Vladimir Poetin kwam in 1999 in de top van de Russische politiek terecht en is sindsdien achtereenvolgens premier en president geweest. Voordat hij op het pluche zat, had Poetin vele jaren werkervaring opgedaan bij de geheime staatspolitie van de Sovjet-Unie, de KGB.
Naar eigen zeggen was Poetin al vroeg geïnteresseerd in spionage. Daarom meldde hij zich in 1975 na zijn studie Rechten aan bij een KGB-school. Na een intensieve opleiding startte Poetin met contraspionage, waarna hij werd overgeplaatst naar de KGB-tak die gespecialiseerd is in internationale spionage. Daar moest hij de belangen van de Sovjet-Unie behartigen en politieke, technische en wetenschappelijke informatie verzamelen.
Uitgezonden naar Oost-Duitsland
Van 1985 tot 1990 werkte Poetin in Dresden in Oost-Duitsland, waar hij undercover was als tolk. Het is niet zeker wat Poetin in Oost-Duitsland deed. Volgens sommige bronnen hield hij alleen de media in de gaten en verzamelde hij krantenknipsels. Volgens anderen rekruteerde hij Duitse spionnen voor de KGB – en sommigen geloven zelfs dat hij samenwerkte met de terreurgroep Rote Armee Fraktion.
Toen in 1991 de Sovjet-Unie ophield te bestaan, stopte Poetin bij de KGB. De jaren daarna werkte hij als adviseur voor de burgemeester van Sint-Petersburg, totdat hij onderdeel werd van de staf van president Boris Jeltsin. Hier werkte hij zich langzaam maar zeker omhoog, en toen Jeltsin in 1999 aftrad, nam Poetin de macht over.