De opvarenden staan als versteend op het dek van het Duitse stoomschip Bremen dat door het water ploegt waar de slachtoffers van de Titanic ronddobberen.
Vijf dagen geleden is de luxe oceaanstomer gezonken, en wat rest aan het oppervlak is een kerkhof van brokstukken en lichamen.
‘Ik zag het lijk van een vrouw in een nachtjapon met een naakt kind aan haar borst. Vlakbij dreef het lichaam van een andere vrouw die haar armen om een langharige hond had geslagen. Kort daarna zag ik drie verdronken mannen die zich hadden vastgeklampt aan een dekstoel,’ zei Johanna Stunke, passagier op de Bremen, een paar dagen later tegen een krant.
Vanaf de brug kan de kapitein van het schip, Heinrich Wilhelm, de rampplek overzien:
‘Ze dreven overal. Er waren vrouwen, mannen en kinderen. Iedereen droeg een reddingsvest. Ik telde er 125, waarna ik moest overgeven.’
Meerdere passagiers smeken de kapitein om de doden uit het water te halen, maar hij weigert. Wilhelm heeft gehoord dat het kabelschip Mackay-Bennett in opdracht van White Star Line, de rederij van de Titanic, onderweg is om de slachtoffers te bergen.
Hij stuurt de coördinaten van de plek naar het Amerikaanse schip.
De bergingsploeg op de Mackay-Bennett heeft al veel gruwelijks meegemaakt op zee. Maar deze klus is bijzonder macaber.
Bergingsschip komt aan
Het bericht van de Bremen komt op zaterdagmiddag 20 april 1912 binnen in de radioruimte van de Mackay-Bennett.
Het kabelschip is al drie dagen onderweg vanuit Halifax in Nova Scotia, maar mist en slecht weer hebben de reis naar het wrak van de Titanic vertraagd.
De slachtoffers van de Titanic zijn inmiddels ver afgedreven, en de coördinaten van de Bremen zijn een uitkomst.
Kapitein F.H. Lardner heeft een bergingsploeg aan boord, die een dubbel salaris zal krijgen voor deze bijzonder zware taak. Er zijn ook meer dan 40 lijkbezorgers uit heel Nova Scotia, die hun eigen balsemapparatuur hebben meegenomen.

Vrachtschip had velen kunnen redden
Volgens de onderzoekscommissie had de Californian de Titanic kunnen bereiken voordat de luxe oceaanstomer zonk. Dit had levens kunnen redden.
Daarnaast zit het ruim van het kabelschip vol met doodskisten, lijkzakken en tonnen ijs. Er zijn ook 12 ton ijzeren gewichten voor zeemansgraven.
‘We kwamen zaterdagavond om 20.00 uur aan op de locatie, stopten de motoren en lieten het schip drijven. Tijdens de avonddienst doken er wrakstukken en enkele lichamen op,’ meldde kapitein Lardner.
Maar pas toen het de volgende dag licht werd, drong de volle omvang van de ramp tot de bemanning door. De nevel en de hoge golven konden de gruwelen niet verbergen.
Overal drijven tafels, stoelen, kussens en lampenkappen. Maar het ergste is de aanblik van de lichamen, die volgens bemanningslid Arminias Wiseman, ‘als kurken in het water dobberden zover het oog reikte’.
Een ander beschrijft de lijken als ‘een zwerm meeuwen in de mist’: de witte reddingsvesten steken als vleugels uit het water.
In de vroege ochtend worden de roeiboten van de Mackay-Bennett neergelaten met vijf man per stuk.
Bijna alle slachtoffers drijven op hun rug en staren omhoog naar de bergers. Sommige vrouwen zien eruit als bleke boegbeelden die van oude zeilschepen zijn afgebroken.
Met bootshaken grijpen de mannen de reddingsvesten, ze hijsen de slachtoffers aan boord en varen terug naar de Mackay-Bennett, waar de doden op het dek worden gelegd.
Het werk is uitputtend en de roeiboten worden voortdurend overspoeld door ijzige golven. Maar het zware werk is niet voor niets.
‘Hoewel de golven hoog waren, hebben we 51 lichamen gevonden en binnengehaald,’ noteert kapitein Lardner over de eerste dag.
Mannen van de Titanic offerden zich op
‘Gedraag je Brits,’ riep kapitein Smith van de Titanic volgens getuigen, om de passagiers aan te zetten tot fatsoenlijk gedrag. Het volgen van de etiquette kostte veel mannen het leven – toch was 46 procent van de overlevenden man.

Britse mannen gingen eervol ten onder
Terwijl slechts 32 procent van de Britse passagiers op de Titanic het overleefde, haalde 58 procent van de Amerikanen het. Volgens gedragswetenschapper David Savage komt dit omdat ‘Britten de neiging hebben om beleefd in de rij te gaan staan.’

Weinig overlevenden uit de derde klas
Terwijl 60% van de passagiers uit de eerste klas en 42% van die uit de tweede klas de ramp overleefde, haalde van de derdeklas passagiers slechts 25% de wal. Veel vrouwen stapten niet in de reddingsboten omdat dat gevaarlijker leek dan op het schip blijven.

Helft van de overlevenden was man
Hoewel vrouwen en kinderen als eersten in de reddingsboten mochten, waren 323 van de 706 overlevenden – 46% – man. Dit komt omdat bijna 200 bemanningsleden van een hogere rang op de reddingsboten waren om de orde te bewaren.

Veel Scandinavische slachtoffers
In totaal hadden 213 Scandinaviërs een kaartje voor de eerste reis van de Titanic, maar slechts 58 van hen overleefden de ramp. Bijna drie op de vier kwamen om, vooral omdat de meeste Denen, Noren, Zweden en Finnen man waren, veelal alleenstaande emigranten in de derde klas.

61 kinderen verdronken
Er waren 128 kinderen onder de 15 aan boord, maar hoewel zij als allereersten in de reddingsboten mochten, vonden 61 van hen de dood. Uit de eerste en tweede klas stierven twee kinderen. Twee andere slachtoffers waren 14-jarige bemanningsleden, en uit de derde klas kwamen 57 kinderen om.

Southampton zwaarst getroffen
Geen stad verloor meer mensen dan Southampton. Veel inwoners van de stad waar de Titanic het ruime sop koos, werkten op het schip: circa 720 van de 918 bemanningsleden kwamen uit Southampton. Slechts 124 keerden er levend terug.
Lijkbezorgers doen hun werk
Telkens als er een nieuw lichaam op het dek wordt gelegd, ontfermt een lijkbezorger zich erover.
Eerst wordt er een stukje doek met een nummer aan het lijk bevestigd. Dan kleedt de lijkbezorger het slachtoffer voorzichtig uit en doet hij alle bezittingen in een zak met hetzelfde nummer.
‘In de zakken van bijna alle mannen vonden we tabak, lucifers en flesjes whisky. Ze hadden ook vaak de sleutel van hun hut en kluis bij zich,’ vertelde lijkbezorger John Snow jr.
Elk detail van de slachtoffers wordt zorgvuldig genoteerd: lengte, gewicht, haarkleur en kenmerken als littekens, moedervlekken en tatoeages.
Aan de hand van kleding, sieraden en de inhoud van de portemonnee kan meestal worden bepaald of iemand eerste, tweede of derde klas reisde.
De vermoedelijke leeftijd wordt ook geregistreerd, maar na een aantal dagen in het zoute water zien veel slachtoffers er veel ouder uit dan ze zijn. Zo wordt de 25-jarige passagier Reginald Butler geschat op 42 jaar.

Vrouwelijke passagiers van de Carpathia delen dekens uit aan de schipbreukelingen.
Redding kwam te laat
Pas een uur en 45 minuten na het zinken van de Titanic arriveerde het passagiersschip Carpathia. Maar toen was bijna iedereen al omgekomen in het koude water.
Het eerste lichaam dat wordt geïdentificeerd, is dat van zakenman John Jacob Astor. Als rijkste man ter wereld is de Amerikaan een bekend gezicht, en scheepselektricien Gerald Ross herkent hem meteen:
‘Beide armen stonden recht omhoog. Het gezicht was opgezwollen, de kaak beschadigd. Hij droeg een pak en leren schoenen. Zijn dure horloge met diamanten bungelde uit zijn zak. Het was gestopt om 3.20 uur. Vrijwel elk ander horloge stopte om 2.10 uur.’
Astor draagt een diamanten ring en zijn portemonnee bevat 2440 dollar en 225 pond, maar zijn identiteit wordt definitief bevestigd door de initialen J.J.A. op zijn kraag.
706 overlevenden van de Titanic werden gered door de Carpathia.
Astor en andere slachtoffers uit de eerste klas worden meteen gebalsemd. Eerst worden ze gewassen met bacteriedodende zeep.
Daarna spuiten de lijkbezorgers balsemvloeistof in de aderen om het weefsel te conserveren. Als laatste worden de doden in een kist met hun nummer gelegd.
119 zeemansgraven
Niet iedereen wordt gebalsemd. Door een tekort aan balsemvloeistof krijgen eersteklas passagiers voorrang, en de 100 doodskisten zijn ook voor hen.
De andere slachtoffers worden in een lijkzak gestopt en ingevroren in het ruim.
Sommige lichamen zijn echter zo gehavend en onherkenbaar dat Lardner en de lijkbezorgers geen reden zien om ze naar Halifax te brengen.
Op 22 april om 20.15 uur houdt predikant Canon Hind de eerste van drie begrafenisceremonies op zee. Voor de bemanning van de Mackay-Bennett is het een treurige bedoening.
‘Bijna een uur lang worden de woorden “wij vertrouwen dit lichaam toe aan de zee” gepreveld, en telkens klinkt er een plons als het met ijzer behangen lichaam in zee wordt gedumpt,’ schrijft machinist Frederick Hamilton in zijn dagboek.
In totaal 119 slachtoffers krijgen met een ijzeren gewicht in hun lijkzak een zeemansgraf op 3 kilometer diepte in de oceaan.
De meesten van hen waren bemanningsleden van de Titanic. Tegenover hun nabestaanden verdedigt Lardner de beslissing door te zeggen dat ‘wie op zee leeft, tevreden zou moeten zijn met een zeemansgraf’.

Een massagraf voor ongeïdentificeerde slachtoffers van de Titanic.
Een laadruim vol lichamen
Dag in, dag uit speuren de bergers van de Mackay-Bennett de zee af in steeds slechter weer. Het werk put ze zowel lichamelijk als geestelijk uit.
Ze moeten niet alleen elke avond de begrafenissen bijwonen, maar ook de doden in de ogen kijken – als ze nog een gezicht hebben.
Op een dag raakt een roeiboot een jongetje van twee.
‘Bij de aanblik van de kleine gedaante die met het gezicht omhoog uit de diepte kwam, vulden de ogen van de geharde zeelui zich met tranen,’ schreef een krant uit Halifax.
Hoewel de predikant vindt dat de mannen goed omgaan met hun emoties, is iedereen opgelucht als het kabelschip na zes dagen zoeken in een gebied van meer dan 100 km2 koers zet naar Halifax.
In totaal werden er 306 lichamen geborgen voordat ze werden afgelost door drie andere schepen, die nog eens 22 slachtoffers uit zee haalden.
Als de Mackay-Bennett op 30 april Halifax binnenvaart, staan er 100 kisten op het voordek opgestapeld en nemen de havenarbeiders hun pet af uit respect.
De ongebalsemde lijken gaan het eerst van boord, gevolgd door de kisten van de eersteklas passagiers. Ze gaan naar een tijdelijk mortuarium, waar nabestaanden de doden moeten identificeren.
Vier dagen later worden 59 slachtoffers bij wie dat niet gelukt is, begraven op Fairview Cemetery in Halifax. Onder hen is de tweejarige jongen, die door niemand herkend is.
De peuter, die vermoedelijk in de derde klas reisde, krijgt echter een begrafenis die een eersteklas passagier waardig is. Dominee Hind leidt de ceremonie voor 75 aanwezigen – allemaal leden van de bergingsploeg van de Mackay-Bennett.
Zes zeelieden dragen de kleine kist naar het graf, en de bemanning heeft zelf geld ingezameld voor een grafsteen.
‘Ons kind’ staat er op een koperen hanger, die de bergers de jongen meegeven in zijn graf.