Imageselect

Verwoestende monstergolf in de Alpen

In Noord-Italië dreigt een enorme aardverschuiving, maar de bevolking wordt niet gewaarschuwd. En als er in het najaar van 1963 een stuk berg in het stuwmeer van de Vajontdam stort, kunnen de inwoners van een naburig dorp geen kant op: een vloedgolf van Bijbelse proporties raast door het dal.

Micaela Coletti heeft al een hele tijd het idee dat er iets mis is.

De afgelopen maanden heeft het 12-jarige meisje meegeluisterd met de bezorgde gesprekken van haar ouders over de nieuwe Vajontdam. Er is onlangs een gigantische muur verschenen tussen de steile berghellingen boven het schilderachtige dorpje Longarone in het Piavedal in het noordoosten van Italië.

Micaela merkt dat haar vader niet gerust is over het monumentale bouwwerk.

‘Ik vrees dat de dam op een dag zal instorten en dat we dan allemaal zullen omkomen,’ zei hij tegen zijn vrouw.

Daar is Micaela bang van geworden. Op woensdag 9 oktober 1963 kan ze de slaap niet vatten.

Verontrustende gedachten malen door haar hoofd, en zodra ze eindelijk in slaap is gevallen, wordt ze weer gewekt door een diep gerommel, alsof er in de verte een hevig onweer woedt.

Dan komt haar grootmoeder de slaapkamer binnen waar de doodsbange Micaela in elkaar gedoken in bed ligt.

‘Ik doe de luiken dicht, er is een fikse storm op komst,’ zegt haar oma, en ze aait haar kleinkind over de wang voor ze de luiken snel dichttrekt.

Even later gaat het licht uit en blijven het meisje en haar grootmoeder in het donker achter.

Dan voelt Micaela dat haar bed begint te vallen.

Het is alsof er zich een grote afgrond heeft geopend onder het huis, en even later lijkt een onzichtbare hand het tengere meisje beet te pakken en haar uit bed te sleuren. Het enige wat Micaela zich later herinnert is dat ze het op een schreeuwen zet terwijl de wereld om haar heen verdwijnt in een inferno.

Haar vader maakte zich terecht zorgen – de dam en het bijbehorende stuwmeer veroorzaakten op 9 oktober 1963 een ramp.

Van zorgen had het particuliere elektriciteitsbedrijf Società Adriatica di Elettricità (SADE) geen last toen het zes jaar eerder aan de bouw begon.

Monte Toc is een wandelende berg

In 1957 trekken 400 bouwvakkers de diepe, V-vormige Vajontkloof boven Longarone in om het fundament voor een boogdam te leggen.

Hoofdingenieur Carlo Semenza wil achter de 160 meter brede dam een enorm waterreservoir aanleggen – een diep, kunstmatig meer met een capaciteit van maar liefst 168,7 miljoen kubieke meter water. Dat moet turbines aandrijven die de industrie van het gebied van stroom voorzien.

De bouw van de Vajontdam was een gevolg van de snelle economische groei die Italië doormaakte.

© Getty Images

Economische groei had ook nadelen

In 1976 ontplofte een tank waarin het onkruidbestrijdingsmiddel trichloorfenol werd gemaakt in de chemiefabriek ICMESA bij Milaan.

Een gaswolk met onder meer het giftige TCDD trok over een groot, dichtbevolkt gebied, waarbij mensen, dieren en planten schade opliepen.

Deze Seveso-ramp staat symbool voor de onbedoelde nadelige gevolgen van de snelle modernisatie van Italië na de oorlog.

In de jaren tussen 1950 en 1970 maakte het land een economische bloei door en veranderde het in rap tempo van landbouwland in industrienatie.

De explosieve industrialisatie werd echter nauwelijks gereguleerd en leidde tot veel schade aan natuur en milieu. De vervuiling van water en lucht nam een hoge vlucht en er vonden veel milieurampen plaats.

Zoals altijd houdt Semenza nauwgezet toezicht op de bouw. De dam bestaat feitelijk uit een grote muur van betonblokken die op elkaar gezet worden – 360.000 kubieke meter beton wordt er gestort.

De ingenieur bekommert zich echter nauwelijks om de geologische omstandigheden in het dal.

Bij de bevolking zijn de berghellingen berucht om hun instabiliteit, en er komen regelmatig aardverschuivingen voor, met name op de bijna 2000 meter hoge berg Monte Toc, die naast het stuwmeer in aanbouw ligt.

Dit heeft de berg onder de bewoners van het dal de bijnaam ‘de wandelende berg’ opgeleverd – en niet zonder reden, zo zal weldra blijken.

Ongeluk is een veeg teken

Op 22 maart 1959 valt er een stuk van een andere berg in het kleine, ingedamde meer Lago di Pontesei, niet ver van Longarone. Er ontstaat een 20 meter hoge vloedgolf, die een man het water in sleurt.

Hij verdrinkt. Na dit voorval start SADE een onderzoek naar de geologie van de hellingen die het geplande Vajontmeer dragen.

Het reservoir zal 16 keer zo veel water bevatten als dat van Pontesei, en als er hier een aardverschuiving optreedt, zullen de gevolgen mogelijk rampzalig zijn.

De elektriciteitsmaatschappij geeft de gerenommeerde Oostenrijkse hoogleraar geologie Leopold Müller de leiding over het onderzoek, en de Oostenrijker huurt de 31-jarige zoon van Carlo Semenza, Edoardo, in als zijn assistent.

‘Aardverschuiving van 50 miljoen m³ bedreigt voortbestaan bevolking’ Kop in de krant L’Unità

In juli 1959 gaan de twee aan de slag. Eerst brengen ze het terrein rond het kunstmatige meer zorgvuldig in kaart.

Ze meten de bergen op en boren diep in de kalksteenrotsen om monsters te nemen. Zo willen ze erachter komen of er instabiele of poreuze lagen van bijvoorbeeld klei en steen in de bodem zitten.

Aan de zijde van Monte Toc die aan het Vajontmeer grenst, ontdekken Leopold en Edoardo scheuren en afzettingen van aardverschuivingen. De berg is lang niet zo stevig als ze hadden gehoopt.

Geologen luiden de noodklok

De deskundigen waarschuwen SADE en Carlo Semenza onmiddellijk dat er een nieuwe aardverschuiving dreigt als het waterpeil in het stuwmeer stijgt.

Bij vervolgonderzoeken komen er nog meer gevaren aan het licht.

Op de noordhelling van Monte Toc, vlak boven het geplande stuwmeer, bevindt zich een enorme instabiele zone.

De geologen komen tot de conclusie dat dit stuk berg kan loskomen, waarbij 200 miljoen m³ gesteente in het water zal storten.

Na de vloedgolf lag het hele Piavedal vol met puin en kapotte spullen.

© Shutterstock

Carlo Semenza is er echter niet van overtuigd dat de dreiging reëel is.

In de hoop op beter nieuws raadpleegt hij andere deskundigen, die na onderzoek van Monte Toc de analyse van Leopold Müller en Edoardo Semenza verwerpen.

Volgens hen is de berg over het algemeen rotsvast en stabiel.

Een opgeluchte Carlo Semenza geeft in februari 1960 groen licht om het stuwmeer achter de dam te laten vollopen met water. Dat moet drie keer gebeuren, en deze tests zullen uitwijzen of de dam en de berg de druk aankunnen.

De proeven verlopen geheel volgens plan, en in oktober dat jaar is het meer 170 meter diep. Uiteindelijk moet er 261 meter water in komen te staan.

In de dorpen in het Piavedal aan de voet van de dam halen de inwoners opgelucht adem.

Velen waren bang dat de Vajontdam zou bezwijken onder de druk, en de plaatselijke kranten stonden lange tijd vol onheilspellende berichten over een gigantische aardverschuiving die een allesvernietigende vloedgolf door het dal kan veroorzaken.

‘Aardverschuiving van 50 miljoen m³ bedreigt voortbestaan bevolking,’ waarschuwt een kop in koeienletters in de krant L’Unità.

Maar de journalisten en de lezers weten niet dat dat cijfer nog aan de voorzichtige kant is: professor Müller heeft een aardverschuiving voorspeld die vier keer zo groot is.

Barsten in de berg

Het elektriciteitsbedrijf en de autoriteiten dulden geen kritiek en slepen journalisten die over een dreigende ramp schrijven voor het gerecht.

Ondanks de pogingen om de pers monddood te maken blijven de geruchten aanhouden. De inwoners vermoeden dat SADE belangrijke informatie voor hen achterhoudt.

Eind oktober 1960 zien boeren een grote, M-vormige scheur in de zijkant van Monte Toc, zo’n 600 meter boven het stuwmeer.

De scheur is een paar kilometer lang en wordt elke dag 3 centimeter breder. Op 4 november 1960 vindt een kleine aardverschuiving plaats, waarna SADE nogmaals de hulp van professor Leopold Müller inroept.

‘... als de dam het begeeft, is het het beste dat we allemaal omkomen’ Vader van Micaela Coletti

Volgens de Oostenrijker is Monte Toc instabiel geworden doordat het water uit het stuwmeer is doorgedrongen tot onvaste lagen in het gesteente. Hij wil het waterpeil in het meer terugbrengen om de berg te stabiliseren. Als het water weer uit het gesteente loopt, zullen de lagen stabiel worden, denkt hij.

Alles wijst erop dat Müller het bij het rechte eind heeft.

Als SADE in de twee maanden daarna de sluizen openzet en het water het meer uit stroomt, komt er een einde aan de aardverschuivingen en groeit de M-vormige scheur in Monte Toc nog maar 1 millimeter per dag in plaats van 3 centimeter.

SADE, Carlo Semenza en Leopold Müller denken de situatie nu onder controle te hebben.

Müller adviseert om het waterpeil afwisselend te laten stijgen en dalen om een reeks kleinere aardverschuivingen op te wekken in plaats van één grote.

En Semenza wil er met proeven op kleine schaal achter komen hoe hoog het peil in het stuwmeer maximaal kan zijn als een catastrofale aardverschuiving voorkomen moet worden.

Uit de experimenten blijkt dat er in het ergst denkbare scenario – een verschuiving van 200 miljoen m³ grond en gesteente – een vloedgolf van 20 meter hoog door het dal zal spoelen.

Daarom besluit Semenza om het peil in het reservoir te allen tijde 25 meter onder de rand van de dam te houden. Zo loopt het onderliggende dal geen enkel gevaar op een overstroming, zo stelt hij.

Vloedgolf was 10 keer zo hoog als verwacht

Deskundigen hadden berekend dat een aardverschuiving op de berg Monte Toc in het ergste geval een golf van 20 meter hoogte zou veroorzaken in het Vajontmeer.

Maar toen de hele zijhelling in het water gleed, spoelde een monstergolf over de rand van de dam.

In het Piavedal verwoestte die alles op zijn pad, en het dorp Longarone was als eerste aan de beurt.

Water doet berg barsten

Op woensdag 9 oktober 1963 om 22.39 uur schuift een 2 kilometer lange berghelling met 260 miljoen m³ stenen, aarde en bomen in het ingedamde Vajontmeer.

De aardverschuiving heeft een snelheid van zo’n 100 km/h en is veroorzaakt door de hoge waterstand.

Golf treft dorpen op de berghelling

De aardverschuiving, die 20 seconden duurt, veroorzaakt een 250 meter hoge vloedgolf, die zich in tweeën deelt.

Eén deel raakt de dorpen Casso en Erto aan de overzijde van het meer.

Drukgolf en water verwoesten Longarone

Het tweede deel van de golf wordt versterkt door het water dat terugstroomt uit Casso en Erto en heeft een volume van circa 30 miljoen m³.

De golf spoelt over de rand van de 262 meter hoge Vajontdam, het Piavedal in. Daar slaat het water een krater van zo’n 60 meter diep, waarna het in het nauwe dal wordt samengedrukt tot een vloedgolf van 70 meter hoog.

Die stuwt een drukgolf van samengeperste lucht voor zich uit. Een paar minuten na de aardverschuiving bereikt de golf Longarone, het eerste dorp aan de voet van de Vajontdam.

De drukgolf blaast huizen omver, waarna het water erover raast. Het gevolg: van het dorp blijft niets over en bijna iedereen is dood.

1000 doden worden nooit gevonden

Vanuit Longarone gaat de golf verder naar het zuiden, dwars door vier andere dorpen in het Piavedal. Uiteindelijk stroomt het water in de Adriatische Zee bij Venetië.

In het dal komen in totaal 2000 mensen om – zo’n 350 voltallige gezinnen vinden de dood.

De lichamen van meer dan 1000 slachtoffers worden nooit gevonden. De dam is niet doorgebroken, maar het stuwmeer zit nu vol puin en aarde in plaats van water.

Slachtoffers

Doden: 2000

Van wie vermist: 1000

Omgekomen gezinnen: 350

Deskundigen bewaken berg

Door het waterpeil steeds te laten stijgen en dalen hoopt SADE een gecontroleerde aardverschuiving te kunnen opwekken op Monte Toc.

Op 26 september 1963 is de grond 3 meter verschoven, en de deskundigen zijn ervan overtuigd dat ze kunnen bewerkstelligen dat de losse berghelling langzaam in het meer glijdt.

Maar met een waterpeil van 245 meter is het meer voller dan ooit, en door de stijging gaat de aardverschuiving sneller. In een poging de vaart eruit te halen worden de sluizen opengezet waardoor het waterpeil daalt, maar anders dan verwacht heeft dat geen effect: de bodem vlak onder de M-vormige scheur glijdt alleen maar sneller naar beneden.

Hoewel ze de controle over de aardverschuiving nu kwijt zijn, maken de ingenieurs zich weinig zorgen.

Begin oktober staat er nog 235 meter water, waarmee de gewenste 25 meter afstand van de rand bereikt is. Nu zal de dam een vloedgolf tegenhouden, zo meent het elektriciteitsbedrijf, dat inschat dat de losgekomen grond nu elk moment in het water kan vallen.

Monte Toc wordt 24 uur per dag gemonitord en het bedrijf heeft boeren in de buurt verzocht hun vee in veiligheid te brengen.

Maar omdat het niet onnodig voor paniek wil zorgen, heeft het bedrijf de inwoners van het Piavedal niet gewaarschuwd voor de aanstaande aardverschuiving. Er bestaat immers geen risico op een golf die door de dorpen zal razen.

De tsunami komt

In de vijf dorpen die netjes op een rij in het dal liggen, weten de inwoners niets van alle maatregelen die zijn genomen om de ‘wandelende berg’ in bedwang te houden.

Maar het is sommige mensen opgevallen dat er de laatste tijd veel aarde, stenen en bomen van Monte Toc in het stuwmeer vallen.

‘Laten we de kinderen wegsturen,’ heeft Micaela’s moeder geopperd.

‘Nee, als de dam het begeeft, is het het beste dat we allemaal omkomen,’ luidde het antwoord van haar man.

Terwijl Micaela ’s avonds op 9 oktober ligt te woelen in haar bed, zitten de kroegen van Longarone vol mensen.

Ze kijken ingespannen naar de grote tv-schermen waarop een belangrijke voetbalwedstrijd te zien is. Real Madrid speelt tegen Glasgow Rangers in de Europacup.

VOOR- en NA-foto’s van het dal

Longarone was een van de vijf dorpen in het dal bij de berg Monte Toc. De enorme vloedgolf richtte er zware schade aan.

© www.environmentandsociety.org

VOOR

In Longarone woonden ruim 1900 mensen voordat een vloedgolf in 1963 het dorp met de grond gelijkmaakte.

© www.environmentandsociety.org

NA

Na de ramp was Longarone een modderig maanlandschap. De meeste gebouwen waren ingestort en meer dan 1450 van de inwoners van het dorp waren omgekomen.

Om 22.40 uur wordt het commentaar bij de wedstrijd overstemd door een luid gerommel.

Dan valt de stroom uit en daalt de duisternis neer over Longarone. De aarde begint te trillen, en voordat de bewoners doorhebben wat er gaande is, slaat de rampspoed toe.

Er is 260 miljoen kubieke meter aarde en puin losgekomen van Mont Toc en met 100 kilometer per uur in het meer gestort. Daarbij is een vloedgolf van 250 meter hoog ontstaan, die over de rand van de dam is geslagen en nu door het ondergelegen smalle dal raast.

Het water vormt een muur van 70 meter hoog, die vanwege de hoge snelheid een drukgolf van samengeperste lucht voor zich uit stuwt. Die drukgolf treft Longarone als eerste, en het lijkt wel een atoombom.

Daken worden van de huizen gerukt, muren omvergeblazen en mensen raken onherkenbaar verminkt. Maar dit is nog maar het begin van de rampspoed die het Piavedal deze avond zal treffen.

Meteen na de drukgolf volgt de muur van water, die alles op zijn pad wegvaagt. Longarone en de vier volgende dorpen worden met de grond gelijkgemaakt.

Wegen, huizen, elektriciteitsmasten, treinrails, bomen, auto’s, fietsen en mensen worden weggespoeld door de kolkende watermassa die door het Piavedal raast.

Al een kwartier later is het water weg, waarna een sinistere stilte invalt over de ruïnes, brokstukken en dode lichamen in het eindeloze modderlandschap.

Alleen de toren stond nog overeind nadat de druk- en vloedgolf de rest van de kerk hadden verwoest.

© Imageselect

Begraven onder de modder

Iets na 23.00 uur is de reddingsactie al in volle gang. Reddingswerkers, soldaten en burgers komen van heinde en verre naar het Piavedal om naar overlevenden te zoeken, maar hun inzet wordt zelden beloond.

De vloedgolf heeft vrijwel niets overeind gelaten, en slechts heel af en toe wordt er een overlevende gevonden tussen het modderige puin.

Rond 2.30 uur zien reddingswerkers een hand en een voet uit de modder steken. Als ze het bijbehorende lichaam hebben opgegraven, ontdekken ze tot hun verbazing dat deze persoon nog leeft.

‘We hebben een overlevende gevonden, een bejaarde,’ roept een van de reddingswerkers, maar hij heeft het mis. Achter een masker van modder gaat de 12-jarige Micaela Coletti schuil, die vier uur eerder uit haar bed gerukt werd en 350 meter meegesleurd werd.

Een van de mannen tilt het meisje op, veegt de modder van haar gezicht en draagt haar naar een auto, waar ze weer enigszins bij haar positieven komt.

Ze barst in huilen uit, maar ze weet nog niet dat ze een van de weinige overlevenden is in Longarone, en dat haar zus, ouders en grootouders onder de in totaal circa 2000 dodelijke slachtoffers zijn.

Identificatie is moeilijk

In de dagen na de ramp zoeken reddingswerkers en soldaten koortsachtig naar overlevenden in de modder en tussen het puin. Het is een race tegen de klok.

Het identificeren van de doden is zeer moeilijk, want door de drukgolf zijn hoofden en ledematen afgerukt. Elke dag spelen zich hartverscheurende taferelen af.

Als inwoners die toevallig van huis waren weer terugkeren, weten ze niet wat ze zien. Hun hele familie is dood en hun huis is verdwenen.

Een oudere vrouw, Carmela Buttet, kruipt op handen en voeten rond en graaft met een lepel op de plek waar haar huis stond. Huilend prevelt ze: ‘Mijn zoon, mijn zoon ligt daaronder.’

Een paar soldaten proberen op de wanhopige vrouw in te praten.

‘Kom maar met ons mee, u kunt toch niets doen,’ zegt een van hen, maar de woorden dringen niet tot haar door. Ze weigert de hoop op te geven en blijft zoeken naar haar zoon, schoondochter en hun drie kleine kinderen.

‘Mijn zoon ligt daaronder, help me toch graven,’ smeekt de 72-jarige vrouw terwijl ze met haar lepel in de modder blijft wroeten. ‘Blijf hier en help me zoeken,’ zegt ze tegen de soldaten.

Tijdens het proces toonde een vrouw een foto van omgekomen dierbaren.

© Getty Images

Nasleep duurde decennia

De regering, de lokale autoriteiten en alle betrokkenen bij de bouw van de dam beweerden dat de ramp volkomen overwacht was gekomen.

Niemand nam enige verantwoordelijkheid op zich, en de regeringsgezinde krant La Discussione bestond het van een ‘ondoorgrondelijk teken van Gods liefde’ te spreken.

Onafhankelijke media gaven de leiding van het elektriciteitsbedrijf SADE, de technici en de geologen echter de wind van voren. Ze hadden roekeloos gehandeld en nagelaten de bevolking
te waarschuwen voor een ramp die ze hadden kunnen zien aankomen.

In februari 1968 werden 11 betrokken bestuurders van SADE, ingenieurs en technici aangeklaagd wegens nalatigheid en dood door schuld nadat een commissie had vastgesteld dat de aardverschuiving en de overstroming voorzien hadden kunnen worden.

Drie van de verdachten stierven voordat het proces begon, en toen het vonnis in 1971 eindelijk geveld werd, werden er slechts twee veroordeeld tot twee jaar cel wegens dood door schuld.

Pas in 1997 betaalde SADE een schadevergoeding aan de nabestaanden.

Een van hen was Micaela Coletti, die pas 12 was toen haar hele familie omkwam en een van slechts 30 kinderen uit Longarone was die de ramp overleefden.

Carmela Buttet vindt haar omgekomen familieleden nooit.

Net als meer dan 1000 andere slachtoffers van de vloedgolf liggen ze diep in de modder of zijn ze de Adriatische Zee in gespoeld. Ook de familie van Micaela Coletti is verdwenen.

Alleen het lichaam van haar vader wordt gevonden, en vandaag de dag, 55 jaar na de ramp, heeft Micaela Coletti nog maar enkele herinneringen aan de nacht waarop ze alles kwijtraakte, maar zelf uit de modder werd gered.

‘Ik weet nog dat ik op de schouders van een brandweerman zat en dat hij telkens struikelde over de brokstukken die op de grond lagen. Ik bleef hem smeken om me neer te zetten, maar dat deed hij niet. En ook herinner ik me de enorme maan, die zo dichtbij leek en zo helder was dat ik er bang van werd. Het was alsof ik hem zo kon aanraken. Nooit heb ik een maan gezien die zo groot en zo dichtbij was. Het volgende wat ik me herinner is dat ik in een auto gelegd werd en dat ik iemand hoorde huilen. Toen besefte ik dat ik dat zelf was.’