Aan boord van het lijnvliegtuig dat op kerstavond 1971 op weg is van Lima in Peru naar de junglestad Pucallpa, is de stemming opperbest. Juliane Koepcke, een tiener nog, vliegt met haar moeder naar haar vader om samen kerst te vieren.
De stewardessen zijn net bezig de schaaltjes op te halen als de lucht inktzwart wordt. Vanuit hun stoelen op 3 kilometer hoogte zien Juliane en haar moeder dat het stevig bliksemt.
Het vliegtuig bonkt en schudt, en opeens springen de bagagevakken open. De passagiers schreeuwen van angst als de koffers en kerstcadeaus in de rondte vliegen.
Juliane kijkt haar moeder aan, die haar probeert te kalmeren. Dan slaat vlak naast hun raam de bliksem in.
‘Nu is het voorbij,’ kan haar moeder nog net uitbrengen voor het vliegtuig aan flarden scheurt. Als in een droom ziet Juliane dat het gangpad recht onder haar loopt. Dan wordt alles zwart.

Juliane Koepcke vond al tijdens het boarden dat het vliegtuig – een Lockheed L-188 Electra van de vliegmaatschappij LANSA – gammel oogde.
Als ze nog even bij bewustzijn komt, beseft ze dat ze alsmaar valt. Ze ziet het oerwoud in volle vaart op zich afkomen.
De ergste nachtmerrie van elke luchtreiziger is voor de 17-jarige werkelijkheid geworden. Als Juliane wakker wordt, zit ze nog altijd in haar stoel vastgegespt.
Hoe ze het overleefd heeft weet ze niet, maar ze is helemaal alleen in het oerwoud, waar het wemelt van de slangen, giftige spinnen en krokodillen.
Ouders kennen de jungle
Juliane Koepcke werd in 1954 in Peru geboren. Haar ouders, beiden bioloog, vertrokken vlak na de Tweede Wereldoorlog uit het kapotgebombardeerde Duitsland, waar ze moeilijk een baan konden vinden, naar Zuid-Amerika om midden in het oerwoud een onderzoekscentrum op te richten.
Julianes moeder bestudeerde vogels – vooral hoatzins, die nog erg op de dinosauriërs lijken – terwijl haar vader het ecosysteem van het regenwoud onderzocht.
Van kinds af aan was Juliane vertrouwd met de jungle en leerde ze haar weg te vinden in het Amazonewoud.
Zo vertelden haar ouders dat ze altijd haar schoenen moest uitschudden voor ze die aantrok vanwege de giftige spinnen die er ’s nachts in konden kruipen. Deze overlevingslessen zouden later het leven van hun dochter redden.
Onvoorstelbare mazzel heeft vaker mensen gered
Juliane Koepcke overleefde een val van 3 km hoogte. Maar heel weinig anderen hebben bij een vliegtuigongeluk zoveel geluk gehad.

Sprong in het diepe
In 1948 pleegde een misdaadbende de eerste kaping van een verkeersvliegtuig, een vliegboot van Cathay Pacific. Het doel: losgeld. De piloot bood verzet en werd doodgeschoten, waarna het toestel neerstortte bij de Portugese kolonie Macao in China.
Eén kaper, Wong Yu, overleefde het door net op tijd uit de nooduitgang in het water te springen. Er vielen 25 doden.
© CDR John Redfield, USCGR

Gered door bomen en sneeuw
Vesna Vulović houdt – onvrijwillig – het record overleven van een vrije val zonder parachute. In 1972 was deze stewardess op weg van Kopenhagen naar Zagreb toen op 10.160 meter hoogte een bom ontplofte. Terwijl alle anderen uit het vliegtuig geblazen werden en omkwamen, lag zij vastgeklemd achter haar karretje.
Toen het vliegtuig op de grond terechtkwam, braken hoge bomen en diepe sneeuw de val, zodat zij er met zware verwondingen vanaf kwam. Ze kon haar werk later hervatten.
© Jat Airways

Val in zee
Tijdens de landing stortte een vliegtuig van Yemenia in 2009 bij de Comoren ten oosten van Afrika in zee. Er vielen 152 doden – alleen de 12-jarige Bahia Bakari uit Frankrijk overleefde het.
Ze kon niet zwemmen, maar klampte zich negen uur lang vast aan een wrakstuk. Het was bijna de hele tijd donker, tot de reddingsdienst kwam. De pers doopte haar het ‘Wondermeisje’.
© CNN
Als Juliane na de crash bijkomt, ligt ze al bijna een etmaal op de bodem van de jungle. De tiener is doorweekt en zit onder de modder. Ze heeft een sleutelbeen gebroken en twee flinke wonden, in haar bovenarm en in haar onderbeen.
De shock verdooft de pijn, en het ergste is nog dat ze haar bril kwijt is. Zonder bril is het zwaar bijziende meisje vrijwel blind. In het Zuid-Amerikaanse regenwoud is het een kwestie van leven of dood waar Juliane haar voeten neerzet.
Ze mist ook één sandaal en moet eerst behoedzaam met haar andere voet, door maar een dun zooltje beschermd, de grond aftasten voor ze haar blote voet op die plek kan neerzetten. Steeds roept ze wanhopig haar moeder, maar ze hoort slechts het zoemen van de muggen en het kwetteren van de vogels.
Het 17-jarige meisje is volkomen alleen in de jungle, en de eenzaamheid overvalt haar plotseling. Ze vindt geen andere wrakstukken in de buurt, maar wel een zak snoep uit het vliegtuig. Terwijl ze op een snoepje zuigt, verschijnt er een vliegtuig aan de lucht, dat begint te cirkelen. Maar ze weet dat de piloot geen schijn van kans heeft om haar onder het dichte bladerdak te ontdekken. Ze staat er alleen voor.

Het vliegtuig crashte ten zuiden van Pucallpa, waar de tussenlanding zou zijn.
Tienermeisje stortte neer in de jungle
Op kerstavond 1971 vloog Juliane Koepcke van Lima naar Iquitos in Peru om kerst te vieren met haar vader. Maar de tiener en haar moeder kwamen nooit aan.
LANSA Vlucht 508 steeg op in Lima en zou een tussenlanding maken in Pucallpa. Daarna zou het doorvliegen naar Iquitos, zo’n 1000 km noordoostelijker. De viermotorige Lockheed L-188 Electra, een propellervliegtuig, had 86 passagiers en zes bemanningsleden aan boord.
De maatschappij LANSA zette haar werknemers onder druk om het kerstschema aan te houden. Daarom voelden de twee piloten aan boord zich verplicht om door een zwaar onweer heen te vliegen. 3 km boven het oerwoud scheurde een blikseminslag het vliegtuig aan flarden. Later zijn verspreid over een lengte van 16 km de wrakstukken teruggevonden.
Koepcke was de enig overlevende. Zonder bril ploeterde ze 11 dagen door het regenwoud van Peru. Door een stroompje te volgen bereikte ze de rivier de Río Shebonya, waar ze krokodillen zag. Toch besloot ze met de stroom mee te drijven. Zo bereikte ze een eenzame hut van inheemse bosarbeiders. Die brachten het uitgeputte meisje naar het dorp Tournavista.
Als het motorlawaai van het vliegtuig wegsterft, valt haar ineens het geluid van stromend water op. Juliane hoort weer de raad die haar vader buitenlandse onderzoekers die hem in de jungle opzochten altijd meegaf:
‘Als je verdwaald bent, volg dan de stroompjes – dan kom je uiteindelijk weer bij mensen uit.’
In een kort zomerjurkje en op één sandaal begint ze de stroompjes te volgen.
IJselijke aanblik
Vier dagen lang strompelt Juliane op de tast door het woud. Plots hoort ze vlakbij een geluid dat haar de adem doet stokken: klapwiekende koningsgieren.
De grote vogels komen alleen bij elkaar als er een koningsmaal te halen valt. Juliane griezelt en denkt aan haar moeder. Het stroompje dat ze gevolgd heeft is nu een brede beek geworden, en aan de andere kant van een landpunt ontwaren haar bijziende ogen de resten van een rij vliegtuigstoelen. De gruwelijkheid van het ongeluk dringt dan pas tot haar door.
VIDEO: Blik op het oerwoud en de wrakstukken
In 1998 werkte Juliane Koepcke mee aan de documentaire ‘Wings of Hope’ over de ramp. Hier is ze te zien op de plek waar een groot stuk van het LANSA-vliegtuig neerstortte.
Door de val van 3 kilometer hoogte is de stoelenrij diep in de bodem geslagen. Het hoofd en bovenlijf van de passagiers zitten onder de grond – alleen de benen steken stijf en levenloos omhoog. Eén slachtoffer is een vrouw, en Juliane dwingt zichzelf de voeten te bekijken.
Opgelucht ziet ze nagellak op de tenen. Haar moeder gebruikt geen nagellak.
De dagen vloeien in elkaar over. Juliane heeft haar laatste snoepje opgegeten, maar al schreeuwt haar buik om voedsel, ze durft niets te eten uit het oerwoud, waar vele giftige soorten groeien. Het is regentijd, dus er hangt geen fruit, en zonder kapmes kan ze ook niet bij de eetbare palmharten komen.
Ze houdt het bij water drinken uit de beek die ze volgt. Het water is modderig, maar omdat er in de wijde omtrek geen mensen zijn, is er weinig kans op dysenterie door uitwerpselen. Bovendien heeft ze weinig keus. Een mens kan weken zonder eten, maar zonder drinken ga je binnen een paar dagen dood.

Juliane Koepckes moeder was bioloog en onderzocht de hoatzins in Peru. Het geluid van de vogels hielp de tiener het oerwoud uit te komen.
Op een dag klinkt er een vreemd gebrom in het woud: de zang van hoatzins. Juliane is door het dolle heen, want ze weet van haar moeders onderzoek dat de vogels broeden bij open water, en daar kunnen vliegtuigen haar misschien opmerken. Ze loopt richting het geluid en komt uit aan de oever van een rivier.
Krokodillen jagen in de rivier
Omdat ze thuis is in de jungle weet ze dat ze sneller opschiet als ze door de rivier waadt, maar eerst moet ze een stok vinden. Op de bodem van de Peruaanse rivieren leven giftige pijlstaartroggen die steken als je erop trapt. Met een stok kan ze de bodem bij elke stap aftasten.
Dat aftasten duurt zo lang dat ze nog niet genoeg opschiet. Daarom gaat ze in de stroom liggen en laat ze zich meevoeren.
Her en der ziet ze krokodillen, maar haar ouders hebben haar verteld dat de Peruaanse kaaimannen mensen meestal niet aanvallen, dus Juliane waagt het erop.
Ze is ook niet bang voor gulzige piranha's, omdat ze van haar vader weet dat die alleen in stilstaand water toeslaan.
VIDEO: Scherpe tanden wachtten onder water
In de Zuid-Amerikaanse wateren huizen allerlei krokodillen. Hier jaagt een 2,5 meter lange kaaiman op een sappige prooi langs de oever.
Naarmate de dagen verstrijken raakt Juliane steeds vermoeider. Ze heeft al een week niet gegeten en lijdt aan slaapgebrek.
Elke avond als de tropische duisternis over het oerwoud valt, vindt ze een plekje aan de oever waar ze met haar rug tegenaan kan leunen. Maar slapen kan ze zelden. In het donker steken de insecten haar aan één stuk door, en ze rilt van de kou door de ijzige stortregens die bij het seizoen horen.
Nog erger wordt het als ze ontdekt dat de wond in haar bovenarm vol maden zit. Ze heeft niets om de wond schoon te maken en kan alleen hopen dat ze op tijd de bewoonde wereld bereikt voordat de arm eraf moet.
Nu en dan komen dwergherten dicht bij haar in de buurt. Ze zijn niet schuw, en mismoedig beseft ze dat de dieren niet gewend zijn aan mensen, dus dat de dichtstbijzijnde nederzetting nog ver weg is.
Als de toestand wanhopig lijkt, valt haar oog op iets waardoor ze weer moed vat: tien dagen na de crash denkt ze aan de overkant de contouren van een boot te zien.

In het tropisch hete oerwoud raken open wonden al gauw door maden aangetast.
Met haar laatste krachten zwemt ze ernaartoe en legt ze een hand op de boot om zich ervan te vergewissen dat die echt is. Rond de boot ziet ze voetafdrukken.
30 maden wriemelen tevoorschijn
Het kost Juliane een paar uur om de luttele stappen naar de oever te zetten, en dan ontwaart ze een hutje en de buitenboordmotor van de boot. Ze denkt terug aan hun hond thuis, die een keer ook veel maden in een wond had, en hoe haar vader er petroleum op deed.
Ze vindt een rubber slangetje en zuigt daarmee benzine uit de tank van de motor. Dan spuugt ze de brandstof over haar ernstig ontstoken bovenarm. De benzine in de wond doet zo zeer dat ze het uitschreeuwt, maar even later komen de maden voor de dag. Met haar vingers pulkt ze er 30 uit.
Als het donker wordt gaat ze de hut in. Aan eten denkt ze niet, al weet ze dat ze bijna doodgaat van de honger.
De volgende dag blijft ze in de hut zitten, want ze heeft de kracht niet meer om op te staan. Tegen de avond hoort ze stemmen en hijst ze zich overeind. Buiten staan twee bosarbeiders.
Met een laatste krachtsinspanning hees Juliane Koepcke zich langs een steile oever zoals deze omhoog.
Ze kijken haar verschrikt aan. Even denken ze dat dit blonde meisje de gevreesde riviergodin Yacumama is, die de kinderen van oerbewoners wegrooft.
Maar Juliane stelt hen snel gerust.
‘Ik ben een meisje dat in het neergestorte LANSA-vliegtuig zat. Ik heet Juliane Koepcke,’ legt ze uit.
De bosarbeiders varen haar naar het dorp Tournavista, waar ze in een ziekenhuisje opgelapt wordt. Hier komt ze te weten dat ze de enige overlevende van de crash is. Haar arm herstelt en ze wordt met haar vader herenigd.
Later gaat Juliane biologie studeren. Sindsdien heeft ze al twee onderscheidingen ontvangen voor haar onvermoeibare inzet om het Peruaanse regenwoud te redden.
Meer over het jungledrama in Peru
Juliane Koepcke: When I Fell From The Sky – The True Story of One Woman's Miraculous Survival, Nicholas Brealey Publishing, 2012.