Overleefden onderzeebootbemanningen een schipbreuk?
Een zuurstofapparaat kon theoretisch de opvarenden van een onderzeeër redden die schipbreuk had geleden.

Onderzeebootbemanning had een kans
In 1907 ontwikkelde de Duitser Heinrich Dräger een reddingsset voor onderzeebootbemanningen, de zogeheten Tauchretter. De set bestond uit een zuurstofapparaat met genoeg zuurstof voor een half uur, een neusklem en een reddingsvest waarmee de opvarenden naar het oppervlak konden komen.
In de Eerste Wereldoorlog waren alle Duitse onderzeeërs voorzien van een Tauchretter. Het apparaat bevatte echter pure zuurstof, en als die ingeademd werd op meer dan 7 meter diepte zonder toegevoegde stikstof, kon de bemanning zuurstofvergiftiging oplopen.
Zuurstofapparaat werd verbeterd
Dit probleem werd later opgelost door het toestel te voorzien van zuurstof én stikstof, die in de slang werden gemengd. Ook de Engelsen en Amerikanen ontwikkelden varianten van het Duitse reddingsapparaat, en in het interbellum oefenden de bemanningen op onderzeebootscholen met het gebruik van het toestel.
Training was vergeefs
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bleek deze training echter grotendeels nutteloos geweest te zijn. Duitse, Britse en Amerikaanse onderzeeërs opereerden op zo'n grote diepte dat je de vaartuigen onmogelijk levend kon verlaten. De schipbreukelingen zouden verpletterd worden door de waterdruk. De VS verloren tijdens de oorlog 52 onderzeeërs, en van de in totaal 3500 bemanningsleden overleefden er slechts vijf.