De moellahs van de taliban zijn woedend. Na een aanhoudende droogte wordt Afghanistan in maart 2001 getroffen door een strenge winter. Een miljoen Afghanen lijden honger. Toch zijn westerse diplomaten meer geïnteresseerd in oude Boeddhabeelden, zeggen de religieuze leiders van het land.
‘Als je kinderen voor je ogen sterven, heb je geen oog voor kunst,’ zegt een woordvoerder van de taliban in een interview in The New York Times.
De taliban vernielen vervolgens twee reusachtige Boeddhabeelden in de Bamiyan-vallei met luchtafweergeschut, kanonnen en dynamiet.
De woordvoerder zegt dat het Westen verantwoordelijk is voor de vernietiging van de bijna 1500 jaar oude standbeelden. Buitenlandse diplomaten hebben de taliban geld aangeboden om goed voor de beelden te zorgen terwijl zij in het gebied tegen een plaatselijke militie vechten.
‘Onze religieuze leiders stelden voor dat we in plaats daarvan het geld zouden gebruiken om onze hongerige kinderen te helpen. Maar de diplomaten gingen niet akkoord. Het geld is alleen voor de standbeelden, zeiden ze,’ verklaart hij.

De Boeddha’s waren 38 en 55 meter hoog. Ze werden in 570 en 618 n.Chr. gebouwd in de Bamiyanvallei ten noordwesten van Kaboel.
‘De moellahs werden kwaad en zeiden: als jullie onze toekomst bedreigen met economische sancties, hoeven jullie je niet te bekommeren om ons cultureel erfgoed. En dus besloten ze de beelden te vernietigen,’ legt de woordvoerder uit.
De korangeleerden van Afghanistan geven bevel om de 38 en 55 meter hoge Boeddhabeelden te vernietigen. Ondanks hevige protesten en extra geld uit het buitenland houden de taliban voet bij stuk. Door de kritiek lijken ze alleen maar vastberadener te worden.
Taliban wilden Boeddha beschermen
Het begon allemaal vier jaar eerder. In 1996 kwam een nieuwe, onbekende partij aan de macht in het onrustige Afghanistan. Na een reeks dictators, de Sovjetbezetting en een bloedige burgeroorlog veroverde een fundamentalistische beweging, de taliban, het land.
De taliban volgden een strenge interpretatie van de Koran, maar in het begin hadden ze niet heel Afghanistan onder controle – in het noorden was nog verzet. Pas in 1998 wisten de taliban de Bamiyanvallei te veroveren, waar de twee reusachtige Boeddhabeelden stonden.

In Kushana (rood) hadden de inwoners verschillende godsdiensten. Langs de Zijderoute (gele lijnen) kwamen het boeddhisme, hindoeïsme en zoroastrisme samen.
Reuzen markeren Zijderoute
De Bamiyanvallei was eeuwenlang een bruisend centrum van handel en het boeddhisme, tot de schepen en moslims kwamen.
Toen handelskaravanen in de middeleeuwen de bergpas overstaken en de vruchtbare Bamiyanvallei bereikten, zagen ze iets ongelofelijks. Vanuit een machtige rotswand keken twee reusachtige Boeddhabeelden uit over de honderden dromedarissen en kamelen.
In Bamiyan kruisten Chinese en Indiase kooplieden elkaars pad. Hun taal, geloof en tradities verspreidden zich onder de mensen in de vallei – en naar de rest van het rijk van de Kushana.
Van 200 tot 400 n.Chr. werd de Bamiyanvallei een boeddhistisch centrum en een pelgrimsoord. In de kloosters woonden vele boeddhistische monniken. Rond het jaar 600 bouwden deze monniken twee reusachtige Boeddhabeelden.
Ondanks verschillende machthebbers bleef de vallei boeddhistisch, maar in 977 werd Bamiyan veroverd door het kalifaat van de Abbasiden. De handel bleef echter bestaan, totdat Europese schepen het transport via de Zijderoute in de 15e eeuw overbodig maakten.
Een overijverige lokale talibanleider begon meteen gaten te boren in het gezicht van de kleinste Boeddha, om explosieven te plaatsen. Maar toen de leider van de taliban, moellah Mohammed Omar, dit hoorde, besloot hij de beelden te beschermen.
Ook de cultuurminister van de taliban wees op de noodzaak om oudheden en cultureel erfgoed te bewaren. Hij noemde de beelden in Bamiyan en zei dat, sinds het land islamitisch was, ‘de beelden nooit beschadigd zijn’. De minister benadrukte dat ‘Bamiyan niet vernietigd zal worden, maar beschermd’.
Maar in het Afghanistan van de taliban gebeurt veel waar de leiders geen controle over hebben.
Moellah verklaart afgoden de oorlog
De eerste verontrustende signalen kwamen toen een vooraanstaand lid van de taliban het nationaal museum in Kaboel binnendrong en veel oude beelden vernietigde. Het waren beelden van afgoden, zei hij, en die moesten volgens de Koran vernietigd worden.

Mohammed Omar (1960-2013) was in 2001 de leider van de taliban en Afghanistan. Eerst wilde hij de beelden beschermen, maar hij bezweek onder de druk.
Begin 2001 werden meer dan 2500 voorwerpen uit het museum vernield of gestolen. En de oorlogsretoriek tegen zogenoemde ‘afgoden’ nam toe. Moellah Omar veranderde van standpunt en zette de aanval in op alle archeologische vondsten waarop goden uit de oudheid waren afgebeeld.
Op 26 februari kondigde de leider aan dat alle niet-islamitische beelden en heiligdommen in Afghanistan vernietigd moesten worden. Deze koerswijziging was het gevolg van nog extremere invloeden – vooral Al Qaida, wiens leider, Osama bin Laden, zich in Afghanistan schuilhield.
Slaven doen het gevaarlijkste werk
Een paar ooggetuigen hebben onthuld wat ze in 2001 in de Bamiyanvallei hebben gezien, waaronder de toen 35-jarige MH (naam bekend bij de redactie). Hij was een sjiitische moslim die destijds in de vallei woonde.
De taliban zijn soennitische moslims en beschouwen sjiieten als afvalligen. Volgens hun extreme interpretatie van de islam mogen rechtschapen gelovigen afvalligen doden of als slaaf nemen.
‘De mannen wisten dat ze elk moment konden sterven – in een explosie of door de handen van de bewakers.’ MH, werkte in 2001 als slaaf in de Bamiyanvallei
MH had geluk en werd slaaf. Toen de Boeddhabeelden vernietigd werden, was hij voortdurend bang om opgeblazen te worden of een kogel te krijgen. Als gevangene van de taliban moest hij elke dag explosieven naar de twee Boeddha’s sjouwen.
Hij kende de twee grootste Boeddhabeelden ter wereld al heel zijn leven, en nu moesten hij en 24 andere gevangenen hun vernietiging voorbereiden.
Met vrachtwagens reden de taliban hun explosieven de Bamiyanvallei in. Hun slaven moesten ze vervolgens naar de Boeddha’s brengen.
‘De mannen wisten dat ze elk moment konden sterven – in een explosie of door de handen van de bewakers,’ vertelde MH tegen de BBC in 2015.
MH was fel gekant tegen de vernietiging van de oude standbeelden, maar hij had geen keuze.
‘Ik zag een man die mank liep en geen explosieven meer kon dragen. De taliban schoten hem ter plekke neer en gaven een andere gevangene opdracht om het lichaam op te ruimen.’
Experts worden ingezet
Na een teleurstellende eerste explosie, waarbij alleen een gedeelte van de benen van de grootste Boeddha verdwenen, voerden de taliban nog meer explosieven aan.

De Bamiyanvallei en de lege nis waar de grote Boeddha 1383 jaar lang stond.
MH herinnert zich dat sommige explosieven leken op zeep en aanvoelden als deeg. Met hulp van de gevangenen voerden de taliban twee of drie explosies per dag uit.
De gevangenen hingen aan touwen aan de Boeddha’s, terwijl ze explosieven plaatsten in gaten die ze in de beelden hadden geboord.
‘We waren zo bang dat ze de touwen zouden doorsnijden, of ons zouden laten hangen tijdens de explosie,’ vertelt MH. Hij voegt eraan toe dat Arabische en Pakistaanse ingenieurs hielpen met de bommen, omdat de taliban geen bommen konden maken die krachtig genoeg waren om de beelden te vernietigen.
Landen willen standbeelden kopen
Terwijl de taliban probeerden de monumenten te slopen, werd de vernietiging veroordeeld door de internationale gemeenschap. De kritiek kwam uit het Westen en uit boeddhistische landen, en van leiders en imams in meer gematigde moslimlanden. Hun belangrijkste punt was dat de taliban andere godsdiensten en hun cultureel erfgoed moesten respecteren.
Thailand, Sri Lanka, Japan en zelfs Iran boden aan de beelden te kopen en voor het onderhoud te betalen. Maar de taliban hielden voet bij stuk.
Op 19 maart werd de Arabische televisiezender Al Jazeera uitgenodigd om de vernietiging van de beelden vast te leggen. De hele berg trilde van de explosie. Toen de rook optrok, waren de beelden verdwenen – in de rotswand bleven twee lege gaten achter.
MH zag met eigen ogen de definitieve vernietiging van de Boeddhabeelden en het enthousiasme van de taliban. Ze schoten in de lucht met machinegeweren, dansten en offerden negen koeien.
Geschokt door vernietiging
De vernietiging van de beelden sloeg ook een groot gat in het cultureel erfgoed van de Afghanen. Zowel leken als experts waren geschokt.
Naser Modaber, die later verantwoordelijk werd voor historische monumenten in Bamiyan, vertelt aan Al Jazeera dat hij in een vluchtelingenkamp in Pakistan was, toen hij de beelden van de lege nissen in de bergwand zag.
‘Ik was ontzettend verdrietig. Ik zag dat, met de vernietiging van de Boeddha’s, de hele geschiedenis, cultuur, kunst en het hart van Afghanistan verloren was gegaan.’

De explosie liet de grond trillen en veroorzaakte een verstikkende wolk van rook en stof.
Ook MH was er kapot van dat hij had meegewerkt aan de vernietiging van twee van de grootste cultuurschatten van zijn land.
‘Ik zal er altijd spijt van hebben. Maar ik kon niets doen, ik had geen keuze, anders hadden ze me vermoord.’
Heropbouw is zinloos
In oktober 2001 werd de taliban verslagen tijdens een operatie onder leiding van de VS. Al snel gingen er stemmen op om de monumenten weer op te bouwen. Anderen vonden dat heropbouw zinloos was, en dat de gaten in de muur de beste waarschuwing waren tegen religieuze en culturele onverdraagzaamheid.
De Afghaanse krant 8 AM vroeg in 2020 MH om zijn mening. Hij antwoordde dat het niet slim zou zijn om geld uit te geven aan de heropbouw, zolang Afghanistan geen sterke, effectieve en inclusieve regering heeft.
‘Anders vernielen de taliban ze waarschijnlijk opnieuw.’
Misschien heeft hij gelijk.
In 2021 kwamen de taliban weer aan de macht in Afghanistan. De nieuwe regering heeft haar plannen voor de Bamiyanvallei en de lege nissen in de bergwand nog niet bekendgemaakt.