Wist je dat de Noren in 1266 de winderige Hebriden voor 4000 mark aan de Schotten verkochten om oorlog te voorkomen, en dat de Nederlanders naar verluidt Manhattan voor een doos kralen kochten?
Dit zijn de eerste, grootste en gekste gevallen van landhandel uit de geschiedenis.
Schotten kochten Hebriden van Noren

In 1263 versloegen de Schotten de Noren bij Largs. Drie jaar later moest de Noorse koning de Hebriden opgeven.
In de 9e eeuw, de vroege Vikingtijd, vestigden Noorse zeevaarders zich op de Hebriden ten noordwesten van Schotland, maar in de middeleeuwen wilden de Schotten de nabijgelegen eilanden inlijven bij hun koninkrijk.
In de 13e eeuw probeerde de Schotse koning Alexander III de Hebriden van de Noren te kopen.
Toen die weigerden, vielen de Schotten de Scandinaviërs in 1263 op het eiland Skye aan. De Noorse koning Haakon Haakonsson vluchtte naar de Orkneyeilanden, waar hij datzelfde jaar door een onbekende oorzaak stierf.
Zijn zoon en opvolger Magnus was meer geïnteresseerd in handel, waardoor hij niet hoefde te vechten en zich met binnenlandse zaken kon bezighouden.
Op 2 juli 1266 tekenden Magnus en Alexander III een vredesverdrag in het Schotse Perth.
Voor 4000 mark (zo’n 4 miljoen euro nu) kochten de Schotten de Hebriden en het eiland Man van de Noren. Verder moesten de Schotten jaarlijks 100 mark betalen, maar die afspraak werd spoedig vergeten.
Zweden verkochten Estland aan Russen

21 jaar vochten de Zweden en de Russen om de controle over het Balticum.
Op 10 september 1721 betaalden de Russen 2 miljoen rijksdaalders aan de Zweden, waardoor tsaar Peter de Grote Estland en het gebied rond het huidige Sint-Petersburg kon inlijven.
Hoewel de deal er op papier vrijwillig uitzag, was de overdracht van de Zweedse bezittingen aan de Oostzee niet het resultaat van vreedzame onderhandelingen, maar van de Vrede van Nystad, die een einde maakte aan de 21-jarige Grote Noordse Oorlog.
Russische troepen waren de oostelijke gebieden binnengevallen, en de Zweden hadden geen andere keuze dan het vredesverdrag te ondertekenen.
Nederlanders kochten Manhattan voor een appel en een ei

Uit de verkoopakte blijkt dat Manhattan op de kop werd getikt voor voor 60 gulden. Of het bedrag in kralen, in natura of in goud werd betaald, is niet bekend.
In 1626 werd de Nederlander Peter Minuit gouverneur van Nieuw-Nederland aan de oostkust van wat nu de VS zijn.
Minuit ging meteen op zoek naar land voor een Nederlandse stad in Noord-Amerika.
Al in mei van dat jaar betaalde hij de oorspronkelijk bewoners van Manhattan aan de monding van de rivier de Hudson om hun eiland over te nemen.
Een memo van de West-Indische Compagnie vertelt het verhaal:
‘... hebben ’t eylant Manhattes van de wilde gekocht, voor de waerde van 60 gulden.’
Historici weten niet wat Minuit als betaalmiddel gebruikte en welke stam onder druk werd gezet om hun land te verkopen.
Volgens historicus Nathaniel Benchley onderhandelde Minuit per ongeluk met een Lenape-stam, die helemaal niet op Manhattan woonde. Toch nam hij Manhattan op in Nieuw-Nederland, tot woede van de Wappinger, die er wel leefden.
Toen de eerste Nederlandse gezinnen zich in de jaren 1640 op Manhattan vestigden, braken er dan ook bloedige gevechten uit met de Wappinger.
Aankopen van Florida en Louisiana waren enorm

De aankoop van Louisiana was rond toen Amerikaanse troepen op 20 december 1803 de vlag hesen in New Orleans.
In 1803 kochten de VS het territorium Louisiana van Frankrijk.
Dit strekte zich uit van de Golf van Mexico in het zuiden tot Canada in het noorden en de Mississippi in het oosten tot de Rocky Mountains in het westen. Met de 2 miljoen vierkante kilometer erbij verdubbelden de VS bijna in omvang. Louisiana diende tevens als springplank voor de verkenning van nieuwe gebieden in het westen van het continent.
Tegelijkertijd raakte het Spaanse rijk in het slop en konden de Spanjaarden zich de moerassige kolonie Florida, een schiereiland in het huidige zuidoosten van de VS, niet meer veroorloven. Omdat de Amerikanen ten noorden van Florida hun territorium juist wilden uitbreiden, lag een deal voor de hand.
Na jaren onderhandelen bereikten de Amerikaanse en Spaanse ministers van Buitenlandse Zaken, John Quincy Adams en Luis de Onís, in 1819 een overeenkomst: Spanje stond Florida af aan de Verenigde Staten, die in ruil daarvoor de Spanjaarden Texas ten westen van de rivier de Sabine gaven en een bedrag van 5 miljoen dollar.
Na enige aarzeling in Madrid werd het zogeheten Adams-Onís-verdrag uiteindelijk van kracht, en in 1821 werd Florida Amerikaans.
Handelspost wordt economische supermacht Singapore

De Britse officier sir Thomas Raffles opende de eerste handelspost in Singapore.
De Britten waren niet tevreden met een handelspost op het eiland Singapura in 1819 – ze wilden het hele eiland, het liefst voordat rivaal Nederland het inpikte.
In maart 1824 verdeelden de Europese koloniale mogendheden de Zuidoost-Aziatische eilanden onderling, en de Britten kregen carte blanche van de Nederlanders om het eiland, dat ze Singapore noemden, over te nemen.
De bevolking was echter niet geraadpleegd, en de Britse hoofdonderhandelaar, John Crawfurd, begon intensief te lobbyen bij de twee Maleise leiders, de sultan en de temenggong, die over Singapore heersten.
Met een mix van dreigementen en beloften werden de leiders onder druk gezet om in te stemmen met het ‘verdrag van vriendschap en samenwerking’, dat op 2 augustus 1824 werd getekend.
Crawfurd betaalde hen elk 20.000 Spaanse dollars en Singapore werd officieel Brits.
Alaska puilt uit van goud en olie

Met een cheque van 7,2 miljoen dollar kochten de Amerikanen Alaska. Ze kregen er 1,5 miljoen vierkante kilometer vol goud en olie voor.
Op 30 maart 1867 verkocht Rusland zijn kolonie Alaska voor 7,2 miljoen dollar aan de VS. Dat komt overeen met zo’n 130 miljoen euro nu.
Na een vernederende en dure nederlaag tegen de Britten en Fransen in de Krimoorlog (1853-1856) zat tsaar Alexander II te springen om geld, dus de verkoop van de uithoek van zijn rijk in Noord-Amerika lag voor de hand.
Bovendien hadden Russische pelsjagers in een kleine 125 jaar de belangrijkste bron van inkomsten in Alaska – de zeeotterpopulatie – flink uitgedund.
Een verkoop van de kolonie aan buurland Canada – dat toebehoorde aan de aartsvijanden van de tsaar, de Britten – was uitgesloten.
De VS waren aan het uitbreiden en president Andrew Johnson wilde graag dichter bij de lucratieve markten van China en Japan komen.
Bovendien was er in 1861 goud ontdekt in Alaska. De Amerikanen hapten toe.
Filipijnen werden bedrogen

Nadat ze de Spanjaarden van de Filipijnen hadden verdreven, sloegen de Amerikanen een opstand neer en namen de macht over in het eilandenrijk.
333 jaar lang waren de Filipijnen een Spaanse kolonie, maar op 10 december 1898 vertrokken de Spanjaarden uit hun Aziatische eilandenrijk. Het werd verkocht aan de VS voor 20 miljoen dollar, nu zo’n 700 miljoen euro.
De verkoop was echter niet vrijwillig. Toen de Spanjaarden de Amerikanen in april 1898 de oorlog hadden verklaard omdat ze Cubaanse rebellen steunden, stak de Amerikaanse marine over naar de Baai van Manilla en brachten de Spaanse vloot tot zinken.
Op de Filipijnen kwam de bevolking in opstand tegen de koloniale heerser, en de Amerikanen, die wel een handelspost wilden in het veelbelovende Oost-Azië, steunden rebellenleider Aguinaldo.
In augustus 1898 stonden de Spanjaarden zo onder druk van de rebellen dat ze zich overgaven – niet aan de bewoners, die ze als primitief zagen, maar aan de Amerikanen.
Tijdens vredesbesprekingen in Parijs weigerden de VS de Filipijnen onafhankelijkheid te verlenen. En zoals in de koloniale tijd gebruikelijk was, werd geen enkele Filipino geraadpleegd voor de ‘verkoop’ werd doorgevoerd.