Er klinkt een angstaanjagend gekraak in de modieuze rooksalon van de Titanic.
De houten onderdelen van het schip staan onder druk van het ijzige water dat binnenstroomt en de constructie verzwaart.
Het is het geluid van een stervende reus die het opgeeft.
Thomas Andrews staat midden in de salon, voorover gebogen om in evenwicht te blijven, terwijl de vloer steeds verder helt. De hoofdontwerper van de Titanic houdt zijn armen over elkaar – een zeldzaam statische houding voor de energieke Ier – als steward John Stewart de ruimte binnenloopt. Het is 15 april, 2.10 uur.
‘Gaat u niet proberen zichzelf te redden, meneer Andrews?’ vraagt de steward.
Thomas Andrews geeft geen antwoord. Hij weet al ruim twee uur dat zijn sublieme schip ten onder gaat.
De hoofdontwerper was bij het hele proces betrokken: van de eerste schetsen van het luxueuze lijnschip tot het vertrek uit Southampton vijf dagen eerder.
De Titanic is zijn grote trots: het kind dat hij vijf jaar lang heeft gekoesterd.
Hij gaat nergens heen.
Andrews krijgt droomopdracht
Thomas Andrews is net 16 als hij voor het eerst de scheepswerf Harland & Wolff in Belfast binnenstapt. Zijn oom William Pirrie is mede-eigenaar.
De gedrongen tiener loopt eerst rond op timmerwerkplaatsen en werfhallen en is een volleerd scheepsbouwer als hij in 1907 op zijn 34e hoofd van de ontwerpafdeling bij Harland & Wolff wordt.
Een paar maanden later belandt er een droomopdracht op zijn bureau.
De rederij White Star Line mikt op rijke passagiers die de Atlantische Oceaan willen oversteken in luxe schepen. Harland & Wolff mag de drie grootste schepen ter wereld bouwen – waaronder de Titanic.