De priester Johannes Hus zit al maanden vast in een koude, vochtige toren in een klooster buiten de Zuid-Duitse stad Konstanz. De Boheemse theoloog wordt beschuldigd van ketterij. Begin juni 1415 komt het eindelijk tot een proces dat het lot van Hus zal bepalen. Omringd door geestelijken en koning Sigismund van Hongarije staat de verzwakte Hus in de beklaagdenbank.
Hus is naar Konstanz gekomen met een vrijgeleide van Sigismund en uit zijn irritatie over het bedrog van de koning.
‘Er zijn zo veel machtige heren in het koninkrijk Bohemen die op mij gesteld zijn. In hun burchten had ik me nog steeds kunnen verschuilen,’ verklaart hij.
De lijst met aanklachten is lang: Hus erkent de paus niet als representant van God op aarde, hij ziet aflaten als uitingen van hebberigheid en hij vindt dat de kerkdiensten in Bohemen in het Tsjechisch moeten worden gehouden.
‘Als je zo blijft volharden in je ketterij, zal ik je persoonlijk in brand steken!’ Koning Sigismund tegen Hus, 1415
Met rechte rug en alle scherpte die hij kan opbrengen, hoort Hus de felle aanklachten aan. Hij weerlegt de argumenten van de bisschoppen en kardinalen, maar hij spreekt voor dovemansoren. Koning Sigismund roept uit:
‘Als je zo blijft volharden in je ketterij, dan zal ik je persoonlijk in brand steken!’
Op 6 juli 1415 wordt het vonnis betekend. Het enige wat Hus nog kan redden, is dat hij zijn woorden en geschriften afzweert. Maar hij blijft bij zijn mening en wordt veroordeeld als ketter.
Sigismund moet de straf verkondigen, en schijnheilig smeekt de gelovige regent of het leven van de ketter gespaard kan worden. Dan geeft de koning het stokje door aan een van zijn hertogen met de woorden: ‘Doe met hem wat een ketter toekomt.’ De hertog velt direct het definitieve vonnis:
‘Verbrand hem!’
Met de terechtstelling van Johannes Hus hopen de katholieke geestelijken en koning Sigismund de rebelse volgelingen van Hus in Bohemen een halt toe te roepen. De brandstapel in Konstanz ontsteekt echter een 15 jaar durende godsdienstoorlog in Centraal-Europa.

Zelfs toen de vlammen aan zijn voeten likten, bekende Johannes Hus geen schuld aan ketterij.
Van ketter tot martelaar
Toen de voor ketterij veroordeelde Hus in 1415 werd verbrand, had hij tien jaar zijn hervormingsplannen en kritiek op de kerk in het koninkrijk Bohemen, het huidige Tsjechië, gepredikt. Hij gaf sinds 1398 les aan de universiteit van Praag en was al vroeg begonnen met het verdedigen van de kritiek van de Engelse hervormer John Wyclif op de paus en de bevoorrechte status van de kerk.
Maar Hus eiste ook nationale autonomie, losmaking van het Heilige Roomse Rijk en afkeuring van de hebzucht en rijkdom van de kerk en het gebruik van aflaten.
Vooral het nationalisme in Hus’ standpunten sprak zijn landgenoten aan. Bohemen maakte deel uit van het Heilige Roomse Rijk en veel machtsposities werden bekleed door Duitsers, die hun functies vaak hadden gekocht of op andere corrupte wijze hadden verkregen. Hus’ aanhangers werden hussieten genoemd en kwamen uit alle lagen van de bevolking, van boeren tot edelen.

100 jaar na zijn terechtstelling kregen Hus’ ideeën veel betekenis voor Maarten Luther en het protestantisme.
Na de terechtstelling van Johannes Hus schreven zijn aanhangers een protestbrief, ondertekend door 452 edelen, waarin koning Sigismund en de gebeurtenissen tijdens het concilie scherp werden veroordeeld. De hussieten stelden dat de kardinalen ‘leugens verkondigden als verraderlijke vijanden van ons koninkrijk en onze natie en zelf kwaadaardige ketters zijn, zoons van de duivel, die de vader van alle leugens is’.
De koning en de kerk excommuniceerden direct alle 452 edelen en verklaarden ze tot ‘steunpilaren van de ketterij’.
Sigismund wilde niet onderhandelen en verkondigde: ‘Laat alle Bohemers, Duitsers en Latijnen weten dat we niet kunnen wachten op de dag dat we alle hussieten zullen verdrinken.’
Een paar jaar later begon de eerste kruistocht tegen de ketters in Bohemen.

Het proces tegen Johannes Hus tijdens het Concilie van Konstanz duurde een maand. De priester verdedigde zich, maar sprak tegen dovemansoren.
Christendom was verdeeld als nooit tevoren
In 1378 beleefde de kerk een grote crisis. Er was zoveel discussie rond de pauselijke verkiezing, dat er twee pausen werden gekozen. De ene paus zetelde in Rome, de andere in Avignon. Het Groot Schisma, zoals deze tijd wordt genoemd, deed de kerk op zijn grondvesten schudden. In 1409 wilde men een gezamenlijke paus kiezen, maar er kwam juist nog een extra paus bij.
In Bohemen borrelden onder leiding van Johannes Hus, die de opbouw van de katholieke kerk bekritiseerde, hervormingsideeën op.
Een concilie in de Duitse stad Konstanz moest het Groot Schisma (1414-1418) oplossen, want het voortbestaan van de kerk stond op het spel. De drie pausen moesten weg en elke afwijking van het katholieke geloof moest worden bestreden.
Het concilie was een succes. De drie pausen werden afgezet en er werd een nieuwe paus gekozen, Martinus V. Johannes Hus werd vanwege ketterij veroordeeld tot de brandstapel, maar zijn ideeën leefden ondergronds voort en vormden 100 jaar later de inspiratiebron voor de Duitse theoloog Maarten Luther, die de Reformatie leidde.
‘Ik kon niet begrijpen waarom ze zo’n nobele man, die de heilige teksten met zoveel gewicht en talent beschreef, wilden verbranden,’ schreef Luther over Hus.
Eenogige voert hussieten aan
Als Johannes Hus de pen van de hussieten was, dan was Jan Žižka hun zwaard. Historici weten niet veel over zijn jeugd, behalve dat hij rond 1360 werd geboren in een familie met land in Zuid-Bohemen. Toen hij rond de 20 was, verhuisde hij naar Praag. Hij was al jong een oog verloren en kreeg in Praag de bijnaam ‘Žižka’, Tsjechisch voor eenoog.
In 1409 behoorde Žižka tot de lijfgarde van de Boheemse koning Wenceslaus IV. Hier maakte hij voor het eerst kennis met Johannes Hus en zijn hervormingsideeën. Velen aan het hof waren betoverd door de charismatische en welsprekende priester, zo ook Žižka, die een toegewijd lid van de hussieten werd.

Jan Žižka droeg altijd een lapje over zijn slechte oog. Volgens een Tsjechische mythe verloor hij zijn oog in de Slag bij Tannenberg (1410), maar waarschijnlijk is het eerder gebeurd.
De aanhangers van Hus radicaliseerden sterk toen ze hoorden dat hun leider was verbrand. En hoewel de Boheemse koning Wenceslaus zeer welwillend was en alles deed om een religieuze burgeroorlog in zijn rijk te voorkomen, sloeg op 30 juli 1419 de vlam in de pan.
Enkele hussieten waren gevangengenomen en om ze vrij te krijgen, marcheerde Žižka met een paar geloofsgenoten naar het stadhuis in Praag. Toen er een steen uit een raam werd gegooid, bestormde de menigte onder leiding van Žižka het stadhuis.
De hussieten raasden door de gangen en gooiden de burgemeester, een rechter en diverse raadsleden uit het raam. Zij stierven op de kasseien.
Koning Wenceslaus was zo kwaad over de aanval op het stadhuis in Praag, dat hij twee beroertes kreeg en overleed. Zijn opvolger was niemand minder dan koning Sigismund van Hongarije, de aartsvijand van de Boheemse sekte. De Hussitische Oorlogen waren begonnen.

De katholieken hielden de mis in onbegrijpelijk Latijn, maar hussietenpriesters preekten in het Tsjechisch, o.a. over de dag des oordeels.
Hussieten willen ideaal van Jezus terug
De ideeën van de hussieten botsten met enkele basiselementen van het katholicisme. Net als Maarten Luther 100 jaar later probeerden Johannes Hus en zijn aanhangers een Bijbelvastere religie te creëren.

Iedereen drinkt wijn bij de communie
Katholieken: Hoewel de vroegchristelijke geschriften voorschreven dat de parochie bij de communie wijn en brood kreeg, was de wijn bij de katholieken voor de geestelijken, om hun status te benadrukken.
Hussieten: Om trouw te blijven aan de Bijbel, stonden de hussieten erop dat de parochianen allebei kregen tijdens de communie. Uit protest tegen de katholieke traditie begonnen ze in 1414 dus aan iedereen wijn te geven.

Geestelijken moeten in armoede leven
Katholieken: Door de eeuwen heen heeft de kerk veel rijkdommen en macht verzameld. Dit werd gerechtvaardigd door te zeggen dat het geld werd gebruikt om Jezus Christus te loven.
Hussieten: Volgens de leer van Johannes Hus moest de kerk weer een eenvoudig en nederig instituut worden. Het goud, de juwelen en grote landgoederen moesten weg, zodat de geestelijkheid net als Jezus in armoede zou leven.

Dag des oordeels komt door verval kerk
Katholieken: De dag des oordeels, wanneer volgens de Bijbel Jezus terugkeert, hoort bij het geloof. In de late middeleeuwen besteedde de kerk er weinig aandacht aan. De Kerk was liever een stabiliserende factor in de maatschappij.
Hussieten: Vooral de hussietenstroming de taborieten was in de ban van de dag des oordeels. Het verval van de kerk was een teken van de naderende apocalyps. Ze zagen hun strijd als verzet tegen de duivel, voordat Jezus kwam.
Kruistocht tegen de ketters
De opstand van de hussieten zorgde voor een religieuze chaos in Bohemen, waarbij katholieken en hussieten elkaar vervolgden, verdreven en vermoordden. In katholieke enclaves was een insinuatie over ketterij al genoeg om mannen, vrouwen en kinderen tot de galg te veroordelen.
In Praag, waar Žižka verbleef, brak een burgeroorlog uit. Met wanhopige hussieten aan de ene kant en koningsgezinde katholieken aan de andere veranderden de straten in slagvelden. Grote delen van de stad werden in brand gestoken en met Žižka voorop ontstond er een verwoede strijd om controle over de vestingwerken van de stad.
De hussieten in Praag raakten verdeeld, toen de gematigde tak van de beweging – de zogeheten utraquisten – onderhandelde met de katholieken en de vesting opgaf die Žižka wilde veroveren. In november 1419 vluchtte Žižka met de radicale taborieten naar de stad Pilsen in het zuidwesten.
‘De kerk is niet slechts een stiefmoeder geworden, maar een monster dat haar eigen kroost verslindt.’ Hussietenpriester Jan Želivský, 1420
In Rome wilde paus Martinus V elk conflict hard aanpakken. Op 17 maart 1420 riep hij op tot een kruistocht tegen de Boheemse ketters. De hussieten maakten zich klaar voor de strijd en een paar predikanten versterkten de antikatholieke stemming.
‘De kerk is niet slechts een stiefmoeder geworden, maar een monster dat haar eigen kroost verslindt,’ donderde priester Jan Želivský.
Kort na de oproep van de paus werd Pilsen belegerd door katholieke royalisten. Žižka besefte dat hij in een hopeloze situatie zat. De eenogige Bohemer was een oorlogsveteraan. Hij was leider geweest van een grote roversbende en had gevochten als huurling. Daarom was hij een van de militaire leiders van de taborieten en had hij snel onderhandeld met de generaal van de royalisten over de overdracht van land.
Žižka kreeg te horen dat hij een vrijgeleide kreeg naar de stad Tábor in Zuid-Bohemen, de uitvalsbasis van de taborieten, als hij Pilsen opgaf. Žižka’s 400 man sterke leger vertrok, met 12 houten wagens met proviand en wapens. Maar de belofte van een vreedzame tocht werd gebroken, want een belofte aan een ketter was volgens de katholieke wet niet bindend.

Het verzet van de Hussieten tegen de katholieke kruistocht werd een belangrijk volksverhaal in Bohemen. Hier een illustratie uit een Tsjechisch geschrift van eind 15e eeuw.
Houten wagens geven ridders pak slaag
Op 25 maart, midden op de dag, zag generaal Žižka bij de stad Sudoměř 2000 vijandelijke ruiters op zich afkomen. Het hussietenleger bevond zich in een breed rivierdal en kon zich nergens achter verschansen. Žižka moest improviseren om te overleven.
In een mum van tijd had hij de 12 houten wagens op een vrij smal pad tussen een dam en een moeras gepositioneerd. Houten wagens werden in oorlogen vooral gebruikt als transportmiddel en maar zelden als laatste verdedigingslinie. Maar nu beval Žižka dat ze moesten worden neergezet als mobiele omheining, aan elkaar vastgemaakt met kettingen, om de zware aanvallen van de ridders te weerstaan. In elke wagen zette hij kruisboogschutters en mannen met haakbussen. Achter de wagens kregen alle andere hussieten, ook de vrouwen, een geïmproviseerd wapen.
Žižka’s plan was dat de plek tussen de dam en het moeras zou fungeren als trechter, zodat de ridders niet meer met een grote groep konden aanvallen. Als de wagens de stormloop van de ridders hadden gestuit, dan wachtte nog het boerenleger, dat aanviel met dorsgereedschap en andere wapens.

Jan Žižka maakte de karren tot militaire burchten die grote legers konden tegenhouden.
De generaal kon nog net alles in stelling brengen voordat 1000 ridders de strijd openden. De ruiters stormden op Žižka af, maar kwamen niet door de massieve houten wagens heen. Voor de wagens voltrok zich een bloedbad, en honderden ridders werden geveld door oogstgereedschap, loden ballen en bouten uit de kruisbogen.
Wanhopig probeerde het katholieke leger het moeras over te steken om Žižka in de flank aan te vallen, maar de paarden zakten weg in de modder, waardoor de ridders te voet verder moesten en werden overmeesterd door de hussieten.
De strijd ging nog uren door en toen de zon onderging, verloor het katholieke leger het overzicht. In de veilige duisternis kon Žižka zijn troepen verzamelen en op de vlucht slaan. De eenogige generaal had met 400 man en 12 wagens 2000 zwaarbewapende ridders getrotseerd. In één dag was de middeleeuwse oorlogsvoering op zijn kop gezet.

Houten karren en wagens zien er simpel uit, maar waren sterk genoeg om een stormloop van ridders te stoppen.
Wagentactiek werkt nog geen 100 jaar
Wagens zijn altijd gebruikt in oorlogen, maar meestal als transportmiddel, strijdwagen of laatste verdedigingslinie. Jan Žižka zette ze echt in de frontlinie, als belangrijkste wapen in het arsenaal van zijn leger.
De hussietengeneraal besefte dat hij met een formatie van zware versterkte houten wagens, van waaruit zijn soldaten zouden vechten, het belangrijkste wapen van de ridders – de dodelijke stormloop – kon ondermijnen. De versterkte wagens fungeerden als muur voor de ridders en dwong ze te stoppen. Zo konden ze niet meer in volle galop uithalen naar het voetvolk van de vijand.
Žižka’s wagentactiek werd na zijn dood voortgezet, maar was van korte duur. Al in het begin van de 16e eeuw waren de vuurwapens zo krachtig dat ze met gemak het houten pantser konden doorboren. Het werkte dus niet meer om je in een wagen te verschuilen.





Žižka’s wagens zijn mobiele forten
Jan Žižka zette de middeleeuwse oorlogsvoering op zijn kop met iets simpels als houten wagens. De generaal bouwde ze om tot echte oorlogsvoertuigen, die als kleine, mobiele forten de stormloop van ridders konden weerstaan.
Wagens trotseren ridders en projectielen
De oorlogsvoertuigen van de hussieten waren eerst gewone houten wagens, die steeds zwaarder en sterker werden. Een extra stevige constructie en een versterkte plaat met schietgaten beschermden tegen projectielen.
Kruitwapens vellen geharnaste ridders
De hussieten benutten de destijds nieuwe vuurwapens doeltreffend. In de wagens gebruikten ze de haakbus, een primitief geweer dat het harnas van een ridder vanaf 30-40 meter kon doorboren.
Enorme schilden dichten gaten
De hussieten gebruikten de kleine ruimtes tussen de wagens als doorgang. Deze werden beschermd door grote standschilden die ruim anderhalve meter hoog waren.
Kanonnen bombarderen vijand
Er stonden ook kanonnen om de cavalerie van de vijand te bestoken met stenen en ijzeren kogels of kartetsen. Ridders die te dichtbij kwamen, kregen een regen van metaalsplinters en kiezelsteentjes over zich heen.
Žižka schiet Praag te hulp
Na het indrukwekkende optreden bij Sudoměř kwam Žižka als held in Tábor aan, en de hussieten geloofden dat hij door God was aangewezen. Kort daarna werd hij bevorderd tot hun hoogste militaire leider.
Onder Žižka werd de burgeroorlog in Bohemen nog bloediger. Hij nam zijn mannen mee op kleine expedities om katholieken rond Tábor te terroriseren. Telkens wist hij de tegenstander weer te verrassen, en talloze krijgsgevangenen werden koelbloedig geëxecuteerd, als wraak voor de vele vervolgde en vermoorde hussieten.
Op een expeditie met zes gevangenen boden de taborieten aan om één persoon te sparen als hij de andere vijf ombracht. De katholiek nam dit aanbod direct aan.
‘Als jullie Gods wetten willen naleven, kom ons dan zonder twijfel en met alle mannen die je kunt krijgen te hulp.’ De utraquisten smeekten de taborieten in 1420 om hulp tegen koning Sigismund.
Terwijl de generaal met zijn taborieten slag na slag won in Zuid-Bohemen, kwam koning Sigismund met een leger van 20.000 Duitse huurlingen in het noorden aan.
Op 16 mei kreeg Žižka een brief van de utraquisten in Praag, waarin ze hem smeekten om hulp, omdat Sigismunds troepen de stad bedreigden:
‘Als jullie Gods wetten willen naleven, kom ons dan zonder twijfel en met alle mannen die je kunt krijgen te hulp.’
De generaal mobiliseerde snel zijn troepen en marcheerde met 9000 man noordwaarts. Sigismund kon geen troepenmacht meer sturen om hem te stoppen en vier dagen later arriveerde Žižka met zijn mannen, na een mars van 90 kilometer.
De ervaren generaal begon direct de vestingwerken van Praag te versterken, vooral bij de bevoorradingsweg van de stad. Hij voorzag dat de katholieken die wilden aanvallen. Het werk was nog maar net afgerond, toen Sigismunds troepen Praag bereikten. Kruisvaarders uit heel Europa waren toegestroomd voor het leger van de koning en nu stond er 80.000 man voor de stad.

Na Jan Žižka’s grote zege op de katholieken bij de Vítkov-heuvel, werd het gebied Žižkov gedoopt, naar de generaal. Het ligt nu in het centrum van Praag.
Precies zoals Žižka had voorzien, viel Sigismund de vestingwerken op de Vítkov-heuvel aan, die de bevoorradingsweg naar de stad beveiligden. De koning negeerde dat zijn leger langs een vestinggracht moest marcheren en dat er aan de overzijde van de weg een steile helling was.
Het knelpunt nam het numerieke voordeel van de kruisvaarders weg. Een kleine verdedigingsmacht hield de aanvallers uren op afstand, totdat Žižka’s geharde soldaten te hulp kwamen. Ze bestormden de achterste gelederen van het kruisleger, waar paniek uitbrak.
Ruim 200 ridders werden over de klif geduwd en vielen 75 meter naar beneden, een zekere dood tegemoet. De kruisridders verloren slechts 500 man, maar door de nederlaag raakten steeds meer katholieken het vertrouwen kwijt in Sigismunds strategische capaciteiten en op 30 juli, ruim twee weken later, viel het hele kruisleger uiteen.
Bohemen wordt veiliggesteld
Bij de aanval op Praag vormden de twee hussietenstromingen één front, maar die alliantie viel snel uiteen. De taborieten wilden breken met de katholieke kerk en een einde maken aan overspel, verspilling, uiterlijk vertoon en drank. De utraquisten wilden slechts binnen de kaders van de katholieke kerk hun geloof kunnen belijden.
Žižka en zijn leger verlieten Praag en probeerden elke stad in Bohemen onder het juk van de taborieten te brengen. Tijdens het beleg van de burcht Rabí werd de eenogige generaal in zijn gezonde oog getroffen door een bout uit een kruisboog. Hij overleefde het, maar was wel blind.
Ook zonder zicht was de generaal een groot strateeg en de zegereeks ging verder.
Sigismund wilde nog steeds proberen Bohemen uit de greep van de ketters te krijgen. Hij zorgde ervoor dat er weer tot een kruistocht tegen de hussieten werd opgeroepen. In het najaar van 1421 viel hij met 40.000 man vanuit Hongarije binnen. Het leger trok naar het zilverstadje Kutná Hora en overviel op wrede wijze elk dorpje op zijn weg. De mannen werden gedood, de vrouwen verkracht.

Koning Sigismund was de zoon van Karel IV, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij vocht zijn hele leven om de troon over te nemen. In 1433 werd hij eindelijk keizer – vier jaar later stierf hij.
Žižka bleef een meester in mobiliteit en was eerder bij Kutná Hora dan Sigismund. De generaal had slechts 10.000 man, maar wel ruim 100 oorlogsvoertuigen, die in zijn handen onverslaanbaar waren voor de katholieke ridders. Met de stad in de rug was toegang tot proviand gegarandeerd en Žižka stelde zijn enorme en dicht opeengepakte cirkel van oorlogsvoertuigen, een wagenburcht, buiten de stadsmuren op.
Toen Sigismunds troepen op 21 december aankwamen, werd Žižka echter verraden door de inwoners van Kutná Hora. De stad was overwegend Duits en gaf de voorkeur aan de katholieken. De inwoners stuurden hun militie op Žižka’s troepen af, die plotseling volledig omsingeld waren.
De wagenburcht van de hussieten werd belegerd en ze hadden weinig proviand, omdat ze op steun van de stad hadden gerekend. Žižka wilde de volgende zet van de vijand niet afwachten.
VIDEO: Hussieten konden in een mum van tijd een wagenburcht vormen
Mobiliteit was de kracht van de hussieten. Met hun oorlogsvoertuigen konden ze snel bij kleinere steden komen en die aanvallen. Maar als ze opeens tegenover een sterke vijand stonden, konden ze een bijna ondoordringbare wagenburcht vormen.
Idee en productie: Jonas Sjöwall Haxø & Bue Kindtler-Nielsen
Midden in de nacht leidde hij zijn wagens naar de enige zwakke plek van het vijandelijke leger: het kamp van de koning. Toen de wagens midden in het slapende kamp stonden, brak de hel los. De kanonnen en haakbussen van de hussieten gaven de slaapdronken katholieken de volle laag. De primitieve vuurwapens stootten steekvlammen en rook uit.
De wagens kwamen weer in beweging en de kruisboogschutters schoten op de onfortuinlijke ridders, terwijl de haakbussen opnieuw werden geladen.
En weer stopten de wagens, een nieuw salvo werd afgevuurd in de donkere nacht. Uit het katholieke kamp klonk panisch geschreeuw. Niemand had een nachtelijke aanval verwacht, en door het kanongebulder leek het alsof het hellevuur op Sigismunds troepen neerdaalde.
Volledig volgens plan sloeg Žižka’s gewaagde zet een gat in de omsingeling. Zijn hele leger kon ontkomen.
Sigismund was zo geschokt door de aanval, die hem bijna het leven had gekost, dat hij de hussieten niet durfde te achtervolgen. In de dagen daarna kon de koning slechts lijdzaam toezien hoe Žižka de ene aanval na de andere tegen zijn troepen leidde, tot Sigismund niets anders kon dan de aftocht blazen naar Hongarije.

Vanaf halverwege de jaren 1420 vielen de hussieten de landen rond Bohemen binnen, zodat die geen troepen zouden leveren aan de kruistochten. Ook hier bleek de wagenburcht effectief.
De pest velt Žižka
Zonder een gemeenschappelijke vijand duurde het niet lang of de strijd tussen de twee hussietenstromingen barstte weer los. In 1423 ontaardde het conflict in een burgeroorlog.
Žižka leidde zijn taborieten tegen de utraquisten en ook nu zegevierde de blinde generaal, zodat hij alle hussieten onder zijn vlag kon brengen. Žižka leidde de vredesbesprekingen en werd de hoogste leider van de hussieten.
De taborieten wilden hun territorium verder vergroten, maar vlak na de start van de veldtocht werd de 64-jarige generaal getroffen door de pest. Na een lang leven op het slagveld, waar hij als legerleider geen enkele nederlaag had geleden, stierf Žižka op 11 oktober 1424. Op zijn sterfbed schijnt hij zijn volgers te hebben gevraagd om van zijn huid een oorlogstrom te maken, zodat hij ze kon blijven leiden in de strijd.

Jan Žižka’s dood hield de hussieten niet tegen, maar ze misten een natuurlijke leider.
De latere paus Pius II schreef in zijn Historia Bohemica over Žižka’s dood dat ‘hij, die door geen sterfelijke hand vernietigd kon worden, werd uitgedoofd door Gods vinger’.
Žižka had zijn mensen goed getraind en ook zonder hem waren de hussieten militair sterk, maar ze misten een natuurlijke leider. Na negen jaar burgeroorlog waren de gematigde utraquisten het zat en voegden ze zich bij de katholieken. Zonder Žižka’s tactische vernuft werden de taborieten op 30 mei 1434 eindelijk verslagen.
Na 15 jaar oorlog en vijf kruistochten vielen de hussieten weer onder het katholicisme. In de 80 jaar daarna werden ze vergeten, totdat de Duitse monnik Maarten Luther veel van hun ideeën overnam. Tijdens de Reformatie van Luther werd de visie van de hussieten op het katholicisme zo explosief, dat deze de kerk in tweeën spleet.

De Slag bij Lipany in 1434 liep uit op een ramp voor de taborieten. Alle leiders van de beweging werden gedood en korte tijd later viel de radicale sekte uiteen.
Verraad betekent einde voor taborieten
Ook na de dood van Jan Žižka vierden de taborieten militaire triomfen. Na 14 jaar strijd en vijf mislukte kruistochten werden de katholieken in 1433 naar de onderhandelingstafel gedwongen, maar de taborieten wezen elk compromis af en maakten een akkoord onmogelijk.
De gematigde utraquisten wilden graag een einde maken aan de oorlog. In 1434 werd het vooruitzicht van nog meer gevechten ze te veel en vormden ze een alliantie met de katholieken. In de Slag bij Lipany, op 30 mei 1434, deed het geallieerde leger alsof het vluchtte, waardoor de taborieten hun wagenburcht openden. Maar het was een val, en de radicale taborieten werden verpletterd.
Koning Sigismund verklaarde toen dat ‘Bohemers alleen verslagen kunnen worden door Bohemers’. Als dank voor hun hulp mochten de utraquisten een vorm van katholicisme met een paar religieuze afwijkingen belijden. Zo mochten ze tijdens de communie wijn geven aan leken.
De 15 jaar lange religieuze oorlog had zijn sporen nagelaten in Bohemen. De bevolking, die eerst drie miljoen mensen telde, was gehalveerd en veel van de steden en kastelen in het land lagen in puin.