1. Huisjesmelker stikt in goud
Als de Romeinse dictator Lucius Cornelius Sulla in 88 v.Chr. de eigendommen van zijn vijanden in beslag nam, verkocht hij ze voor een habbekrats aan politicus Marcus Licinius Crassus. Crassus verkocht ze dan voor miljoenen sestertiën (zilvermunten) door.
De winst stopte hij o.a. in Spaanse zilvermijnen en krotten voor de onderklasse. In die kleine, overvolle woningen brak regelmatig brand uit, maar gelukkig had Crassus zijn eigen privébrandweer die tegen betaling het vuur kwam blussen.

Volgens de legende werd er vloeibaar goud in Crassus’ keel gegoten.
Boze tongen beweerden zelfs dat Crassus zijn slaven brand liet stichten, maar de miljonair gebruikte een slimme pr-stunt om de gunst van de bevolking terug te winnen.
Hij liet 10.000 eettafels in de straten van Rome neerzetten, waar de inwoners luxe gerechten zoals fazant en pauw konden eten – natuurlijk op kosten van Crassus.
In 60 v.Chr. was Crassus 200 miljoen sestertiën waard, maar een militaire rang had hij niet.
In 53 v.Chr. investeerde hij twee ton in een leger van 40.000 soldaten en trok hij op tegen de Parthen uit het huidige Iran.
Na een reeks succesvolle veldslagen liep Crassus in een hinderlaag. De legende vertelt dat de Parthische soldaten vloeibaar goud in zijn mond goten om de hebberige Romein te vernederen. Even later werd hij onthoofd.
2. Farao kocht zijn eigen religie

Materiële rijkdom was niet genoeg voor farao Achnaton. Hij wilde als een god vereerd worden.
Voor farao Amenhotep IV (circa 1379-1336 v.Chr.) was de absolute wereldlijke macht niet voldoende. De heerser van het machtige Egypte wilde als godheid vereerd worden – een megalomaan
project waar hij bijzonder diepe zakken voor nodig zou hebben.
De farao verbood eerst de oude goden. In plaats daarvan moesten zijn onderdanen hém aanbidden, als levend symbool van de zonneschijf Aton, die door de farao werd uitgeroepen tot nieuwe oppergod.
Amenhotep spaarde kosten noch moeite om Aton – en dus ook zichzelf – te eren. Hij liet acht Aton-tempels bouwen en veranderde zijn naam in Achnaton, ‘de levende geest van de zonneschijf’. Hij liet zelfs een nieuwe hoofdstad bouwen om Aton te eren.
Er waren duizenden werklieden nodig om alle tempels, paleizen en woningen voor de 20.000 inwoners van de nieuwe stad, Amarna, te bouwen.
Achnaton liet ook een enorm paleis van 15.000 m2 neerzetten. Er waren 544 zuilen nodig om het dak van het gebouw te dragen.
Maar de farao stierf voordat Amarna klaar was. Binnen een paar jaar was de god Aton vergeten en veranderde de prestigieuze stad in een ruïne.
3. Orakel in Delphi omgekocht

De Lydische koning Croesus liet in de 6e eeuw v.Chr. munten slaan met zijn portret erop.
In de 6e eeuw v.Chr. was Croesus van Lydië in het hele Middellandse Zeegebied bekend vanwege zijn rijkdom. Om indruk te maken op zijn gasten liet de Lydische koning maar wat graag zijn schatkamers zien, die vol lagen met goud en zilver.
Croesus vreesde een invasie van het buurland Perzië en vroeg het Orakel van Delphi daarom of Lydië zou vallen.
Om het antwoord te krijgen waar hij op hoopte, stuurde Croesus geschenken naar de god van het orakel, Apollon – vergeefs. In 546 v.Chr. werd Lydië veroverd en Croesus gevangengenomen.
4. Alexander de Grote maakte soldaten rijk

Alexander de Grote zou de rijkste man ter wereld zijn geweest toen hij in 323 v.Chr. in Babylon stierf door ziekte.
Toen de Macedonische legerleider Alexander de Grote in de 4e eeuw v.Chr. begon aan zijn verovering van Egypte en Klein-Azië, werd hij een van de rijkste figuren uit de geschiedenis.
Na de invasie van Persepolis in het huidige Iran nam hij bijna 2,5 ton goud in beslag.
En zijn generaals en soldaten kregen ook hun deel. Omgerekend naar onze tijd kreeg elk van zijn 10.000 soldaten een som goud ter waarde van 800.000 euro.
Alexander gebruikte zijn vermogen om steden aan te leggen die zijn naam droegen. Helaas kon de Macedonische koning niet lang van zijn geld genieten.
In 323 v.Chr. overleed de eerste multimiljardair uit de geschiedenis in Babylon, 32 jaar oud.
5. Nouveau riche plundert India

Robert Clive stond aan de basis van de Britse heerschappij in India.
Robert Clive werd in 1744 door de East India Company als officier naar India gestuurd om te onderhandelen met de lokale leiders.
Die waren voortdurend met elkaar in oorlog en met zijn goed getrainde Britse soldaten kon Clive hen helpen – als ze hem betaalden natuurlijk.
In 1753 keerde Clive terug met meer dan 40.000 pond op zak – de waarde van ongeveer 5800 paarden in die tijd.
Steenrijk door corruptie
De Indiase leiders overlaadden Clive met geld en edelstenen in ruil voor exportovereenkomsten met Engeland. In 1760 werd hij gouverneur van de kolonie en kreeg hij een eenmalig bedrag van 160.000 pond.
Ook ontving hij een ieder jaar 27.000 pond van koning Mir Jafar, die zijn marionet was. Voor dat geld kocht Robert Clive drie landhuizen en een herenhuis in Londen.
De woningen kostten ruim 90.000 pond en de renovatie was nog eens vier keer zo duur. Een absurd hoog bedrag – zeker als je bedenkt dat Clive er nooit heeft gewoond.
Vrienden gekocht
De gouverneur pronkte graag met zijn enorme rijkdom. Zo schonk hij het koningspaar, George III en diens vrouw Charlotte, edelstenen ter waarde van 30.000 pond, terwijl de hertog van Marlborough een tijger cadeau kreeg.
Maar achter zijn rug om noemde de elite Clive een ‘nabob’ – een verbastering van het Indiase woord voor ‘koning’, nawab.
Een ‘nabob’ is tegenwoordig een persoon die zich op een gewetenloze manier heeft verrijkt in het Oosten. Toen hij in 1774 stierf, bezat Robert Clive een vermogen van meer dan 1,5 miljoen pond – zo’n 150 miljoen euro in onze tijd.
6. Bankier spekte de kas met koper

Jakob Fugger werd ook wel ‘de Rijke’ genoemd.
De Duitse zakenman Jakob Fugger (1459-1525) had meerdere ijzers in het vuur. Een groot deel van zijn vermogen kwam uit de mijnbouw in Hongarije en Bohemen, waar Fugger dankzij lucratieve afspraken bijna het monopolie had op de winning van koper en zilver – metalen die hij tegen woekerprijzen verkocht.
Jakob Fugger was ook een invloedrijk financier en leende miljoenen aan onder andere Maximiliaan I, de keizer van het Heilige Roomse Rijk.

Het megabedrijf van de familie Fugger omvatte ook een munterij.
Dat geld ging op aan een eindeloze reeks oorlogen, maar de keizer gaf ook omgerekend 600 miljoen euro uit aan steekpenningen. Hij wilde namelijk dat zijn kleinzoon Karel na zijn dood keizer zou worden.
Jakob Fugger was zelf erg zuinig. Toen zijn neef Anton na het overlijden van zijn oom de zaken overnam, was de firma Fugger meer dan 2 miljoen gulden – bijna 150 miljoen euro – waard.
7. Bretons worden steenrijk in Engeland

Alan Rufus liet kasteel Richmond bouwen als hoofdkwartier.
Na zijn overwinning op de Engelse koning Harold II Godwinson in 1066 gaf Willem de Veroveraar zijn ridders toestemming om het land te plunderen.
Ongeveer 100.000 Engelsen werden vermoord en talloze dorpen platÂgebrand, tot de nieuwe buitenlandse elite 95 procent van Engeland in bezit had.
Een van de nieuwe grondbezitters was de Bretonse edelman Alain le Roux, die 200 boerderijen en 800 km2 land innam.
Om zijn macht te laten gelden, liet de ridder kasteel Richmond bouwen. Deze stenen burcht kreeg een 30 meter hoge toren en voor de bouw werden Franse steenhouwers ingehuurd, omdat deze kennis in Engeland ontbrak.
Toen hij stierf bezat de ridder een vermogen van 11.000 pond, zo’n 90 miljard euro in onze tijd.
Tegenwoordig kennen we Alain onder zijn Angelsaksische naam: Alan Rufus. Zijn oorspronkelijke naam, le Roux, betekent ‘de rode’ in het Frans. En die kreeg de machtige grootgrondbezitter vanwege zijn opvallende, rode baard.
8. 15 ton goud zette Mali op de kaart

Koning Mansa Moussa was zo verheven dat niezen of hoesten in zijn bijzijn werd bestraft met de dood.
Ook vroeger maakten moslims een pelgrimstocht naar de heilige stad Mekka. In 1324 had de pelgrimsstoet een heel voorname deelnemer: Mansa Moussa, de koning van Mali.
Op zijn bedevaart nam de koning 60.000 dienaren, 8000 soldaten en 12.000 slaven gekleed in zijde mee. Elke slaaf droeg een 3,5 kilo zware baar van puur goud en de karavaan had in totaal 15.000 kilo goud bij zich.
Moussa was waarschijnlijk de op één na rijkste man ooit, met een vermogen van omgerekend 350 miljard euro.
Door alle goudmijnen die er lagen, was twee derde van al het goud in de wereld afkomstig uit Moussa’s rijk. En volgens de wet waren alle grondstoffen het eigendom van de koning.
Moussa pronkte sowieso graag met zijn rijkdom, maar zijn pelgrimstocht had ook nog een ander doel: Mali promoten. Onderweg kocht Moussa zo veel zijden kleding, zangeressen en Ethiopische slavinnen dat de goudprijs daalde met 10 procent.
De koning betaalde graag vijf keer de reële prijs, om extra rijk te lijken. Als de karavaan ergens een tussenstop maakte, deelde Moussa gouden munten uit als aalmoezen voor de bevolking.
Maar vlak voordat hij in 1324 Mekka bereikte, was zijn goudvoorraad op en moest de koning geld lenen.
Moussa maakte van de nood een deugd en accepteerde woekerrentes van wel 150 procent. Hierdoor kreeg hij de reputatie van een schatrijke heerser die het geen zier kon schelen hoeveel het kostte om geld te lenen.
En toen hij een jaar later weer thuis was, betaalde hij alles netjes terug.De tocht was een succes. Twee jaar na Moussa’s dood stond Mali voor het eerst op een Europese landkaart.
KAART – Volg de verkwistende pelgrimstocht van koning Mansa Moussa:




Mansa Moussa’s rijk lag in West-Afrika
Het huidige Mali vormde slechts een deel van Mansa Moussa’s rijk Mali (oranje), dat zich uitstrekte over zes tegenwoordige Afrikaanse landen.
Koning maakt pelgrimstocht
De moslimkoning van Mali, Mansa Moussa, gaat in 1324 op pelgrimstocht naar Mekka en Media. De reis begint in de Malinese hoofdstad Niani.
Occulte adviseurs bepalen route
Na overleg met zijn medicijnmannen kiest Moussa een route door het huidige Niger, Tsjaad, Libië en de Sahara. De karavaan stopt drie maanden in Caïro om uit te rusten en voorraden in te slaan.
Koning bereikt zijn doel
Na een reis van 4000 kilometer komt Moussa in het najaar van 1324 aan in de heilige stad Mekka – de eindbestemming van zijn reis. Een jaar later gaat hij terug naar Mali.
9. Kanonnenkoning lette op de kleintjes

De firma Krupp maakte o.a. de ‘Dikke Bertha’.
In 1826 nam Alfred Krupp op 14-jarige leeftijd een een familiebedrijf met vijf medewerkers over. 60 jaar later had Alfred 50.000 mensen in dienst, die steenkool wonnen en kanonnen maakten voor klanten over de hele wereld.
Dankzij de houwitser van Krupp kreeg hij de bijnaam ‘kanonnenkoning’. Krupp woonde heel bescheiden, totdat zijn vrouw Bertha een riante villa eiste.
In 1873 was de woning klaar, maar Alfred had op de materialen beknibbeld en daardoor lekte het dak en werkte de verwarming niet.
10. Miljonair op pillen

Barbara Hutton trouwde zeven keer – o.a. met filmster Cary Grant, de Deense graaf Kurt Reventlow en verschillende prinsen.
Barbara Hutton – kleinkind van de oprichter van Woolworths – werd in 1930 beroemd. In dat jaar gaf haar familie 60.000 dollar uit voor het debutantenbal van de 18-jarige Barbara in New York.
Door haar aandelen in het familiebedrijf was Barbara goed voor 42 miljoen dollar. Ze gaf veel geld uit aan kunst en sieraden, maar ook aan drank en pillen. Tot haar lichaam het niet meer aankon.
Barbara stierf in 1979 aan een hartstilstand in het Beverly Wilshire Hotel in Los Angeles – met nog een paar duizend dollar op de bank.
11. Industriëlen werden rijk door monopolies

John D. Rockefeller en zijn conculega’s werden in hun tijd gezien als gewetenloze schurken.
Aan het einde van de 19e eeuw waren John D. Rockefeller, Andrew Carnegie en Cornelius Vanderbilt de rijkste mannen van de VS. Zij hadden hun vermogens te danken aan hun monopolies op olie, staal en transport, maar ook aan hun meedogenloosheid.
Toen er in 1892 een staking uitbrak in Carnegies staalfabrieken, openden de bewakers het vuur en kwamen er veel stakers om het leven.
De industriemagnaten waren arm geboren, maar hadden zich een weg naar de top gevochten.
In zijn essay The Gospel of Wealth schreef Andrew Carnegie dat rijk worden een ‘glorieuze’ taak was.
En hij deelde zijn rijkdom daarom ook met anderen, o.a. tijdens een reis waarop hij ‘alles betaalde, ook als hij het gemakkelijk voor de helft van de prijs had kunnen krijgen,’ aldus een medepassagier.
In 1901 verkocht Carnegie zijn bedrijf en liet hij 3000 bibliotheken bouwen in 47 Amerikaanse staten.
Miljardair John D. Rockefeller hield zich ook niet in. Van zijn geld kocht hij plezierjachten en dure renpaarden. Rond 1900 schafte Rockefeller zelfs een eiland met een telefoonverbinding naar het vasteland aan – wat in die tijd natuurlijk een ongekende luxe was.
Ook thuis baadden deze industriëlen in luxe. Met name spoorwegmagnaat Vanderbilt maakte graag indruk op zijn gasten.
Toen hij in 1883 bijvoorbeeld een feest gaf in zijn 64 kamers grote appartement in New York, waren alle muren, vloeren en plafonds bedekt met orchideeën, palmbomen en varens – net als een echt regenwoud.
12. Vermoorde tsaar werd rijkste heilige

Nicolaas II droeg dure uniformen.
Toen tsaar Nicolaas II in 1894 de troon besteeg, werd hij de eigenaar van kastelen, landgoederen en sieraden met een waarde van 300 miljard dollar – omgerekend meer dan 270 miljard euro.
Het volk leed honger, maar de tsaar kocht uniformen voor 20.000 roebel, ruim 250.000 euro, voor een reis naar Europa in 1910.
Met deze uniformen wilde hij indruk maken op zijn Britse neef, George V. Toen de Russische Revolutie uitbrak, werd Nicolaas afgezet en samen met zijn gezin door revolutionaire bolsjewieken geëxecuteerd.
In 2000 werd de tsaar heilig verklaard: de rijkste heilige ooit.
14. Dictator vervoert minnaressen in Concorde
Nadat zijn voorganger Patrice Lumumba was vermoord, greep dictator Mobutu Sese Seko in 1965 de macht in Congo.
Mobutu kreeg vervolgens de steun en miljarden dollars van Amerika, omdat hij tijdens de Koude Oorlog aan de kant van het Westen stond.
De president gebruikte dit geld o.a. om een paleis te laten bouwen in de stijl van Versailles, het slot van de Franse Zonnekoning.

Toen de rebellen in 1997 de centrale bank van Congo bestormden, lag er slechts 2000 dollar. De rest van de staatskas was door Mobutu weggesluisd naar het buitenland.
Het huis van Mobutu koste één miljard dollar en werd midden in de jungle gebouwd, op 1000 kilometer van de hoofdstad Kinshasa.
Het had een eigen landingsbaan, zodat Mobutu’s vrouw en minnaressen met een Concorde naar New York of Parijs konden vliegen om te gaan shoppen.
In 1997 werd Mobutu afgezet. De dictator vluchtte naar Marokko, waar hij datzelfde jaar nog overleed aan kanker.
15. Filantroop schonk spoorwegen en kennis

In 1948 werd Hyderabad door het zelfstandige India ingenomen.
Mir Osman Ali Khan – heerser van de Britse vazalstaat Hyderabad in Brits-Indië – was waarschijnlijk de rijkste man ooit.
In 1937 haalde hij de voorpagina van Time Magazine als de rijkste man ter wereld. Met de diamantmijnen in zijn land had hij een vermogen van ruim 200 miljard euro opgebouwd.
Mir Osman Ali Khan hield het geld niet zelf, maar gaf miljoenen uit aan de aanleg van elektriciteit, spoorwegen en scholen.
Er wordt gezegd dat Mir Osman Ali Khan zijn eigen sokken stopte en sigaretten bietste van zijn gasten. Hij kreeg waarschijnlijk 149 kinderen met heel veel verschillende vrouwen.
LEES OOK: Qatar is gebouwd op gas, olie en dode migranten