ETH-Bibliothek
Lawine, Alpen

Ramp in de Alpen: 265 mensen gestikt in de sneeuw

In de winter van 1951 botst warme lucht vanuit de Atlantische Oceaan op een koufront uit het poolgebied. Als gevolg hiervan worden de Alpen bedekt onder een immense laag sneeuw. Dan slaat het noodlot toe.

Op zaterdagavond 20 januari 1951 is het koud en helder in het afgelegen dorpje Vals in de Zwitserse Alpen. Hier zit de 23-jarige Bernhard Tönz lekker warm binnen met de andere leden van de plaatselijke fanfare. De afgelopen dagen heeft er een hevige sneeuwstorm gewoed en Tönz en zijn vrienden hebben besloten om die avond samen te oefenen in de dorpsschool.

De gezelligheid wordt abrupt onderbroken als om 22.00 uur het licht plotseling uitgaat en het pikdonker wordt in het schoolgebouw.

Een paar seconden later horen de vrienden een laag gerommel dat steeds harder wordt en voelen ze de vloer onder zich trillen – een voorbode van de loodzware sneeuw die een moment later met een hels kabaal over het huis stort. En dan is alles weer stil.

Later herinnert Berhard Tönz zich hoe hij naar buiten rent. Wat hij daar ziet, vergeet hij nooit meer. Gigantische bergen sneeuw versperren de wegen rond het gebouw, en verder de berg op, waar voorheen vijf woonhuizen stonden, ligt alleen nog maar puin en hout.

Berhard Tönz herinnert zich hoe hij naar buiten rent. Wat hij daar ziet, vergeet hij nooit meer.

De 300 meter brede lawine die op 20 januari 1951 met een enorme kracht over Vals raasde, heeft gebouwen en mensen met zich meegesleurd. Wat Bernhard Tönz niet weet, is dat vergelijkbare taferelen zich op dat moment ook afspelen in Oostenrijk, Duitsland, Italië en elders in Zwitserland. Tönz is slechts een van de vele slachtoffers van het natuurgeweld.

In drie dagen tijd worden de Alpen getroffen door meer dan 1000 lawines. De sneeuw kost meer dan 265 mensen het leven. De ramp is de ergste in zijn soort, en de winter van 1951 zal voortaan bekendstaan als de ‘horrorwinter’.

Sneeuw scheurt beton aan flarden

Het buitengewone aantal lawines in de winter van 1951 was het gevolg van al even buitengewone omstandigheden. In december van 1950 valt er nauwelijks sneeuw, maar in januari slaat het weer om.

Twee dagen lang valt er fijne poedersneeuw in de bergen. Daarna komt er zware regen en een periode met natte sneeuw. Dan begint het weer te regenen. Alleen al in de Oostenrijkse provincie Tirol – een gebied van 12.645 km2 – valt een miljard ton regen en sneeuw naar beneden. Dat is twee keer het maandelijkse gemiddelde.

© Shutterstock

Sneeuw valt door temperatuurverschil

De warme lucht vanuit de Atlantische Oceaan botst half januari 1951 boven de Alpen op koude lucht uit het poolgebied. Met fatale gevolgen.

Die nacht zien de Tirolers hoe het sneeuwdek elk uur 12 centimeter dikker wordt, totdat alle huizen en hun bewoners bedekt zijn onder de metersdikke laag sneeuw.

Tegelijkertijd zorgt de krachtige wind ervoor dat de sneeuw zich ophoopt op de hellingen. Deze sneeuwbergen, die bestaan uit zware, natte sneeuw bovenop de fijne, losse poedersneeuw die een paar dagen eerder is gevallen, zijn een tikkende tijdbom die zelfs bij de kleinste tempartuurverandering kan afgaan.

Een voorproefje van de ‘horrorwinter’ krijgen ze in de Oost-Zwitserse gemeente Zernez, waar op 19 januari zeven mensen worden bedolven onder een lawine en omkomen.

Maar een dag later – op 20 januari, wanneer Bernhard Tönz zelf ook een lawine meemaakt – gaat het serieus mis. Op die dag beginnen miljarden tonnen natte sneeuw te schuiven op de berghellingen in de Alpen.

En als een lawine eenmaal op gang is, sleurt de zware sneeuw rotsen en grind met zich mee. Zo ontstaat een allesvernietigende massa die wel 800 kilo per kubieke meter weegt. En alles verwoest wat ze tegenkomt.

De bomen die op de hellingen zijn geplant om lawines tegen te houden, breken als luciferhoutjes – of worden omvergeblazen door de luchtdruk.

60 meter door de lucht

Zelfs de stevigste barrières begeven het. In Nauders, ten zuiden van Sankt Anton in Oostenrijk, slaan lawines door de betonnen barrières die de overheid heeft laten bouwen om de sneeuw tegen te houden. De lawinehekken, gemaakt van treinrails en goed verankerd in de rotsen, buigen alsof het paperclips zijn.

De verwoesting is totaal. Ooggetuigen vertellen hoe een lawine van de 1760 meter hoge, Zwitserse berg Muntet zeven huizen, acht stallen, een school en een kerk vernietigt. In het dorp Meierhof is het nog erger. Daar vermorzelt de sneeuwmassa in totaal 42 huizen en boerderijen.

Ook in Vals beseft Bernhard Tönz dat de lawines zijn dorp hebben verslonden.

‘Ineens hoorden we een doffe klap, een rollend geluid, en toen gekraak en een knal – en toen werd het hele dorp donker. Op dat moment werden de huizen van gezinnen ook hun graf,’ schreef het Zwitserse instituut voor sneeuw- en lawineonderzoek over de ramp in Vals.

Zwitserland en Oostenrijk extra hard getroffen

De lawines troffen een gebied van Zwitserland in het westen tot aan de Oostenrijkse Alpen, maar ook delen van Italië en Duitsland. In Oostenrijk werden meer dan 600 gebouwen verwoest en 40.000 mensen werden bedolven onder de sneeuw.

Oostenrijk

Verwoeste gebouwen: meer dan 400
Doden: minstens 135

Zwitserland

Verwoeste gebouwen: meer dan 200
Doden: minstens 91

Duitsland

Verwoeste gebouwen: onbekend
Doden: minstens 12

Italië

Verwoeste gebouwen: meer dan 50
Doden: minstens 29

Het instituut verzamelt ooggetuigenverslagen en hoort dat de snelheid van de lawines het onmogelijk maakte om nog te ontsnappen. Een man die sneeuw aan het scheppen was buiten het hotel Drei Könige in het Zwitserse Andermatt sterft ter plekke wanneer de lawines vanaf de omringende berghellingen over het dorp razen. Tegelijkertijd worden een nabijgelegen huis en acht bewoners verpletterd onder de sneeuwmassa.

Johann Lutz, een huisvader die ook in Andermatt woont, overleeft het – uit puur toeval. Lutz was die avond bang dat het dak van zijn huis zou instorten door de zware neerslag, en dus klom hij naar boven om de sneeuw van het dak te ruimen.

Toen hij op het dak stond, rolde de lawine richting de stad. De enorme luchtdruk tilde Lutz op en slingerde hem 60 meter door de lucht, waarna hij landde in de zachte sneeuw – veilig en buiten het bereik van de lawine.

Lawine, winter 1951

De geïsoleerde inwoners van het Münsterdal kregen voedsel en benzine van de Zwitserse luchtmacht en bedankten hen met een ‘Danke’ in de sneeuw.

© ETH-Bibliothek

Voor de inwoners van de Alpen is de verschrikking nog niet voorbij. Op 20 januari wordt Andermatt getroffen door in totaal zes lawines, met 13 dodelijke slachtoffers tot gevolg. De lawine die om 18.50 uur vanaf de Kirchberg over de stad rolt, is extreem hevig. Ze verwoest 15 gebouwen van de plaatselijke militaire kazerne. De sneeuw duwt militaire voertuigen en ander materieel weg van het terrein. Soldaten vinden het materiaal pas dagen later terug – 350 meter verderop.

Ook in andere gebieden is de materiële schade enorm. De lawines verwoesten niet minder dan 1440 hectare bos of 130.000 kubieke meter hout. En de sneeuw vernietigt een groot aantal bedrijven, hotels en cafés.

Het grootste materiële verlies wordt geleden door de mijn Magnesitbergwerk Tux in Tirol, waar magnesiet wordt gewonnen, dat gebruikt wordt voor de productie van vuurvaste tegels. Wanneer de mijn wordt getroffen door een lawine, worden acht medewerkers doodgedrukt en worden een laboratorium, een lift, twee silo’s met 20 ton magnesiet en de brandweerkazerne van de mijn compleet verwoest.

Vlak na de ramp wordt de schade in Tirol geschat op 47 miljoen schilling – zo’n 50 miljoen euro.

Iedereen helpt bij de redding

Reddingswerkers en vrijwilligers beginnen al in de nacht van 20 januari te zoeken naar overlevenden. Ze patrouilleren met lawinehonden, die slachtoffers onder de sneeuw kunnen ruiken en opsporen. Anderen lopen in een dichte formatie door het witte landschap en steken metalen staven in de sneeuw om zo overlevenden te vinden.

Ook Bernhard Tönz helpt direct na de lawine mee met zoeken. Bij het schijnsel van lantaarns doorzoekt hij samen met andere dorpelingen de sneeuw in de hoop nog overlevenden te vinden.

‘Die nacht sliep niemand. Iedereen hielp dapper mee,’ herinnert hij zich later.

De inwoners vinden 19 mensen onder de sneeuw, maar moeten ook constateren dat er 13 van hen zijn omgekomen. Voor een klein dorp met minder dan 1000 inwoners is dit een enorm verlies. Een van de eersten die dood gevonden wordt, is de leraar Philip Peng. Zijn twee dochtertjes worden drie dagen later gevonden.

‘Hun levenloze lichamen leken op wassen poppen die opgekruld in hun bed lagen,’ schreef het Amerikaanse tijdschrift Life in een reportage uit februari 1951.

In het vakantiedorp Andermatt kwamen de vrouw en jonge zoon van Johann Lutz om. Zij stierven toen hun huis verpletterd werd door de lawine, een paar seconden nadat Lutz van het dak was geslingerd.

Sint-bernardshonden, reddingsbrigade

De monniken stuurden hun sint-bernardshonden in tweetallen door de sneeuw. Een hond ging hulp halen, terwijl de andere bij het slachtoffer bleef. Dat ze een vaatje cognac bij zich hadden, is een mythe.

© Edwin Landseer

Monniken begonnen eerste reddingsbrigade

Een reis door de Alpen kon levensgevaarlijk zijn. Maar dat probleem losten de monniken van het Sint-Bernard Hospitium op, toen ze 300 jaar geleden de eerste reddingsbrigade in het gebied oprichtten.

In 1660 begonnen de monniken van het Sint-Bernard Hospitium de eerste reddingsbrigade in de Alpen. Vanuit hun klooster, het Sint-Bernard Hospitium, langs de Sint-Bernhardpas tussen Zwitserland en Italië, stuurden de monniken helpers – marronniers – om reizigers te begeleiden over de 2400 meter hoge, besneeuwde bergpas.

Er was veel vraag naar de marronniers, en rond 1750 lieten de monniken een paar van hun honden – sint-bernards – de reizigers vergezellen. Deze sterke honden waren gemaakt voor het besneeuwde landschap en al gauw bleek dat ze met hun scherpe reukvermogen ook mensen konden vinden die onder een lawine waren bedolven.

De monniken stuurden de honden er met zijn tweeën op uit om naar slachtoffers te zoeken. Terwijl één hond bij het slachtoffer bleef, rende de andere naar het klooster om hulp te halen. De brigade was zo effectief dat de komende 200 jaar ongeveer 2000 mensen werden gered, waaronder soldaten van Napoleon, die tussen 1790 en 1810 de bergpas overstaken.

Sint-bernardshonden werden tot in de jaren 1950 ingezet bij bergreddingen.

Duizenden mensen afgesneden van de buitenwereld

Op 21 januari rollen er nog een paar lawines van de bergen naar beneden, maar op 22 januari is het voorbij – even abrupt als het allemaal begon. De weken erna moeten vliegtuigen voedsel, medicijnen, benzine en andere benodigdheden droppen boven de geïsoleerde bergdorpen.

De piloten leveren ook reserveonderdelen voor sneeuwschuivers, brandhout en andere spullen. Direct na de ramp besluit de overheid om de lawineparaatheid te verhogen, meer en betere barrières te bouwen, en om de berghellingen te beplanten.

Daarnaast wordt ook het alarmsysteem verbeterd. Al deze verbeteringen lonen zich in 1999, wanneer er weer massaal lawines voorkomen in de Alpen – door een meteorologische situatie die vergelijkbaar is met die van 1951. Ondanks de enorme omvang van de ramp, komen er slechts 62 mensen om het leven.

Een van de mensen die in de jaren na 1951 werkt aan de bouw van lawinebarrières, is Bernhard Tönz. Hij is blij met alle maatregelen.

‘Maar,’ zegt hij jaren later in een interview, ‘100 procent veilig zijn we hier nooit.’