‘In verscheidenheid verenigd’ is het motto van de EU. Op de weg ernaartoe heeft er echter vaker nadruk gelegen op verscheidenheid dan op vereniging. Het stond namelijk nooit in de sterren geschreven dat de EU nog steeds zou bestaan.
Hier zoomen we in op de vele grote en kleinere afspraken waarin Europese politici met hun grote ego’s en nationale agenda’s op bijna alles een compromis hebben gesloten. En we richten onze blik op de verdragen die de spelregels van de Europese samenwerking radicaal hebben veranderd.
Volg de geschiedenis van de EU vanaf het prille begin, toen zes landen samen kolen en staal gingen produceren, tot nu, een tijd waarin 27 lidstaten samenwerken én tegen elkaar strijden op alle mogelijke politieke vraagstukken, van economie tot buitenlandse zaken en van klimaat tot gelijkheid.
Je kunt bij het begin beginnen, of via het menu navigeren naar de gebeurtenis, het verdrag of de uitbreiding die jij interessant vindt.
1941-1942: Manifest van Ventotene
Manifest neergekrabbeld op vloeipapier
De Italianen Altiero Spinelli en Ernesto Rossi zijn fanatiek tegenstander van Mussolini’s fascistische leiderschap. Net als veel andere antifascisten worden ze daarom eind jaren 1930 gevangengenomen. Terwijl ze in het gevangenenkamp zitten op het Eolische eilandje Ventotene, ten noorden van Sicilië, schrijven ze een manifest met ideeën voor een nieuwe vorm van Europese samenwerking.

Een van de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel is vernoemd naar Spinelli. De Italiaanse politicus wijdde zijn leven aan een nauwere, supranationale samenwerking tussen de Europese staten.
De mannen schrijven hun punten op sigarettenvloei, omdat dat het enige is wat ze hebben. Ursula Hirschmann, een Duitse sociaaldemocratische jood die later met Rossi trouwde, slaagt erin om het manifest de gevangenis uit te smokkelen. Het manifest ‘Voor een vrij en verenigd Europa’ wordt verspreid onder het verzet en is een van de eerste uitingen voor het Europees federalisme.
Het uitgangspunt in het Manifest van Ventotene is dat de landen in Europa nauwer samen moeten werken in een federatie. Spinelli is ervan overtuigd dat er meer vernietigende wereldoorlogen zullen volgen als het politieke systeem met soevereine staten niet verandert. De rest van zijn leven wijdt hij aan meer integratie tussen de Europese landen.
7-11 mei 1948: Congres van Europa in Den Haag
Churchill was sceptisch
Voor de Tweede Wereldoorlog was er wel samenwerking tussen de Europese staten, maar zonder dat zij soevereiniteit afstonden. Tijdens de oorlog groeit de beweging die pleit voor een minder vrijblijvende samenwerking. Een soort Verenigde Staten van Europa, waarbij de landen een federatie vormen met een supranationale regering en een gezamenlijk leger.
Op een congres in Den Haag spreekt een aantal Europese politici over een mogelijke toekomstige samenwerking. Onder de aanwezigen zijn de West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer, de Britse premier Winston Churchill, de Belgische premier Paul-Henri Spaak en de Italiaanse premier Alcide de Gasperi.

Winston Churchill komt aan bij het congres in Den Haag op 9 mei 1948.
Churchill kijkt echter – net als de Scandinavische landen – terughoudend naar de nieuwe, verplichtende ideeën. De Britse premier hecht meer waarde aan de relatie met de VS en het Gemenebest (een samenwerking tussen voormalige en huidige kolonies van Groot-Brittannië), en voor die prioriteit is geen plek in het federalisme dat vooral de Fransen en Duitsers voor zich zien.
5 mei 1949: Oprichting van de Raad van Europa
Verschil tussen EU en Raad van Europa
De partners vinden elkaar in een compromis dat leidt tot de oprichting van de Raad van Europa. De samenwerking wordt officieel met het eerste verdrag van de organisatie, op 5 mei 1949 in Londen.
De Raad van Europa heeft niets te maken met de latere EG en EU. De tien West-Europese landen die het verdrag ondertekenen zijn België, Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden.
Tegenwoordig zitten er 47 landen in de Raad van Europa. Het verschil tussen de EU en de Raad van Europa is dat de leden van de Raad alleen intergouvernementeel werken.
Dat betekent dat als de EU nu supranationale afspraken maakt, die EU-regels niet meer door de nationale parlementen hoeven te worden goedgekeurd en direct gelden voor de hele EU.
Om lid te worden van de Raad van Europa moet een land het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ondertekenen.
9 mei 1950: Schumanverklaring
Geboortedag van de EU
De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, verdedigt zijn plan voor een Europese samenwerking, dat oorlog in Europa moet voorkomen. Hij stelt onder meer voor dat de Europese legers samen kolen en staal moeten produceren. Het plan markeert het begin van de Europese samenwerking, wat later zal uitmonden in de EG en de EU.
De historische verklaring wordt gepresenteerd op het Franse ministerie voor Buitenlandse Zaken op Quai d'Orsay. De gebeurtenis dreigt echter in de vergetelheid te raken omdat de vergadering zo kort dag was, dat er geen fotografen of radiojournalisten bij aanwezig konden zijn. Daarom legt de minister zijn verklaring nogmaals af.
Tegenwoordig is 9 mei Europadag, de dag die wordt beschouwd als de geboortedag van de samenwerking.
‘De wereldvrede kan slechts worden bewaard door inspanning van alle positieve krachten welke hem tegen de dreigende gevaren kunnen beschermen.’ De eerste zin in de Schumanverklaring.
Van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal tot het Verdrag van Rome
23 juli 1952: Oprichting Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Kolen + staal = wapens
Zes Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg) maken op 18 april 1952 de afspraak om de productie en handel van kolen en staal te reguleren in het Verdrag van Parijs, dat op 23 juli 1952 van kracht wordt.
De landen hopen dat met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt voorkomen dat landen wapens gaan maken om tegen elkaar in te zetten.
25 maart 1957: Verdrag van Rome wordt ondertekend
De zes landen in de EGKS werken steeds nauwer samen, en ze worden het eens over twee afspraken op economisch gebied. Dat leidt tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom).

Als je de sterren op de vlag van de EU telt, zul je merken dat het aantal sterren niets te maken heeft met het aantal lidstaten. De 12 gouden sterren zijn gekozen omdat dat getal in veel culturen symbool staat voor eenheid.
19 maart 1958: Schuman wordt de eerste voorzitter van het Europees Parlement
Op een vergadering in Straatsburg wordt de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, verkozen tot voorzitter van de Europese Parlementaire Vergadering. Het orgaan vervangt de Gemeenschappelijke Vergadering van de EGKS en krijgt op 30 maart 1962 een nieuwe naam: het Europees Parlement.
3 mei 1960: EFTA
Vrijhandelsassociatie
De Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA) wordt opgericht, met als doel de vrije handel te versterken tussen de West-Europese landen die niet bij de EEG horen: Denemarken, Noorwegen, Portugal, Zweden, Zwitserland, Groot-Brittannië en Oostenrijk. Nu zitten alleen Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland nog in de EFTA. Andere EFTA-landen zijn namelijk lid geworden van de EU.
Alle 27 lidstaten

Het Europees Parlement zit in Straatsburg en Brussel. Hier zie je het Europees Parlementsgebouw in Straatsburg.
EU-landen met het toetredingsjaar
Sinds de oprichting van de EGKS is de samenwerking uitgebreid met nieuwe gebieden, en het aantal lidstaten is meegegroeid.
1951
Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg.
1973
Ierland, Groot-Brittannië (tot 2020), Denemarken en Groenland (tot 1985).
1981
Griekenland.
1986
Spanje en Portugal.
1995
Oostenrijk, Finland en Zweden.
2004
Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Hongarije, Cyprus en Malta.
2007
Bulgarije en Roemenië.
2013
Kroatië.
1963-1964: Twee belangrijke rechtszaken – Van Gend & Loos en Costa/ENEL
Twee uitspraken in rechtszaken verstoren de machtsbalans tussen de nationale en Europese wetgeving.
In 1963 treedt het principe van de voorrang van het Europees recht in werking. Dit betekent dat de wetgeving van de EEG niet afhankelijk is van nationale implementatie. Dat gebeurt via het zogeheten Van Gend en Loos-arrest.
Met het Verdrag van Rome worden de landen verplicht om invoerrechten uit te faseren. Maar de Nederlandse administratie der belastingen vroeg toch 8 procent invoerrecht van het transportbedrijf Van Gend & Loos dat goederen uit Duitsland importeerde. Het bedrijf diende een bezwaarschrift in, maar de belastingdienst verklaarde dat niet-ontvankelijk. Als het bedrijf naar de nationale Tariefcommissie gaat, wordt de zaak principieel. Nu gaat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen erover, dat in het voordeel van Van Gend & Loos oordeelt.
Het jaar erop volgt een andere zaak – Costa/ENEL. De Italiaanse advocaat Flaminio Costa heeft jaren nagelaten zijn elektriciteitsrekening te betalen, omdat hij het oneens is met de nationalisering van een aantal elektriciteitsbedrijven. Hij meent dat hij het Europees recht aan zijn zijde heeft, omdat de nationalisering in strijd is met het Verdrag van Rome. Maar de Italiaanse overheid vindt niet dat het Europees recht boven de nationale wetgeving gaat. Costa spant een zaak aan en wint. Dat schept een precedent voor de voorrang van het Europees recht.
De twee baanbrekende rechtszaken definiëren mede het machtsevenwicht tussen het Europese Hof en de nationale rechtbanken.
30 juni 1965 - 29 januari 1966: ‘Politiek van de lege stoel’
Recht om veto uit te spreken
Er wordt een nieuwe stemwijze ingevoerd in de Raad van de EU. De Raad is de plek waar de ministers van de lidstaten over wetsvoorstellen praten. Er is geen unanimiteit voor een voorstel meer nodig; een meerderheid is voldoende. Ook geeft het Fusieverdrag meer macht aan het Europees Parlement.
De Franse president Charles de Gaulle is niet te spreken over de nieuwe koers. Hij is zelfs zo ontstemd dat hij samen met de andere Franse ministers de bijeenkomsten van de Raad zeven maanden lang boycot.

De Franse president Charles de Gaulle (links) en de West-Duitse bondskanselier Ludwig Erhard waren het vaak oneens over de richting van de Europese samenwerking. Dit is op 11 juni 1965.
Eigenlijk gaat de crisis over de Europese integratie. De West-Duitse en Franse politici zitten in verschillende principiële kampen. De voorzitter van de Europese Commissie, de West-Duitser Walter Hallstein wil dat de Europese samenwerking leidt tot een federatie waarin de lidstaten nationale rechten afstaan, maar De Gaulle ziet liever dat de lidstaten meer macht krijgen, en dat Europa een confederalistisch samenwerkingsverband wordt.
De crisis komt ten einde met het Akkoord van Luxemburg in januari 1966, waarin de lidstaten het recht krijgen hun veto uit te spreken over voorstellen die tegen hun nationaal belang ingaan. Die afspraak geldt nu niet meer.
1 juli 1967: De Europese Gemeenschappen (EG)
De zes landen werken samen in drie organisaties: De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Op 8 april 1965 ondertekenen de staten het zogeheten Fusieverdrag in Brussel, die de organen samenvoegt tot de Europese Gemeenschappen (EG). Het verdrag treedt op 1 juli 1967 in werking.
1 januari 1973: De eerste uitbreiding
Drie nieuwe landen treden toe
Denemarken, Ierland en Groot-Brittannië treden toe tot de EG. Al in 1961 deden de drie landen, samen met Noorwegen, een aanvraag daartoe. Toen sprak de Franse president De Gaulle zijn veto uit over de Britten. En toen de Deense wens om lid te worden afhankelijk werd gesteld van de gelijktijdige toetreding van Groot-Brittannië, trok het land zijn aanvraag in.
7 juni 1979: Eerste directe verkiezingen voor het Europees Parlement
Het Europees Parlement heeft tegenwoordig 705 leden die de wetten van de EU maken. Europarlementariërs werden tot 1979 afgevaardigd door de regeringen van de lidstaten, en ze hadden een dubbelmandaat. In juni 1979 verandert dat wanneer EG-burgers naar de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement gaan. Elke vijf jaar worden er Europese verkiezingen gehouden. De volgende is van 6 tot 9 juni 2024.
Sinds de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement is het opkomstpercentage in alle landen gedaald. In 1979 stemde 62 procent, maar in 2014 was dat nog maar 42,61 procent: een dieptepunt. Maar misschien is er een kentering gaande, want in 2019 stemde 50,66 procent van de stemgerechtigden.

Simone Veil (1927-2017) werd in 1979 de eerste vrouwelijke voorzitter van het Europees Parlement. Daarvoor was ze minister van Gezondheid in Frankrijk, waar ze in 1975 een wet doorvoerde die abortus legaal maakte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat ze gevangen in Auschwitz-Birkenau.
1 januari 1981: Griekenland wordt lid van de EG
In 1974 valt de militaire dictatuur in Griekenland, en de democratie wordt hersteld. Dat maakt de weg vrij voor het Griekse EG-lidmaatschap, dat in 1981 van kracht wordt. Het land wordt het tiende lid van de EG.
1 februari 1985: Groenland verlaat de EG
Groenland was als kolonie van Denemarken sinds 1973 onderdeel van de Europese Gemeenschappen. In 1979 krijgt Groenland zelfbestuur, en een meerderheid van de Groenlandse bevolking (53 procent) stemt tijdens een referendum op 23 februari 1982 voor uittreding uit de EG. Groenland wordt het eerste land dat de samenwerking verlaat. De uittreding vindt op 1 februari 1985 plaats.
De Verdragen van Schengen
14 juni 1985: Verdragen van Schengen
Zeven landen (België, Frankrijk, Nederland, Luxemburg, Portugal, Spanje en Duitsland) worden het eens over het vrije verkeer van personen tussen de landen. Het verdrag wordt getekend in Schengen, Luxemburg. Sinds 1985 hebben nog meer landen zich aangesloten bij de Schengenzone:
- 1990: Italië.
- 1991: Spanje en Portugal.
- 1992: Griekenland.
- 1995: Oostenrijk.
- 1996: Zweden, Finland en Denemarken.
- 2007: Estland, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië en Hongarije.
- 2023: Kroatië.
- Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein hebben het Verdrag van Schengen ook ondertekend.
1985: Volkslied van Europa
De Raad van Europa kiest in 1972 ‘Ode aan de Vreugde’ (Ode an die Freude) als volkslied. De muziek komt uit de 9e symfonie van Beethoven uit 1823. In het vierde deel komt Friedrich von Schillers gedicht ‘Ode aan de Vreugde’ uit 1785 voor. Het kan door koren, solisten of volledige orkesten worden uitgevoerd.
In 1985 volgen de staatshoofden en regeringsleiders het voorbeeld van de Raad en wordt ‘Ode aan de Vreugde’ het officiële volkslied van Europa. Tegenwoordig wordt alleen de instrumentele versie opgevoerd, zonder Duitse tekst.
Vierde deel van Beethovens 9e symfonie met ‘Ode aan de Vreugde’ als flashmob in de Catalaanse stad Sabedell.
1 januari 1986: Spanje en Portugal worden lid van de EG
De twee Zuid-Europese buurlanden worden toegelaten tot de gemeenschap, die nu 12 leden telt.
Negen grote persoonlijkheden uit de geschiedenis van de EU

Robert Schuman (1886-1963)
Franse politicus en minister van Buitenlandse Zaken, 1948-1953
In mei 1950 presenteerde Robert Schuman samen met zijn collega Jean Monnet het zogeheten Schumanplan. Daarin stond een voorstel voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Sommige delen van het plan, zoals een Europees leger, werden nooit uitgevoerd.

Alcide de Gasperi (1881-1954)
Italiaanse minister-president, 1945-1953
Alcide de Gasperi had de moeilijke opdracht om na de Tweede Wereldoorlog een goede relatie met de Verenigde Staten op te bouwen. Er zat namelijk een grote communistische fractie in het Italiaanse parlement, en daar waren de Amerikanen niet blij mee. Een van de grootste politieke overwinningen van De Gasperi was de toetreding tot de NAVO. Ook zette hij zich in voor een hechtere samenwerking tussen Europese landen en speelde hij een doorslaggevende rol bij de oprichting van de EGKS.

Jean Monnet (1888-1979)
Frans staatsman
Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog speelde Jean Monnet een cruciale rol in de bevoorrading van de geallieerden en had hij contacten in de Britse, Amerikaanse en Franse regeringen. Na de oorlog legde Monnet de basis voor de samenwerking op het gebied van kolen en staal.

Walter Hallstein (1901-1982)
Diplomaat en staatssecretaris in het West-Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken (1951-1958)
Walter Hallstein is waarschijnlijk het meest bekend door de Hallsteindoctrine uit 1955, die inhield dat alleen West-Duitsland Duitsland kon vertegenwoordigen in het internationale recht, en dat West-Duitsland niet samenwerkte met landen die de DDR erkenden (behalve de Sovjet-Unie). Later werd hij de eerste voorzitter van de Europese Commissie (1958-1967).

Ursula Hirschmann (1913-1991)
Antifascist en activiste
Als lid van de sociaaldemocratische jongerenbeweging streed Ursula Hirschmann tegen de nazi’s in Duitsland en werd later actief in de antifascistische strijd in Italië. Hirschmann smokkelde het Manifest van Ventotene naar de verzetsbeweging en hielp de boodschap van Europese federatie te verspreiden. Ze was in 1943 medeoprichter van de Movimento Federalista Europeo (Europese Federale Beweging) en ze richtte in 1975 in Brussel de organisatie Femmes pour l’Europe (Vrouwen voor Europa) op.

Altiero Spinelli (1907-1986)
Italiaanse journalist, federalist en communist
Als antifascist maakte Spinelli deel uit van de Europese federalistische beweging, die tijdens de Tweede Wereldoorlog een nauwere samenwerking tussen landen nastreefde. In de naoorlogse periode had hij prominente functies en hij zette zich zijn hele leven in voor Europa. Van 1970 tot 1976 zat hij in de Europese Commissie en in 1979 kwam hij in het Europees Parlement. Hij was een voorstander van rechtstreekse verkiezingen voor dat parlement en was een van de opstellers van de Europese Akte van 1987.

Konrad Adenauer (1876-1967)
Bondskanselier van West-Duitsland, 1949-1963
Toen Konrad Adenauer burgemeester van Keulen was, werd hij door de nazi’s uit de stad gezet omdat hij weigerde de hakenkruisvlag te hijsen voor Hitler. Tijdens de oorlog werd hij meermaals gearresteerd en in 1944 zat hij in de Gestapo-gevangenis in Brauweiler, bij Keulen. Zijn oorlogservaringen waren cruciaal voor zijn politieke project van vrede en verzoening in Europa en hij was een groot voorstander van de Gemeenschap voor Kolen en Staal.

Marga Klompé (1912-1986)
Wetenschapster en politica
Magda Klompé was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het Nederlandse verzet en werd het eerste vrouwelijke lid van zowel de Gemeenschap voor Kolen en Staal als het Nederlandse parlement. In 1955 zat ze in een werkgroep om de mogelijkheden voor uitbreiding van de samenwerking tussen de landen te onderzoeken. Ze pleitte ook voor het creëren van een gemeenschappelijke markt.

Charles de Gaulle (1890-1970)
**President van Frankrijk, 1959-1969
De Gaulle was de leider van de Vrije Franse Strijdkrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd hij twee termijnen president van Frankrijk. De Gaulle werd een symbool van Frans zelfbewustzijn, maar hij was zich ook bewust van de noodzaak van Europese samenwerking om nieuwe militaire confrontaties te voorkomen. Hij stond echter ook kritisch tegenover het opgeven van nationale soevereiniteit. Daarom dreigde hij herhaaldelijk Frankrijk terug te trekken uit de Europese samenwerking.
1986: Van gemeenschappelijke markt naar interne markt
De lidstaten ondertekenen in februari 1986 de Europese Akte in Luxemburg en Den Haag. Die akte legt de basis voor de interne markt en breidt de vrije handel tussen de landen uit. De Europese samenwerking op buitenlandse politiek wordt ook versterkt. De Europese Akte treedt op 1 juli 1987 in werking.
De interne markt wordt op 1 januari 1993 opgericht, wat vrij verkeer van kapitaal, diensten, goederen en personen veiligstelt.
Oktober 1990: Voormalig Oost-Duitsland wordt lid
De val van de Muur – oostelijke uitbreiding
Na de val van de Berlijnse Muur en de Duitse hereniging wordt het oosten van Duitsland, de DDR, onderdeel van de gemeenschap. Dat gebeurt in oktober 1990.
De EG wordt de EU
1992: Het Verdrag van Maastricht
De Europese Gemeenschap (EG) wordt de Europese Unie (EU) op het moment dat het Verdrag van Maastricht op 1 november 1993 van kracht wordt.
Niet iedereen is even enthousiast over het verdrag. Zo stemmen inwoners van Denemarken op 2 juni 1992 tegen het Verdrag van Maastricht tijdens een referendum. Het lukt Deense politici daarom tijdens een top in Edinburgh om speciale afspraken voor Denemarken in het verdrag te krijgen. Tijdens een nieuw referendum stemt een meerderheid van de Denen daarop vóór.
Afgesproken wordt dat Denemarken op vier vlakken buiten de EU-samenwerking valt, namelijk op defensie, juridische zaken, de invoering van de euro en het Europees Burgerschap.
Er zijn meerdere referenda gehouden om die afspraken weer af te schaffen, maar die werden steeds weggestemd. Uiteindelijk werd op 1 juni 2022 wel ingestemd met het afschaffen van het defensievoorbehoud, naar aanleiding van de Russische inval van Oekraïne.
Zo werken de organen in de EU

Plenaire vergadering in het Europees Parlement in Brussel over de Brexit-onderhandelingen in januari 2020.
Instellingen van de EU
21-22 juni 1993: Criteria van Kopenhagen
Op een EU-top in Kopenhagen worden de zogeheten criteria van Kopenhagen vastgelegd.
De lidstaten spreken af dat kandidaat-lidstaten aan een aantal toetredingscriteria moeten voldoen om toegelaten te worden tot de EU. Het gaat onder andere om eisen op het gebied van democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en de bescherming van minderheden. Deze eisen werden later uitgebreid op een EU-top in Madrid in 1995.
1 januari 1995: Oostenrijk, Finland en Zweden worden lid van de EU.
In totaal maken nu 15 landen deel uit van de EU.
Noorwegen had ook EU-lidmaatschap aangevraagd, maar in een referendum in 1994 stemde 52,2 procent tegen – bijna dezelfde uitslag als eenzelfde referendum in 1972. Toen stemde 53,5 procent van de Noorse bevolking tegen het EG-lidmaatschap.
10-11 december 1999: Turkije wordt erkend als kandidaat-lidstaat
Turkije vraagt in 1987 lidmaatschap aan en op de bijeenkomst van de Europese Raad in Helsinki in 1999 wordt Turkije erkend als kandidaat-lidstaat van de EU. Dit betekent dat de EU-landen positief staan tegenover de politieke ontwikkelingen in Turkije.
Turkije voldoet echter niet aan de criteria van Kopenhagen. Volgens deze criteria moeten EU-lidstaten namelijk ‘stabiele instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen’ hebben.
Pas in oktober 2005 begonnen de toetredingsonderhandelingen voor Turkije. Sinds juni 2018 staan de onderhandelingen echter op pauze. De algemene politieke onrust in Turkije en het nog steeds niet voldoen aan de criteria van Kopenhagen staan de inhoudelijke onderhandelingen in de weg.
1 januari 2002: De euro wordt gelanceerd
11 EU-landen stemmen in met de invoering van de eenheidsmunt (de euro) op 1 januari 1999. In 2001 sluit Griekenland zich aan bij de zogeheten eurozone en het jaar daarop komen er nog meer landen bij. Vanaf 1999 gebruiken banken de munt voor grote transacties en in 2002 waren munten en bankbiljetten beschikbaar. De eurobankbiljetten zijn overal hetzelfde, maar de munten hebben een nationale opdruk.
Welke landen hebben de euro?
Op dit moment hebben 20 EU-landen hun nationale valuta opgegeven ten gunste van de eenheidsmunt, de euro: België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje.
1 januari 2004: Oostelijke uitbreiding – 10 nieuwe lidstaten
Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Hongarije, Cyprus en Malta treden toe tot de EU.

Tien Oost-Europese landen worden onderdeel van de EU in 2004. Het is de grootste uitbreiding in de geschiedenis van de unie.
1 januari 2007: Bulgarije en Roemenië treden toe tot de EU
Nog twee Oost-Europese landen worden toegelaten tot de EU, op aanraden van de Europese Commissie.
Uitbreidingsverdragen

Een vaste traditie op de bijeenkomsten van de leiders in de EU is de groepsfoto. Met 27 lidstaten is er tegenwoordig een grote ruimte en een flinke podiumconstructie nodig om genoeg plek voor alle deelnemers te hebben, zodat iedereen zich gezien voelt.
Verdragen en momenten van inwerkingtreding
- 1952: Verdrag van Parijs
- 1958: Verdrag van Rome (EEG)
- 1958: Euratom-Verdrag
- 1967: Fusieverdrag
- 1971: Verdrag van Luxemburg
- 1977: Verdrag van Brussel
- 1987: Europese Akte
- 1993: Verdrag van Maastricht
- 1999: Verdrag van Amsterdam
- 2003: Verdrag van Nice
- 2009: Verdrag van Lissabon
30 januari 2012: Het begrotingspact
Tegen de achtergrond van de economische crisis, vooral in Griekenland, komen 25 EU-landen overeen om de eisen voor de begrotingen van de lidstaten aan te scherpen. Het doel is om een soortgelijke crisis in de toekomst te voorkomen. Het begrotingspact treedt in 2013 in werking.
1 juli 2013: Kroatië treedt toe tot de EU
Na jaren onderhandelen treedt Kroatië toe tot de EU.
Brexit: De Britten verlaten de EU
23 juni 2016: Brexit-referendum
De term ‘Brexit’ wordt gebruikt om het langdurige proces en debat rondom het einde van het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk aan te duiden.

Demonstranten die de EU willen verlaten op straat in Londen in 2019.
De conservatieve premier David Cameron kondigde in de zogeheten Bloomberg-toespraak op 23 januari 2013 aan dat hij een referendum zou uitschrijven over het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk. Dit was het startschot voor het politieke debat over de relatie met de EU.
Op 23 juni 2016 was het beslissende moment eindelijk daar: 51,89 procent van de Britten stemde voor ‘leave’ tijdens het referendum. Het proces zal pas worden afgerond als het Verenigd Koninkrijk op 31 januari 2020 officieel uit de EU stapt.