Op een vrijdag in 1216 stapt een ongewone bezoeker de moskee in het Turkse Harran binnen. Een aap loopt door het godshuis, gevolgd door een bediende. Het dier draagt zijn zondagse pak en er hangt een walm van parfum om zijn harige lichaam.
Onderdanig vouwt de bediende een gebedskleed uit, waarna het dier gaat zitten en een gebedssnoer pakt. De gelovigen zetten grote ogen op als de aap de kralen door zijn vingers laat glijden, schijnbaar diep verzonken in gebed.
De bediende geeft een toelichting: het is geen aap, maar een jonge prins, die betoverd is door een jaloerse echtgenote. De vloek kan alleen opgeheven worden als ze een bedrag in goud krijgt.
‘De man sleurde de aap door de hele stad.’ Al-Jawbari over oplichting met een aap
De goedgelovige moskeebezoekers trekken meteen hun portemonnee. Als de bediende het geld heeft ingezameld, maken hij en de aap zich uit de voeten. Dan pas beseffen de aanwezigen dat ze bij de neus genomen zijn.
‘De man sleurde de aap door de hele stad. En overal haalde hij hetzelfde trucje uit,’ aldus de schrijver al-Jawbari, die erbij was en de bedriegerij beschreef in Het boek van charlatans.
Al-Jawbari was getuige van nog veel meer oplichterij. Net als in het christelijke Europa zag het in de middeleeuwse moslimwereld zwart van de kwakzalvers, nepprofeten en andere fraudeurs. En al-Jawbari doorzag ze allemaal.
Emir is in de ban van fraude
Verhalen uit de criminele onderwereld fascineerden emir Rukn al-Din Mawdud, het hoofd van de dynastie der Artuqiden, die over delen van het huidige Turkije, Syrië en Irak heerste.
De vorst had het 11e-eeuwse geschrift Bedrog ontmaskerd en twijfel verdreven gelezen, dat allerlei oplichterstrucs onthulde. Omdat hij meer wilde weten, riep hij zijn kersverse hoveling al-Jawbari bij zich.
‘Schrijf een boek dat op dezelfde leest geschoeid is, maar maak het korter en makkelijker te begrijpen,’ luidde de opdracht.

In de 13e eeuw waren verhalen over bandieten populair, bijvoorbeeld dat over een rover die mensen bedwelmt en vervolgens besteelt.
De emir wist dat al-Jawbari goed op de hoogte was van oplichterspraktijken. Voordat hij rond 1225 naar het hof kwam, had hij rondgereisd in de islamitische wereld: van Marokko en het Arabisch Schiereiland via Mesopotamië tot in India.
Onderweg papte hij aan met nepprofeten, kwakzalvers en zwendelaars. Hij peuterde hun trucs los en schreef op wat hij zag. En op verzoek van de emir verwerkte hij zijn ervaringen in een boek.
Wormen en poep maken heiligen
Veel van de lieden die al-Jawbari tegenkwam, waren kleine oplichters, die bijvoorbeeld de vacht van hun paarden in prachtige kleuren verfden om de prijs op te drijven.
‘Eenieder die hen ziet, is ervan overtuigd dat ze blind zijn.’ Al-Jawbari over een populaire bedeltruc
Anderen waren gewone bedelaars, die bijvoorbeeld deden alsof ze niets zagen.
‘Ze deden zich voor als blinden, al waren ze dat niet. Om de illusie in stand te houden, nemen ze één deel bloed van een teek en één deel Arabische gom (rubber van de acacia, red.) en smeren ze het mengsel op hun oogleden. Eenieder die hen ziet, is ervan overtuigd dat ze blind zijn,’ aldus al-Jawbari.
Bij andere trucs werd goedgelovige mensen geld afgetroggeld, zoals bij de aap die een ‘betoverde prins’ was. Maar meestal probeerde de fraudeur als een machtig man of een heilige over te komen.
Zo was er iemand met een tulband die een goddelijk licht leek uit te stralen.
‘Het kwam uit zijn voorhoofd en steeg op naar de hoogste hemelen,’ schreef al-Jawbari.
Maar het was allemaal nep, want het licht kwam niet van God, maar van glimwormen.
‘Hij neemt 40 glimwormen en doet ze in een fijngeweven haarnet, dat hij onder zijn tulband draagt,’ legde de schrijver uit.
Ook de mannen die zich in vlammen hulden om te bewijzen dat ze heilig waren, bleken geen lijntje met de hemel te hebben.
‘Als ze hun hele lichaam met vet insmeerden, liepen ze geen brandwonden op.’ Al-Jawbari over oplichting met vuur
Hun geheim was juist heel aards: ze kookten een kikker, roomden het vet af en mengden dat met salpeter.
‘Als ze hun hele lichaam met vet insmeerden, liepen ze geen brandwonden op,’ schreef al-Jawbari.
Ook de ‘profeet’, die zo heilig was dat hij niet alleen over het water kon lopen, maar ook werd aanbeden door de vissen, die onderdanig zijn voeten kusten, werd ontmaskerd. Volgens al-Jawbari smeerde hij een mengsel van basilicum, hars, poep en jasmijnolie op zijn voeten.
‘Vervolgens liep hij over het water, maar wel vlak aan de kant. En als de vissen het mengsel roken, knibbelden ze aan zijn voeten,’ aldus de schrijver.

De boer Robert Carpenter beschreef hoe je een pas geslacht schaap achterover kon drukken.
Engelse boer schreef oplichtershandboek
Ook in het christelijke Europa werd heel wat afgefraudeerd. In de 13e eeuw beschreef een Engelse boer hoe hij zijn heer in de maling nam.
Rond 1260 nam de boer Robert Carpenter plaats aan de schrijftafel. Hij had op een herenboerderij op het Isle of Wight gewerkt en wist alles van landbouw. Nu tekende hij zijn ervaringen op.
Maar tussen de droge hoofdstukken over gewassen en vee zitten een paar juweeltjes. In één alinea beschrijft Carpenter hoe een boer zijn heer kon oplichten.
Soms was het makkelijk. Zo legde Carpenter uit hoe een boer genoeg melk kon stelen om een hele kaas voor zichzelf te kunnen maken door elke dag een achtste deel ervan achterover te drukken.
Andere trucs waren gewiekster. Zo was er een manier om aan een pas geslacht schaap te komen:
‘Als het gevild is, leg het vel dan in warm water en droog het vervolgens meteen. Zo zal het lijken alsof het dier is gestorven aan de runderpest.’
Omdat niemand het vlees van een ziek schaap wilde eten, kon de boer het meenemen.
Hoe lucratief dit soort oplichterij was, is niet bekend, maar Carpenters zoon moet wat aan de tips hebben gehad. Jaren later voegde hij als ervaren boer de oplichtershandleiding van zijn vader bij zijn eigen notities.
Schrijver pleegt zelf ook fraude
Voor al-Jawbari was het een raadsel hoe mensen konden vallen voor al die oplichterstrucs.
‘Als ze het bij kinderen probeerden, weet ik zeker dat ze in lachen zouden uitbarsten. Wees alert, slaapwandelaars, en ontwaak!’
Al-Jawbari’s boek over charlatans kwam waarschijnlijk te laat voor emir Rukn al-Din Mawdud: hij werd in 1232 of 1233 afgezet. Maar al-Jawbari lijkt de opgedane kennis zelf ten nutte te hebben gemaakt.
In ieder geval biechtte hij op dat hij ooit klanten op de markt had wijsgemaakt dat het poeder dat hij verkocht, het felbegeerde peper was. In werkelijkheid was het gemaakt van mungbonen, die je op elke straathoek kon kopen.
Of de schrijver zich ook aan ernstiger vormen van oplichting schuldig maakte, weten we niet, maar hij maakte zich blijkbaar zorgen om zijn goede naam.
‘Ik zweer bij de almachtige God dat mijn ziel nooit gezwicht is. Ik was nooit in staat mijn ziel ervan te overtuigen dat het in zijn eigen belang was om zich met dit soort dingen in te laten,’ bezwoer al-Jawbari.
Merkwaardig genoeg voegt hij er echter aan toe: ‘Aan de andere kant is het beter om van dingen op de hoogte te zijn dan onwetend te zijn.’