Monticello, VS, 24/10/1823
Mijnheer,
De vraag die u in uw brieven aan mij hebt gesteld, is de meest gewichtige die mij ooit ter overweging is gegeven sinds die van de Onafhankelijkheid.
Die Onafhankelijkheid maakte ons tot een natie, stelt ons kompas en wijst de koers die we moeten varen door de oceaan van tijd die voor ons ligt.
De omstandigheden om eraan te beginnen, zijn nu beter dan ooit. Onze eerste en voornaamste stelregel is nooit verwikkeld te raken in het gekrakeel van Europa.
Onze tweede dat Europa moet wegblijven van zaken aan deze kant van de oceaan.
Onze belangen lopen niet parallel aan die van Europa. Amerika zou daarom een eigen bestel moeten hebben, los van dat van Europa.
Terwijl ze daar druk bezig zijn om het despotisme ruim baan te geven, zouden wij er volop naar moeten streven om het halfrond van vrijheid te worden.
Vooral één natie kan ons streven daarnaar dwarsbomen. Maar die natie biedt nu aan ons juist te leiden, helpen en begeleiden.
Door in te gaan op haar voorstel bevrijden we haar van haar knellende banden en leggen we haar machtige gewicht in de weegschaal van een vrij bestuur.
Dit land is Groot-Brittannië, dat ons meer dan welke natie dan ook kwaad kan doen. Maar met haar aan onze zijde hebben we van niemand op aarde iets te duchten.
We moeten met haar een bestendige, warme vriendschap onderhouden, en niets kan onze goede verstandhouding hechter maken dan dat we samen vechten voor de goede zaak.
De vriendschap met de Britten wil ik echter niet kopen als de prijs daarvan deelname aan hun oorlogen is.
Maar de oorlog waarbij we in het huidige voorstel betrokken zouden raken, is – mocht het allemaal doorgaan – niet hun oorlog, maar de onze.
Het doel ervan zou zijn het Amerikaanse bestel in te voeren, alle buitenlandse mogendheden weg te houden van ons grondgebied en bemoeienis van de Europese mogendheden met onze binnenlandse aangelegenheden tegen te gaan.