Angstkreten galmen door York.
Op deze herfstdag in 1069 hebben Angelsaksische vrijheidsstrijders hun schuilplaats in de bossen verlaten – en nu rennen ze door de Noord-Engelse stad. Met zwaarden en bijlen hakken ze in op elke Normandische soldaat die ze tegenkomen. Alle mannen van de vijand moeten sterven, en de Angelsaksische graaf Waltheof van Northumbria gaat voorop. De graaf maakt persoonlijk iedereen die probeert te ontkomen een kopje kleiner.
‘Waltheof doodde eigenhandig veel Normandiërs tijdens de strijd om York door hun hoofden één voor één af te hakken toen ze door de stadspoort renden,’ schreef historicus Willem van Malmesbury rond 1120.
Engeland is al drie jaar bezet door de gehate Normandische heerser Willem de Veroveraar, maar de vrijheidsstrijders weigeren hun land op te geven. Hun ongelijke strijd tegen de indringers zal bijzondere overwinningen opleveren – maar ze komen gruwelijk aan hun einde.
Hier krijg je een inkijkje in een bloedig hoofdstuk van de Engelse geschiedenis dat weinigen kennen: het verzet tegen de binnenvallende Normandiërs.
Willem verslaat de Engelsen
De kiem van de Angelsaksische opstand werd gelegd op 14 oktober 1066. Op die dag doodden hertog Willem van Normandië en zijn leger de Engelse koning Harold II Godwinson bij Hastings.
Twee maanden later werd William – nu bijgenaamd ‘De Veroveraar’ – in Westminster Abbey gekroond tot koning van Engeland. Met een rijk aan beide zijden van het Kanaal was hij de machtigste heerser van zijn tijd.

Willem de Veroveraar breidde zijn rijk fors uit door Engeland te onderwerpen.
Vanaf het begin probeerde Willem de Angelsaksische elite te onderwerpen. Edelen die niet waren gesneuveld bij Hastings, moesten hem als heerser erkennen, anders werden ze gedood. Landgoederen en geestelijke ambten deelde hij uit aan Normandische baronnen.
De Normandische edelen en hun soldaten behandelden de bevolking wreed. De kroniek van de Abdij van Evesham in West-Engeland sprak rond 1230 van ‘gulzige wolven.’ En kort na de verovering schreef chroniqueur Ordericus Vitalis dat de soldaten ‘de inheemse bevolking genadeloos afslachtten’ met de zegen van hun meesters:
‘Als hun soldaten roofden en verkrachtten, hielden ze hun de hand boven het hoofd en richtten ze hun toorn op degenen die klaagden over het gruwelijke onrecht dat hun was aangedaan.’
Om zijn nieuwe koninkrijk onder de duim te houden, liet Willem een groot aantal burchten bouwen door de lokale bevolking, onder scherp toezicht van Normandische opzichters. Ook stelde de koning militaire gouverneurs aan die het volk in bedwang moesten houden.
Een jaar later, toen Willem er zeker van was dat hij de Angelsaksen onder controle had, reisde hij terug naar Normandië om te worden bejubeld als de veroveraar van Engeland. Maar het gejuich verstomde toen groepen Angelsaksen zich verzamelden in de diepe Engelse bossen en zich opmaakten voor de strijd tegen de Normandiërs.

Normandische kastelen hielden Engeland op afstand
Kort na zijn landing begon Willem de Veroveraar met de bouw van een kleine 80 zogeheten mottekastelen naar Normandisch voorbeeld om Engeland onder de duim te houden. Ze waren binnen een paar weken klaar.
Willem en zijn leger hadden het bloed nog niet van hun zwaarden geveegd na de overwinning bij Hastings of ze begonnen al burchten te bouwen. De eerste zogeheten mottekastelen verrezen in enkele weken in Angelsaksische steden, waar veel huizen werden afgebroken om er plaats voor te maken.
De verdedigingswerken bestonden uit een ‘motte’: een heuvel van de aarde uit de slotgracht die het hele complex omringde. Op de heuvel werd een verdedigingstoren gebouwd, omgeven door een ronde palissade. Op een lager plateau kwam een kleinere, zwaar versterkte ‘bailey’, een buitenburcht met stallen, schuren en soldatenhuizen.
Na verloop van tijd werden de houten gebouwen en palissade vervangen door een toren, huizen en vestingmuur van steen, waardoor de soldaten aanvallen beter konden afslaan.
Bospartizanen roeren zich
Hoewel veel Angelsaksische edelen trouw hadden gezworen aan Willem de Veroveraar, weigerden anderen hun vrijheid op te geven. Zij trokken de bossen en moerassen in, waar Normandische soldaten zich zelden waagden.
Volgens kroniekschrijver Ordericus vormden de rebellen groepen en leefden ze in tenten terwijl ze de volgende hinderlaag planden. Net als de bandieten van Robin Hood droegen ze groene kleren en camoufleerden ze zich met takken om op te gaan in het bos. Daarom noemden de Normandiërs hen silvatici: wilden.
De vrijheidsstrijders vielen iedereen aan die iets met Willem te maken had: de Normandiërs die hij naar Engeland had gehaald en Engelsen die met hem samenwerkten. Als Willems soldaten zich in het bos waagden, konden de ‘partizanen’ hen makkelijk in de rug aanvallen. Maar ook op het open platteland konden de mannen van Willem worden belaagd als ze goederen naar de steden vervoerden.
‘Op sommige plaatsen spanden ze samen en probeerden ze ons op slinkse wijze schade toe te brengen,’ noteerde de persoonlijke schrijver van Willem de Veroveraar, Willem van Poitiers. Hij maakte zich kwaad dat de vrijheidsstrijders niet de confrontatie zochten in het open veld, waar de Normandiërs hen veel makkelijker konden verslaan.
Om hinderlagen te vermijden bleven de Normandiërs vooral in hun nieuwe burchten. Maar zelfs hier lieten de vrijheidsstrijders hen niet met rust. Grote groepen silvatici reden te paard het bos uit en vielen de burchten aan, om vervolgens weer te verdwijnen.
Deze guerrillatactiek werd ook gebruikt door rebellenleider Eadric de Wilde in de zomer van 1067, toen zijn mannen een burcht bij Hereford aan de grens met Wales probeerden te bestormen. Toen hij doorkreeg dat de verdediging te sterk was, vluchtte Eadric met de Normandiërs op zijn hielen.
Met hun lichte uitrusting bereikten de vrijheidsstrijders al snel de bossen van Wales. De mannen van Willem, die maliënkolders en ijzeren helmen droegen, lieten hen gaan, want als de Normandiërs zich tussen de bomen begaven, waren ze ten dode opgeschreven.

Mottekasteel – een burcht van aarde en planken
Gracht omringde het kasteel
Het kasteel was omgeven door een slotgracht, indien mogelijk gevuld met water. Een ophaalbrug hield ongewenste indringers buiten de deur.
Huizen voor de soldaten
Achter een houten palissade stonden huizen voor soldaten en paardenstallen. Er waren ook moestuinen en hokken voor vee, dus het kasteel was zelfvoorzienend tijdens belegeringen.
Toren was de laatste schans
De toren van het mottekasteel was het eigenlijke verdedigingswerk. Hij bood de soldaten uitzicht en diende ook als laatste toevluchtsoord tijdens een aanval.
Vrijheidsstrijders verbranden vijand
In 1067 hielden de rebellen vooral huis in West- en Oost-Engeland. Willem hoorde dat de Normandiërs werden ‘afgeslacht door vijandige Engelsen’ en stak in december opnieuw het Kanaal over.
Alleen al door de aanwezigheid van de koning hielden de vrijheidsstrijders zich in, maar hij kon maar op één plek tegelijk zijn. Toen hij in het westen de aanval opende op de silvatici, braken er ook gevechten uit in Oost-Engeland.
In 1068 dreigde er een grote opstand in het noorden van Engeland. Omdat daar maar weinig Angelsaksische edelen de kant van Willem hadden gekozen, bouwden de Normandiërs meer burchten in Yorkshire en Northumbria – tot woede van de stadsbewoners: hun huizen werden ervoor gesloopt.

Door munten te laten slaan, maakte Willem bekend dat Engeland een nieuwe heerser had.
De Normandische tirannie zorgde voor steeds meer onrust in de regio. In december 1068 stuurde Willem een van zijn beruchtste mannen naar Durham in Northumbria: met hulp van 500 ridders zette hij de plaatselijke bisschop uit zijn woning, waarna hij er zelf zijn intrek nam.
Volgens de kroniekschrijver Symeon van Durham beloonde de tiran zijn mannen door hen ‘toestemming te geven om te plunderen en te moorden’.
Als reactie sloegen meerdere groepen silvatici de handen ineen en ze vielen eind januari 1069 Durham aan. Ze doodden alle Normandiërs en omsingelden de bisschopsresidentie, waar Robert zich had verschanst. Toen de rebellen doorkregen dat ze het gebouw niet konden bestormen, staken ze het in brand. De Normandiërs die niet levend waren verbrand, werden tijdens hun vlucht neergeslagen.
Nu waren de rebellen in een succesroes, en in de herfst trokken ze op naar York. Daar doodden ze de Normandische gouverneur en al zijn soldaten, die al verzwakt waren door de onthoofdingen van graaf Waltheof bij de stadspoort.

Zodra het lente was, verlieten de Denen Engeland.
Denen kregen oprotpremie
De Angelsaksen lieten Deense soldaten komen om te helpen in de strijd tegen de Normandiërs. Maar de Denen deden hetzelfde als hun Vikingvoorouders.
De rebellen in Noord-Engeland wisten dat ze een betere kans maakten om Willem de Veroveraar te verslaan als ze hulp van buitenaf kregen. Daarom vroegen ze de Deense koning Sven om hulp.
In augustus 1069 stak een vloot van 240 langschepen over naar Engeland, waar de Denen hielpen York te veroveren. Maar toen het gerucht ging dat Willem met een groot leger op weg was naar de stad, maakten de Denen zich uit de voeten. Ze hadden ontzag voor de Normandiër met Vikingroots en trokken zich terug op hun schepen in de monding van de Humber.
Willem, die niet blij was met de komst van de Denen, regelde een ontmoeting met hen. Hij bood aan hen te betalen om terug te varen naar Denemarken als het weer dat toeliet in de lente. In de tussentijd zou hij hen van voedsel voorzien.
De Denen gingen akkoord en Willem kon zich weer concentreren op de Angelsaksische rebellen.
Willem hongert heel Noord-Engeland uit
De opstandelingen zouden York maar kort in handen houden, want Willem reed meteen naar het noorden ‘met een overweldigend leger en verpletterde hen’, zoals de Angelsaksische Kroniek meldt. En de koning kon niet rusten, want in de bossen en moerassen wemelde het nog van de silvatici.
Hoewel het eind 1069 bitter koud werd, stuurde Willem zijn troepen het bos in om op de ‘wilden’ te jagen.
‘Hij baande zich een weg door de onbegaanbare wildernis. Het was er zo oneffen dat hij vaak van zijn paard moest stappen en verder moest lopen,’ schreef Ordericus.
Willem wist dat hij niet al het verzet kon elimineren door de wildernis uit te kammen en nam geen halve maatregelen. De koning verdeelde zijn leger en stuurde zijn luitenants erop uit om het levensonderhoud van de inwoners te vernietigen.
‘Willem deed niets om zijn woede te bedwingen en strafte de onschuldigen met de schuldigen. Hij beval alle gewassen en vee, kostbaarheden en voedsel te verzamelen en te verbranden,’ aldus Ordericus.
‘Het was afschuwelijk om de lijken te zien rotten in huizen, op straten en wegen, vol wormen die hen verslonden.’ De Engelse chroniqueur Symeon van Durham
Uiteindelijk hadden de rebellen en hun onschuldige landgenoten in heel Noord-Engeland niets meer te eten. Uit wanhoop at de bevolking niet alleen hun paarden, honden en katten op, maar volgens Symeon werden mensen ‘gedwongen om mensenvlees te eten’. Velen probeerden Schotland te bereiken, maar ze vielen vaak onderweg dood neer.
‘Het was afschuwelijk om de lijken te zien rotten in huizen, op straten en wegen, vol wormen die hen verslonden in al de morele verdorvenheid en afschuwelijke stank. Want er was niemand meer om ze te begraven,’ schreef Symeon.
De opstand werd uiteindelijk neergeslagen. Ordericus schatte dat ‘meer dan 100.000 mensen omkwamen van de honger’ in heel Engeland – circa 5 procent van de bevolking. Als we het Domesday Book uit 1087 mogen geloven, verdween in het noorden zelfs 75 procent van de Engelsen. Ze waren gestorven of vertrokken.
Willem de Veroveraar wist met zijn meedogenloze methoden uiteindelijk al het verzet te breken, en in 1071 werd de opstand voorbij verklaard. Enkele silvatici voerden echter nog sporadische aanvallen uit vanuit de bossen tot in de jaren 1080.

Willem de Veroveraar onderwierp Londen in 1066 en begon aan de bouw van de Tower.
Engeland in 20 jaar veroverd
Onder hertog Willem werd Normandië een van de sterkste rijken van Europa. Hierdoor was hij in staat om aanspraak te maken op Engeland.
1051: Willem wordt de kroon beloofd
Hertog Willem van Normandië ontmoet de kinderloze Engelse koning Edward de Belijder, die hem tot zijn opvolger zou hebben benoemd.
1064: Godwinson wil helpen
Volgens Willem zweert de machtige Engelse edelman Harald Godwinson tijdens een ontmoeting in Normandië dat hij hem zal helpen koning te worden.
1066: Strijd om de Engelse troon
Als Edward de Belijder in januari sterft, wordt Harold Godwinson koning van Engeland. De kroning kwam als een verrassing voor Willem, die ervan uitging dat Engeland van hem was. In oktober landt Willem in Engeland en verslaat hij Harold Godwinson bij Hastings. Op eerste kerstdag wordt hij gekroond tot koning.
1067: Angelsaksische opstand
Veel Angelsaksische edelen zien de Normandiërs als een ongewenste bezettingsmacht. Samen met hun aanhangers beginnen de edelen een verzetsstrijd tegen Willem
1071: Engelsen moeten opgeven
Na bijna vijf jaar guerrillaoorlog slaat Willem de Veroveraar de laatste grote opstand neer bij Ely Abbey in Oost-Engeland.