de tempeliers Jacques de Molay en Geoffroy de Charny in Parijs verbrand.
Dat hield de paus een tijdje koest, en Filips bleef achter de schermen invloed uitoefenen op de rechtszaak.
Zo kreeg Jacques de Molay te horen dat ‘een zaak die ketterij en geloof betreft rechtstreeks gevoerd moet worden, zonder tussenkomst van advocaten en rechters’.
537 tempelridders in 28 rechtszalen moesten zich daarom zelf verdedigen. In november 1308 had Clemens er genoeg van.
Hij vaardigde een bul uit die Filips’ tribunalen ontbond en eiste dat de tempeliers een eerlijk proces zouden krijgen met officiële rechters van de roomse kerk.
Maar Filips was hem te vlug af. Zonder te zijn veroordeeld werden 54 tempeliers Parijs uit geleid. Voordat ze werden verbrand, verklaarden ze onbewogen onschuldig te zijn.
‘Veel aanwezigen konden een zeker gevoel van bewondering en verbazing niet onderdrukken,’ aldus de kroniekschrijver Guillaume de Nangis.
Toen de vlammen gedoofd waren, liet Filips de botten vermalen tot stof. Het mochten geen relikwieën worden.
De tempeliers die nog leefden, bleven jarenlang gegijzeld in een politiek en juridisch steekspel tussen de koning en de paus. Zolang Clemens de orde niet officieel verbood, kon Filips hun bezit niet verkopen.
In 1312 was het geduld van de koning op. Hij probeerde het eerst met een vleiende brief aan de paus. ‘Met liefde, genegenheid en eerbied verzoeken we Uwe Heiligheid om de orde te onderdrukken.’
Clemens gaf echter geen sjoege. Het officiële kerkelijke proces tegen de orde vond plaats op het Concilie van Vienne in Zuid-Frankrijk, waar de top van de katholieke kerk een eerlijk proces wilde voeren.
Maar Filips sneed hen de pas af door de stad binnen te vallen en de paus te dwingen zich te onderwerpen.

De dichter Dante liet paus Clemens in zijn Goddelijke komedie lijden in de hel.
Geschiedenis veroordeelde paus Clemens fel
Paus Clemens was volgens veel mensen een gewillig instrument van Filips en een paus zonder moraal. Hij stierf op 20 april 1314 na een kort ziekbed.
Toen de paus lag opgebaard, sloeg de bliksem in in de kerk waar hij lag en vloog het gebouw in brand. Velen zagen dit als een rechtvaardige straf voor zijn wandaden.
Niet alleen had Clemens geholpen de tempeliers te gronde te richten, hij had ook het Vaticaan verplaatst van het heilige Rome naar Avignon – een catastrofe, die veel geestelijken een ‘Babylonische ballingschap’ noemden.
Pas in 1376, 62 jaar na Clemens’ dood – verhuisde de pauselijke zetel terug naar Rome.
Op 3 april werden de vorsten en hoge geestelijken van Europa opgeroepen voor een grote kerkdienst in Vienne. Clemens zat op een troon met Filips aan zijn zij.
‘Na lang en rijp beraad,’ begon de paus, ‘verbieden we de orde der tempeliers, haar regels, uniformen en naam en verbieden we iedereen om lid te worden.’
Aan vijf jaar juridisch getouwtrek was eindelijk een einde gekomen. Wat de mensen niet wisten, was dat Filips een deal had gesloten met paus Clemens.
De bezittingen van de tempeliers zouden overgaan op de johannieterorde en Filips zou ervan afzien de overleden Bonifatius aan te klagen voor ketterij.
De inhalige koning wist echter toch wat geld uit de langdurige kwestie te slepen: de johannieters moesten hem 200.000 l.t. aan proceskosten betalen om de in beslag genomen goederen in handen te krijgen.

Koning Eduard II plunderde de burchten van de tempeliers voor een ander het kon doen.
Engelse koning was paus en ridders voor
Paus Clemens bepaalde dat het bezit van de tempeliers overging op de johannieterorde. Maar de Engelse koning bedroog hem.
Filips hield alleen wat kleingeld over aan zijn aanval op de tempeliers. De grote winnaar was de Engelse koning. Anders dan de Franse koning wachtte Eduard II niet tot de paus de orde in 1312 officieel ontbond.
Toen de Engelse vorst in 1308 zijn kroning vierde, kregen de gasten dan ook gezouten vis en vlees die waren gestolen uit de kloosters van de tempeliers.
Vervolgens verkocht Eduard hun pakhuizen vol wol, gaf hij hun graan aan het leger, kapte hij hun bossen en smeet hij met hun geld.
Later roofde de koning ook de koeien, paarden en de inventaris uit de stallen van de tempeliers.
Toen de paus de orde ten slotte ophief, kon Eduard de sleutels met een gerust hart overdragen aan de johannieterorde – er was toch niets meer over.
Vloek treft Filips
Het merendeel van de duizenden tempeliers die nog vastzaten werd zonder veroordeling vrijgelaten, want de paus eiste alleen dat de leiders van de orde werden gestraft.
Op 18 maart 1314 werden Jacques de Molay en drie andere ridders voor de rechter gebracht op het plein voor de kathedraal van Parijs.
De verdachten hadden eerder al bekend, dus de mensen verwachtten dat ze alleen een celstraf zouden krijgen. Maar toen gebeurde er iets ongelooflijks.
Na drie jaar van martelingen en vier jaar eenzame opsluiting verhieven de drie hun stem.
‘De een na de ander trok zijn bekentenis in. Ze zeiden dat ze hadden gelogen [...] omdat ze waren blootgesteld aan geweld en martelingen,’ schreef de inquisiteur Bernard Gui.
Filips had geen keus. In die tijd stond op het intrekken van een bekentenis van ketterij de doodstraf door verbranding.
De Molay wilde liever sterven dan de Franse koning zijn zin te laten krijgen. Vlak voordat hij stierf, vervloekte de grootmeester ‘degenen die ons op valse gronden hebben veroordeeld’.
Binnen een maand stierf Clemens, na een kort ziekbed. Ook het lot van Filips de Schone liet niet lang op zich wachten. Acht maanden na de executie kreeg de koning toen hij op jacht was een hersenbloeding.
Een paar weken later, op 29 november 1314, stierf de meest inhalige en hardvochtige koning van Frankrijk in zijn geboorteplaats Fontainebleau.

In 2007 toonde de kerk een document dat de onschuld van de tempeliers bewees.
Bijna 700 jaar later, in 2007, maakte het Vaticaan een document openbaar waarin paus Clemens de tempelridders vrijsprak van ketterij – de aanklacht die Filips had gebruikt om hen uit de weg te ruimen.