Print Collector/Getty Images & Shutterstock

Verveelde ridders voerden bloedig gevecht

Er gebeurde niet veel in de Honderdjarige Oorlog in 1351, en 60 Engelse en Franse ridders wilden actie. Een bloedig gevecht moest bepalen welke partij de beste strijders had.

De Engelse ridder Robert Bemborough laat zijn paard abrupt halt houden bij de grote eik die bekendstaat als de Halfway Tree. De aarde en graspollen vliegen in de rondte. Bemborough is met 29 Engelse en Duitse ridders en schildknapen in het oosten van Bretagne om voor de Engelse koning te vechten.

Het is 26 maart 1351, en hij heeft een afspraak met een Bretonse maarschalk in Franse dienst, Jean de Beaumanoir. Hun tegenstanders zijn nog steeds niet te zien, maar de 30 strijders maken zich op voor het gevecht.

Bemborough roept over de grasvelden:

‘Beaumanoir, waar ben je? Het lijkt erop dat je niet komt. Maar als we tegen elkaar hadden gestreden, had je toch verloren!’

Terwijl Bemborough staat te schreeuwen, verschijnen de Bretonse ridders op hun paarden. Net als Bemborough heeft Beaumanoir 29 van zijn beste krijgers meegenomen. De afspraak is helder: 30 tegen 30, tot overgave, verwonding of de dood er een einde aan maakt.

Aan het eind van de dag, als dit bizarre gevecht voorbij is, zullen alle 60 strijders legendarisch zijn.

De dag vóór het dodelijke gevecht baden de ridders voor hun leven en een eervolle strijd.

© Tom Taylor, Ballads and Songs of Brittany, 1865

Bretagne gaat de Honderdjarige Oorlog in

De slag tussen Bemborough en Beaumanoir maakte deel uit van de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland, die in 1337 uitbrak. De oorlog moest wel overslaan naar de omliggende hertogdommen, en in 1341 werd Bretagne in het huidige noordwesten van Frankrijk een belangrijk strijdtoneel omdat de hertog, Jan III, was gestorven zonder duidelijke erfgenaam.

De halfbroer van de hertog, Jan van Montfort, zag zijn kans schoon en veroverde de belangrijkste steden en kastelen van het hertogdom. Maar Jans nichtje was getrouwd met een neef van de Franse koning, Karel van Blois, die ook aanspraak maakte op het kustrijkje.

Toen Franse troepen Bretagne binnentrokken om Karel te helpen, moest Montfort de kant van de Engelse koning kiezen, en zo werd het opvolgingsgeschil onderdeel van het grote conflict tussen Engeland en Frankrijk.

Tien jaar lang werd er hevig gevochten, tot er in 1351 een wankele wapenstilstand werd gesloten. Er was geen duidelijke winnaar, en Bretagne was nu een lappendeken van gebieden en kastelen die trouw waren aan de ene of de andere kandidaat-hertog. Er was geen oplossing in zicht.

De Bretonse Successieoorlog woedde van 1341 tot 1365, en er vielen aan beide zijden duizenden doden.

© Loyset Liédet

Een uitdaging die niet kan worden afgeslagen

In Oost-Bretagne lagen de kastelen Ploërmel, in Engelse handen, en Josselin, onder Bretons gezag. Op een dag had de Bretonse bevelhebber van Josselin, Jean de Beaumanoir, genoeg van de dagelijkse sleur tijdens de wapenstilstand.

Hij ging naar Ploërmel en drong aan op een gesprek met Robert Bemborough, de Engelse bevelhebber. Beaumanoir daagde de Engelsman uit tot een toernooi, waarbij drie ridders van elke kant zouden duelleren met lansen.

Het moest lijken op een klassiek lanstoernooi in vredestijd – maar met stalen lansen, dus er zou worden gevochten op leven en dood. De confrontatie moest voor eens en voor altijd uitmaken welke partij de beste strijders had – en als ze hun tegenstanders ook nog eens wisten te doden, was dat mooi meegenomen.

Bemborough was echter niet zo adellijk als Beaumanoir en had daarom minder ervaring in riddertoernooien. Het risico was groot, maar de Engelsman kon de uitdaging onmogelijk afslaan zonder gezichtsverlies te lijden.

In 1911 verrees er een standbeeld van de plaatselijke held Jean de Beaumanoir in de oude Bretonse stad Dinan.

© Gzen92

De doorgewinterde soldaat stuurde dan ook een tegenvoorstel naar de Bretons: ‘Selecteer 30 man uit uw garnizoen, en ik zal er evenveel uit het onze kiezen. Dan gaan we naar een veld waar niemand ons kan storen of belemmeren.’

Beaumanoir werd op het verkeerde been gezet. Dit soort gecoördineerde massagevechten was hem net als de meeste middeleeuwers vreemd. Nu waren het niet alleen de twee bevelhebbers en een paar man, maar 60 ridders en schildknapen die hun leven in de waagschaal moesten stellen.

De overlevende verliezers zouden bovendien worden gegijzeld en moesten losgeld betalen om te worden vrijgelaten, zoals gebruikelijk was bij echte veldslagen.

Maar Beaumanoir had zelf het initiatief genomen, en de ridderlijke fatsoensnormen schreven voor dat hij de uitdaging moest aannemen als hij zijn eer wilde behouden.

In het kader van een pas d’armes sloten ridders een brug of smal weggetje af.

© Shutterstock

Ridders wierpen roadblocks op

Op krachten komen in de pauze

Op 26 maart 1351 troffen de 60 mannen elkaar bij de grote eik tussen Josselin en Ploërmel. Beide partijen hadden een groot gevolg van schildknapen, bedienden, toeschouwers en getuigen meegebracht om de bizarre gebeurtenis gade te slaan en hun kant aan te moedigen.

De bedienden hadden voorraden bij zich, vooral wijn. De regels van de strijd waren van tevoren afgesproken: vechten tot de dood of overgave, wegvluchten van het slagveld was ten strengste verboden, en wat er ook gebeurde, de toeschouwers mochten zich er niet mee bemoeien.

Toen de Fransen zich opgesteld hadden, stonden 60 ridders en schildknapen elkaar met wapens en schilden in de hand aan te staren. Eén Engelsman had zelfs een grote krijgshamer bij zich. In hun glimmende harnassen met kleurrijke heraldiek vormden ze een indrukwekkende aanblik.

‘Al uw macht en verhevenheid stelt minder voor dan een teentje knoflook.’ Bemborough tegen zijn rivaal Beaumanoir

De twee leiders stapten naar voren. Bemborough sprak honende woorden tegen zijn tegenstander:

‘Beaumanoir, het is dwaas dat u uw mannen laat doden, want als ze dood zijn zult u nooit meer hun gelijke vinden in dit hertogdom.’

Dat kon Beaumanoir niet over zijn kant laten gaan. Hij moest zijn eer verdedigen en diende Bemborough van repliek:

‘Dit zijn bijzondere ridders die niet vluchten, noch voor het leven, noch voor de dood. Ze hebben allen gezworen aan God, de Zoon en de Heilige Maria dat u zult sterven in schande.’

Bemborough antwoordde getergd:

‘Al uw macht en verhevenheid stelt minder voor dan een teentje knoflook.’

De Engelse leider wendde zich tot zijn mannen en riep:

‘Mijne heren, dood hen allen en zie erop toe dat niemand, zwak of sterk, aan mij ontsnapt!’

Onder een luid gebrul stormden de 60 strijders op elkaar af.

Het gevecht tussen de 60 ridders en schildknapen was zeer fel en duurde uren.

© The Picture Art Collection/Imageselect

Omdat niemand een strategie had bedacht, was het binnen de kortste keren één grote chaos van staal en bloed. De Engelsen begonnen het sterkst, en al snel lag er een Breton dood op de grond en was een ander bewusteloos geslagen. Een derde kreeg een oplawaai met de krijgshamer en viel dood neer.

Urenlang beukten de ridders op elkaar in, en pijnkreten en strijdleuzen schalden over het slagveld, dat langzaam rood kleurde.

Het viel niet mee om een geharnaste ridder te verslaan, en bij beide partijen begonnen de krachten zo zoetjesaan weg te ebben. Toch vochten ze door, want opgeven was een schande.

Toen de gewonde Beaumanoir om water vroeg, antwoordde een van zijn eigen ridders:

‘Drink je bloed, Beaumanoir, dat zal je dorst lessen!’

Uiteindelijk waren de strijdlust en de energie echter zo ver te zoeken dat de partijen overeenkwamen een pauze in te lassen. Vier Fransen en twee Engelsen lagen dood in het gras. De meeste anderen hadden diepe wonden of botbreuken opgelopen en werden in de gevechtspauze opgelapt. Daarna werden er versnaperingen geserveerd, en de wijn vloeide rijkelijk om de pijn te verzachten.

De Koerdische legerleider Saladin (1138-1193) was het schoolvoorbeeld van de islamitische deugden.

© Granger/Imageselect & Shutterstock

Moslims brachten edelen ridderlijkheid bij

Slimme schildknaap geeft de doorslag

De Engelsen hadden in de pauze een strijdplan opgesteld. Toen het gevecht hervat werd, vormden ze een hechte formatie en begonnen ze defensief te vechten. Schilden en lansen hielden de Bretons op afstand, en als ze toch dichtbij kwamen, kwamen de bijlen, zwaarden en strijdhamer eraan te pas.

Bemborough dreef de spot met Beaumanoir toen bleek dat de Bretons niet door de Engelse formatie konden breken.

Maar toen kreeg de Bretonse schildknaap Guillaume de Montauban een idee. Hij rende weg van het slagveld, naar de paarden toe. De andere Bretons dachten dat hij vluchtte en scholden hem uit. Maar de schildknaap was niet aan het deserteren: hij sprong op een paard en galoppeerde als een bezetene recht op de Engelsen af.

© Print Collector/Getty Images & Shutterstock

De ridders werden volledig overrompeld toen het paard hun formatie binnendenderde. Velen werden tegen de grond geslagen en de Bretons sprongen in de bres die de sluwe schildknaap had geslagen. Meerdere Engelsen werden gedood, onder wie Bemborough, en de rest moest zich overgeven.

Toen de balans werd opgemaakt, waren er negen Engelsen en zes Bretons dood. Het gevecht was echter zo fel geweest dat er in de dagen erna nog meerdere ridders aan hun verwondingen bezweken. De gevangengenomen Engelsen werden pas vrijgelaten na betaling van een aanzienlijk losgeld.

Hoewel het bloed vloeide op het slagveld, moesten de ridders de christelijke moraal hoog houden.

© Print Collector/Getty Images

De 60 werden legenden

Deze Slag van de Dertig had geen grote invloed op de oorlog om de Bretonse troon – de zoon van Jan werd in 1365 hertog – maar het verhaal van de vechtende ridders in het gras werd vereeuwigd in poëzie en kronieken.

De veldslag werd gezien als het toppunt van ridderlijkheid omdat het een afgesproken confrontatie was tussen twee gelijkwaardige partijen met een duidelijk reglement. Het was niet belangrijk wie er gewonnen had; voorop stond dat het een beheerste strijd was geweest, hoewel er op leven en dood was gevochten.

Troubadours in heel Europa bezongen de glorieuze strijd van de ridders en schildknapen, en kroniekschrijvers, onder wie de Fransen Jean le Bel en Jean Froissart, tekenden het verhaal tot in detail op.

De veldslag werd waarschijnlijk zo beroemd omdat de bloedige Honderdjarige Oorlog de traditionele idealen van ridderlijkheid onder druk had gezet. In plaats van klassieke man-tot-mangevechten werden 1500 Franse ridders neergemaaid door Engelse longbows in de Slag bij Crécy in 1346, en de kosten – vooral de soldij van huurlingen – werden betaald door de bevolking meedogenloos te plunderen.

Op het slagveld in het oosten van Bretagne staat nu een obelisk. Die werd in 1822 neergezet om de Franse overwinning te gedenken.

© XIIIfromTOKYO

Vorsten en edelen wilden de oude deugden in ere herstellen, bijvoorbeeld door ridderorden in te stellen geïnspireerd op de mythe van koning Arthur. Zo ontstond de Engelse Orde van de Kousenband in 1348 en de Franse Orde van de Ster in 1351. Koningen en ridders wilden laten zien dat ze geen afgestompte geweldenaars waren, maar mannen van eer.

De Slag van de Dertig was daarvan het perfecte bewijs, en de deelnemers aan beide zijden, dood en levend, werden aan de koninklijke hoven geëerd. 20 jaar na de veldslag hadden de ridders nog zo’n goede naam dat Karel V van Frankrijk een van de overlevende Bretons als eregast ontving.

Zelfs in de 19e eeuw speelde de slag nog een rol, want Napoleon Bonaparte noemde het gevecht een grote morele overwinning op de Engelsen.

Britse historici daarentegen begonnen zich af te vragen of de Fransen niet een loopje hadden genomen met het reglement met de aanval te paard – en daarop is nog steeds geen eenduidig antwoord.