In 1054 n.Chr. gebeurde er iets bijzonders. Aan de hemel scheen een ster zo helder dat hij 23 dagen lang van zonsopgang tot zonsondergang te zien was. En ’s nachts zelfs nog langer, want het ging om een supernova – een ster die 6500 lichtjaar van hier explodeerde en uitbrandde.
De supernova werd op meerdere plekken op aarde gezien. Zo schreef een Chinese kroniekschrijver dat jaar:
‘Er is een gastster opgedoken. Boven de ster hangt een vage gele gloed.’
De aanblik paste niet in de dogma’s van de kerk, en dus werd het noemen van het verschijnsel verboden. Maar een Byzantijnse wetenschapper riep in het geheim op tot verzet, denkt een groep onderzoekers van universiteiten in Australië, Zuid-Afrika en Servië.
Op een gouden munt uit 1054 heeft hij de supernova weten toe te voegen.