Tienduizenden laarzen en paardenhoeven stampen over de bevroren velden bij Towton in het noorden van Engeland. De ene na de andere groep soldaten sluit zich aan, in zulke dichte rijen dat hun maliënkolders langs elkaar schuren.
Boven het metaalgrijze leger wapperen kleurige vlaggen, niet zelden met een witte roos erop, het symbool van het huis York.
Gewoonlijk is Palmzondag het begin van een heilige week, waarin niemand de wapens opneemt. Maar op 29 maart 1461 is alles anders.
De spanning is te snijden op de velden van Towton, waar de 20.000 soldaten van het huis York door de sneeuwstorm turen om de vijand te kunnen zien, het leger van het huis Lancaster, dat zich met 25.000 man verderop op een plateau heeft opgesteld.

Hendrik VI had een afkeer van geweld en wilde zich het liefst aan God wijden.
Generaties lang zijn de twee Engelse adelsgeslachten al rivalen, en ze vechten nu een bittere burgeroorlog uit om het recht op de Engelse troon. Het leger van het huis York wordt aangevoerd door de boomlange, 18-jarige Eduard van March, die door zijn aanhangers wordt gezien als koning Eduard IV.
Het huis Lancaster staat onder leiding van de gekroonde koning van het rijk, Hendrik VI, die echter zo’n broos gestel heeft dat zijn vrouw Margaretha van Anjou in de praktijk de scepter zwaait.
Beide kanten beseffen dat de Slag bij Towton het lot van het koninkrijk zal bepalen. Maar ze weten nog niet dat over enkele minuten de bloedigste slag ooit op Engels grondgebied zal beginnen.
Adellijke huizen haten elkaar
Eduard van March was nog niet geboren toen Hendrik VI in 1437 oud genoeg was om zelfstandig het land te regeren. Engeland bezat in die tijd ook grote delen van Frankrijk, maar alles liep mis voor de jonge koning Hendrik, die door de Fransen verslagen werd en in 1453 alleen nog de havenstad Calais over had.
De nederlaag in Frankrijk hakte erin bij Hendrik, die een zenuwinzinking kreeg. Ruim een jaar lang doolde hij verward en nergens toe in staat door de koninklijke vertrekken. Zelfs toen zijn vrouw een erfgenaam baarde, had hij daar nauwelijks aandacht voor.
‘Mensen uit het noorden roven en stelen. Ze willen het hele land plunderen en de bezittingen van de mensen weggeven.’ Londense student over de Lancasters
Er ontstond onrust in het land, want volgens het huis York was de koning de positie van regent niet waardig. Om de rust weer te herstellen werd de hertog van York, Richard Plantagenet, benoemd tot stadhouder. In die machtige positie verzamelde hij steeds meer mensen achter zich, die ook van de Lancaster-vorst af wilden.
Weldra vormde de hertog van York een ernstige bedreiging voor het huis Lancaster. En terwijl de zieke Hendrik niets doorhad, maakte de koningin zich op voor de strijd.
Volgens de kroniekschrijver Edward Hall overtrof zij ‘alle anderen in schoonheid en goedheid en in verstand en beleid. Met haar moed leek ze meer op een man dan een vrouw.’ Ze was bereid te vechten om de troon in handen van de Lancasters te houden.
In mei 1455 troffen de legers van York en Lancaster elkaar voor het eerst in de Slag bij St Albans. Aan de ene zijde wapperde het wapen van het huis York met een witte roos, en aan de andere zijde de rode roos van het huis Lancaster. De Rozenoorlogen, die 32 jaar zouden duren, waren begonnen.

Twee families streden jarenlang om Engeland
In 1453 zit er een slappeling op de Engelse troon. De koning is van het huis Lancaster, maar er wordt een stadhouder van het huis York aangesteld om het land te besturen. Die komt er al snel achter dat hij liever zelf koning is.
Vorstenhuis Lancaster

Hendrik VI
Hendrik erft als kind de troon, maar blijkt een passieve, onzekere koning die de psychische druk niet aankan. In 1453 krijgt hij een zenuwinzinking, waarna zijn vrouw Margaretha de macht feitelijk overneemt.

Margaretha van Anjou
De Engelse koningin beschikt over politiek vernuft en wordt de leider van het huis Lancaster. Ze is intelligent en onverschrokken, en helpt zelfs bij de uitwerking van de aanvalsplannen van het Lancaster-leger.

Hendrik Beaufort
Als Hendrik in 1455 ziet hoe York-soldaten zijn vader doden, zweert hij wraak. Hij wordt opperbevelhebber van de Lancasters als hij 24 is en ligt goed bij de edelvrouwen.

Andrew Trollope
Trollope is een zeer ervaren huursoldaat. Hij vecht eerst aan de kant van York, maar loopt over naar de Lancasters, waar hij zijn waarde bewijst als adviseur en zelfs wordt geridderd.
De uitdagers: Huis York

Richard van York
In 1453 wordt de machtige leider van het huis York benoemd tot stadhouder, maar de machtsstrijd met koningin Margaretha ontwikkelt zich in 1459 tot een burgeroorlog. Een jaar later sneuvelt Richard.

Eduard van March
Na Richards dood wordt zijn 18-jarige zoon Eduard het hoofd van het huis York. Ook hij wil de troon veroveren. Hij is zijn mannen tot voorbeeld door zelf in de voorste linies mee te vechten.

Richard Neville
De machtige graaf Neville verlangt naar rijkdom en macht en steunt degene die hem de meeste invloed geeft. Hij laat de zwakke koning in de steek en loopt over naar het huis York, waar hij Eduards mentor wordt.
Richards hoofd op een paal
Tot 1460 gingen beide partijen elkaar meermaals op de Engelse slagvelden te lijf. Meestal kwam York als winnaar uit de strijd, en in 1460 nam het leger zelfs Hendrik VI gevangen, die zijn zenuwinzinking te boven was en zijn wapenrusting had aangetrokken.
Nu de Lancaster-koning in het gevang zat, maakte Richard van York direct aanspraak op de troon.
Zijn geluk duurde echter maar kort. In december 1460 werden duizenden troepen van het huis York weggevaagd in de Slag bij Wakefield in Noord-Engeland.
Het Lancaster-leger doodde ook Richard en diens op een na oudste zoon. De soldaten hakten de beide mannen het hoofd af en namen dit mee naar de residentie van de koningin. Die liet de hoofden bij de stadspoort op palen zetten.
De mannen die Lancaster eindelijk de zege hadden bezorgd, waren Hendrik Beaufort, de hertog van Somerset, en de dappere huursoldaat Andrew Trollope.

Er bestaan niet veel koningskronen meer uit de middeleeuwen. Ze zijn bijna allemaal omgesmolten tijdens de Engelse Burgeroorlog (1642-1651).
De jonge ridder en de ervaren soldaat behaalden in 1461 nog een overwinning door Hendrik VI uit de klauwen van York te redden. Volgens de overlevering zat de krankzinnige koning tijdens de gevechten onder een boom te zingen.
Maar de Lancasters kenden ook tegenslag. Terwijl hun troepen zuidwaarts trokken, had de zoon van Richard van York, Eduard van March, een Lancaster-leger verslagen bij de grens met Wales.
Daarmee had de 18-jarige Eduard zich de echte leider van het huis York betoond. Hij was ambitieus en moedig en werd gedreven door wraakzucht.
Eduard wil zijn vader wreken
De jonge Eduard van March leek niet op zijn vader. Richard was gesloten en gereserveerd geweest, maar zijn zoon was extravert en charmant.
Hij was goedgebouwd en met zijn imposante lengte van 1 meter 92 viel hij overal op – helemaal op het slagveld, waar hij er in wapenrusting uitzag als een onoverwinnelijke krijger.
Eén ding had Eduard met zijn vader gemeen: hij ging nietsontziend op zijn doel af. En nu zag hij een kans om de troon te bemachtigen en tegelijk zijn vader en broer te wreken. Door de overwinning van Eduard bij Wales had de koningin zich moeten terugtrekken naar het noorden, waar ze zich met haar man en de kleine prins verschanste.
De slimme Margaretha wist dat York naar haar toe zou komen, en dan kon ze het beste gebruikmaken van het terrein dat het Lancaster-leger goed kende.
Hoe graag Eduard ook Lancaster-bloed wilde zien vloeien, de nieuwe hertog van York trok eerst naar Londen, waar zijn bondgenoten hem benoemden tot Eduard IV, de nieuwe koning van Engeland.
In feite kon hij echter alleen worden beschouwd als de koning van Zuid-Engeland, waar hij steun had. Om over het hele rijk te regeren moest hij de Lancasters definitief verslaan.
Begin maart wierf Eduard in Londen, waar het huis Lancaster intens gehaat werd, duizenden soldaten aan.
Een student verwoordde zijn minachting in een brief aan zijn broer: ‘Mensen uit het noorden roven en stelen. Ze willen het hele land plunderen en de bezittingen van de mensen weggeven.’
Eduard loofde ook enorme beloningen uit voor het ombrengen van de beste strijders van de vijand. Zo zou degene die de huursoldaat Andrew Trollope zou doden 100 pond opstrijken – meer dan een boogschutter in 10 jaar verdiende.
Half maart had Eduard voor York een leger aangetrokken van 20.000 soldaten, die oprukten naar het noorden.

Onderweg kwam het leger door gebieden die het huis Lancaster steunden, maar de soldaten sloegen niet aan het plunderen – waar de Lancasters om bekendstonden als ze in vijandelijk gebied waren.
In plaats daarvan betaalden de Yorks juist royaal voor de voorraden die de troepen nodig hadden. Eduard begreep namelijk heel goed dat hij na de beslissende strijd tegen de Lancasters het hele land achter zich moest zien te krijgen, zodat iedereen hem zou zien zitten als koning.
Intussen trok Margaretha haar eigen plan.
‘Wie zich wil terugtrekken, kan dat nu nog doen, maar zodra de slag is begonnen zullen soldaten die vluchten, worden gedood.’ Eduard van March tegen zijn troepen voor de Slag bij Towton
Via haar spionnen wist ze dat het vijandelijke leger de stad York naderde, dat nu de hoofdzetel van de Lancasters was.
De jonge Eduard wilde graag de stad die de naam van zijn familie droeg, veroveren, maar Margaretha besloot hem ten zuiden van York op te wachten.
Het landschap hier bood een unieke kans om de Yorks definitief te verslaan, en dat was beter dan een lang beleg.
De koningin verzamelde haar troepen en stuurde ze naar Towton. Hier moest de slag om het rijk worden uitgevochten.










Sneeuwstorm en verlate troepen beslisten de verbeten strijd
De Slag bij Towton bleef urenlang onbeslist. De wraakzucht gaf beide partijen een haast bovenmenselijke kracht.
Sneeuwstormen, verrassingsaanvallen noch duizenden doden konden York en Lancaster ertoe brengen het op te geven. Na 10 uur chaos was de sneeuw rood van het bloed.
Rode troepen = Lancaster-leger van 25.000 man.
Blauwe troepen = York-leger van 20.000 man.
Beauforts plan lijkt perfect
Onder leiding van de ridder Hendrik Beaufort stellen de 25.000 troepen van het Lancaster-leger zich op een plateau bij Towton op. De flanken worden beschermd door de beek de Cock en door moerassen.
Sneeuwstorm helpt Yorks boogschutters
De York-aanvoerder, Eduard van March, vreest dat hij zijn 20.000 soldaten de heuvel op moet sturen voor een riskante aanval. Maar hij boft: een krachtige zuidenwind geeft zijn boogschutters meer bereik.
Tegenwind maakt terugschieten onmogelijk
Het regent pijlen op het Lancaster-leger. Beauforts schutters schieten terug, maar door de tegenwind bereiken hun pijlen het leger van York niet. De wind heeft het voordeel van de Lancasters opgeheven.
Lancaster-leger moet aanvallen
Na de zware verliezen door de vijandelijke pijlen moet het Lancaster-leger wel aanvallen. Elitestrijder Andrew Trollope leidt de troepen de heuvel af in de richting van de York-soldaten.
Urenlange man-tegen-mangevechten
De gevechten gaan nu man tegen man. Maar Beaufort had nog een eenheid verstopt, die onverwacht de linkerflank van het York-leger aanvalt. York wordt teruggedreven en de legers verplaatsen zich.
York-aanvoerder vecht in frontlinie
Eduard van March ontdekt dat zijn linkerflank in gevaar is en rijdt ernaartoe om zijn soldaten een hart onder de riem te steken. Zijn aanwezigheid helpt om de linie weer te stabiliseren.
Eduards redders doemen op
Tot nog toe moest Eduard van March het doen zonder de soldaten van de hertog van Norfolk. Maar nu bereikt de hertog het slagveld, precies op het juiste moment. Doordat de posities van de legers zijn verschoven, kan Norfolk recht op de flank van het Lancaster-leger af.
Opgehouden soldaten jagen Lancaster-leger op de vlucht
Norfolks aanval overrompelt de Lancasters, en het tij keert nogmaals. De Lancaster-troepen worden teruggedreven en er breekt paniek uit. Maar de meeste soldaten staan nu met hun rug naar de beek de Cock – een uiterst ongunstige vluchtweg.
Water van de Cock kleurt rood van het bloed
Eduard laat zijn ruiters de achtervolging inzetten. Als de zware voetsoldaten van Lancaster over een smalle brug proberen te vluchten, stort die in. Het leger kan niet meer ontkomen en veel mannen verdrinken of worden gedood.
Sneeuwstorm is in Eduards voordeel
Het was ijskoud en er lag een dik pak sneeuw toen het leger van Eduard op 28 maart ten zuiden van Towton zijn kamp opzette. De soldaten warmden zich aan het vuur en slepen de strijdbijlen en zwaarden tot deze vlijmscherp waren.
Eduard was in zijn nopjes met zijn leger, maar vond het zorgwekkend dat zijn nieuwe bondgenoot, de hertog van Norfolk, achterop was geraakt met zijn troepen.
Wel was de jonge York-leider blij met de steun van Richard Neville, de graaf van Warwick, die naast Eduard stond toen deze voorafgaand aan de slag de troepen toesprak.
‘Wie zich wil terugtrekken, kan dat nu nog doen, maar zodra de slag is begonnen zullen soldaten die vluchten, worden gedood,’ waarschuwde Eduard.
Na de toespraak trok Richard Neville zijn lange zwaard en kuste het, terwijl hij zwoer dat hij, ook al zou het hele leger vluchten ‘liever zou sterven in de strijd dan de koning in de steek te laten’.
Ondanks de krachtige taal zag Eduard wel dat het landschap absoluut niet in zijn voordeel was. De Lancaster-troepen hadden stelling genomen op een groot plateau, wat hem en zijn troepen dwong tot een gevaarlijke aanval heuvelopwaarts.
Maar onverwacht kreeg hij hulp van het weer. Er stak een felle wind op die de vijand recht in het gezicht blies, waardoor deze verblind werd door sneeuw.
De bevelhebbers van York stuurden de boogschutters naar voren, en onder dekking van de sneeuw slopen de bijna 2000 schutters op de vijand af, tot ze binnen bereik van het Lancaster-leger waren.
Ze legden een pijl op hun langboog, trokken de pees naar achteren en richtten hun boog naar de lucht terwijl ze het bevel afwachtten.
‘Vuur!’ klonk het eindelijk, en een tel later lieten de schutters hun pijlen met 150 km/h wegvliegen. Door de sneeuwstorm hoorden de Lancaster-troepen op het plateau de pijlen pas vlak voordat ze doel troffen. De stalen punten boorden zich in de huid van de soldaten die geen volledige wapenrusting droegen, en bleven steken in benen en voeten.
Met circa 12 schoten per minuut vuurden de schutters een constante regen van pijlen af, en het leger van Lancaster kreeg geen kans om op adem te komen. De doden en gewonden hoopten zich op in de bloedrode sneeuw.
Op het plateau vervloekten de legerleiders van het huis Lancaster, Beaufort en Trollope, hun pech.

Archeologische vondsten wijzen uit dat veel Lancaster-slachtoffers in het achterhoofd werden geraakt, waarschijnlijk op de vlucht.
Het was zo’n geniale strategie geweest: door 25.000 soldaten op te stellen op een heuvel, tussen een moeras en een dal dat overging in de beek de Cock, zouden de flanken perfect zijn beschermd en werd York gedwongen om frontaal tegen de heuvel op aan te vallen.
Maar niemand had de zware wind voorzien, en nu hoorden de twee aanvoerders hun gewonde soldaten wanhopig schreeuwen.
Als tegenzet stuurden Beaufort en Trollope hun resterende boogschutters naar voren. De mannen vuurden de ene pijl na de andere af, maar deze verloren snelheid door de tegenwind en vielen een heel stuk vóór de voorhoede van York op de grond.
Volgens de Engelse kronieken kon het Lancaster-leger de York-soldaten boven het gebulder van de storm uit horen schaterlachen.
De boogschutters van York renden zelfs naar voren om de pijlen van de vijand op te rapen, die ze vervolgens van veilige afstand konden terugschieten. Weer zagen de Lancaster-aanvoerders hun voorste linies worden weggevaagd door een regen van pijlen.
Ze hadden geen andere keus dan hun defensieve strategie aan te passen. Door de tegenwind bevonden hun soldaten zich in een onmogelijke situatie. Er was maar één uitweg: de Lancasters moesten zelf de aanval inzetten.




Eerst vijf keer geslagen
‘Towton 25’, zoals de archeologen het 25e skelet in het graf noemen, getuigt van de wreedheid van de strijd.
Het hoofd is aan de linkerkant vijf keer geraakt door een kling. Volgens de deskundigen was de dader rechtshandig. Het slachtoffer overleefde de vijf slagen op wonderbaarlijke wijze.
Gezicht gekliefd
Daarna zwaaide de dader zijn zwaard diagonaal over het gezicht van Towton 25, zo hard dat het wapen 3,25 cm in het bot drong, van het linkeroog tot de rechterhoektanden. De houw meet 10,7 cm en deelde het gezicht feitelijk in tweeën.
Doodsteek van achteren
Waarschijnlijk was de zesde slag zo krachtig dat Towton 25 op de grond viel. De tegenstander zag zijn kans schoon om hem een 7,35 cm diepe wond toe te brengen, dwars over het achterhoofd. Dat leidde tot een schedelbreuk, die vrijwel zeker dodelijk was.
Oude wond
Een fractuur links bovenaan is van een oude wond, die ten tijde van de Slag bij Towton geheeld was. De man was tussen de 36 en 45 jaar en was waarschijnlijk een beroepssoldaat die al meerdere veldslagen had meegemaakt, bijvoorbeeld in de Honderdjarige Oorlog.
Koning schiet zijn troepen te hulp
Trollope stormde naar voren met zijn zwaar uitgeruste ridders. De strijdpaarden dreunden op de vijandelijke linies af, waar de schutters waren afgelost door soldaten met hellebaarden.
Beide partijen zetten dit wapen in, dat een scherpe bijl en een dodelijke punt had en tegen geharnaste troepen werd gebruikt.
Ruiters brulden van de pijn als het wapen zich in hun vlees en botten boorde. Voetsoldaten vochten nu man tegen man, en als er een ridder viel, werd hij met een dolk gedood. Ridders werden vaak in hun oog gestoken, omdat het vizier een van de weinige openingen bood.
Beaufort had een deel van zijn ruiters achtergehouden in een bos dicht bij de Cock. Die stormden nu op de linkerflank van het York-leger af.
Zo’n verrassingsaanval besliste vaak een slag, maar Eduards troepen hielden stand. De geheime eenheid loste gewoon op in het bloedige strijdgewoel.
‘Neem niemand gevangen en spaar geen vijand.’ Eduard van March tijdens de Slag bij Towton, 1461
Na een paar chaotische uren waren er aan beide zijden zware verliezen, maar de Lancasters waren optimistisch. In deze massaslag was het gunstig dat hun leger groter was, en Yorks linkerflank oogde kwetsbaar na de verrassingsaanval.
Dat had Eduard ook gezien en hij reed zo snel mogelijk naar de onder druk staande troepen toe. Toen de mannen hun aanvoerder zagen, kregen ze weer moed. Eduard streed zij aan zij met zijn soldaten, maar de druk op het leger van de Yorks bleef groot.
Ze hadden een wonder nodig – en dat kwam in de gedaante van de troepen van Norfolk.

Met de kroning van Hendrik VII in 1485 waren de Rozenoorlogen eindelijk voorbij en had het huis Tudor de macht in Engeland.
Strijd ging nog 25 jaar door
Met de zege bij Towton had Eduard van March het huis Lancaster een flinke slag toegebracht, maar hij kon niet op zijn lauweren rusten. In de jaren na de slag raakte Eduard in onmin met zijn belangrijke bondgenoot graaf Richard Neville.
De jonge koning was in het geheim getrouwd met Elizabeth Woodville, die uit een onbeduidende adellijke familie kwam, in plaats van met de Française die Neville om politieke redenen had uitgekozen.
De graaf liep over naar het Lancaster-kamp. In 1470 zette hij samen met Margaretha van Anjou en de Franse Lodewijk XI Eduard af en werd Hendrik VI weer koning.
Eduard gaf het niet op en heroverde de troon twee jaar later. En ondanks vele opstanden behield hij die tot aan zijn dood in 1483.
Daarna ontstonden er conflicten binnen het huis York.
Veel leden van de familie liepen over naar de vijand en steunden nu de nieuwe hoop van de Lancasters, Hendrik Tudor, in plaats van Eduards opvolger Richard III.
Met Franse hulp versloegen de Tudors het huis York in 1485 in de Slag bij Bosworth, waarna Hendrik Tudor werd gekroond tot Hendrik VII. Een jaar later trouwde hij met Eduards dochter Elizabeth van York en verenigde hij York en Lancaster in het nieuwe huis Tudor.
Veldslag loopt uit op bloedbad
De hertog had geen beter moment kunnen kiezen. Tijdens de urenlange strijd waren de legers opgeschoven, en nu lag de flank van de Lancasters open voor de verse ruiters van Norfolk.
Norfolks aanvallers overrompelden de vermoeide Lancaster-troepen en rekenden snel met hen af. De paniek stond in de ogen van de soldaten te lezen.
Ze probeerden te ontsnappen, maar zaten in een dodelijke val tussen een moeras, heuvels en een rivier. En de Yorks waren niet in een milde bui.
Later zou Eduard IV beweren dat zijn erecode op het slagveld was ‘de gewone soldaten te sparen en de meesters te doden’, maar bij Towton was hij dat even vergeten.
Volgens de kroniek van Hall uit 1548 beval de jonge legerleider op het besneeuwde veld: ‘Neem niemand gevangen en spaar geen vijand.’
Met de dood op de hielen vluchtte het grootste deel van het Lancaster-leger naar de Cock in het dal, maar toen er honderden mannen over de gammele brug wilden rennen, begaf deze het.
De maliënkolders maakten bewegen in het ijskoude water bijna onmogelijk en veel mannen kwamen nooit meer boven. De overigen waren een makkelijke prooi voor de ruiters van York, die de rivier in reden en inhakten op alles wat bewoog.
Uiteindelijk lagen er zo veel lijken in het water dat de resterende Lancaster-troepen over de lichamen van hun gevallen kameraden heen naar de overkant konden vluchten.
De meeste Lancasters die weg wisten te komen waren echter cavaleristen, die sneller waren. Hendrik Beaufort was een van de gelukkigen.
Maar 42 ridders uit het leger van de Lancasters werden gevangengenomen en op bevel van Eduard geëxecuteerd. Onder hen was sir Trollope, wiens zoon David ook sneuvelde bij Towton.
Eduard wordt in Londen gekroond
Na een gevecht van 10 uur daalde de rust eindelijk neer over het slagveld bij Towton. De York-troepen plunderden de gevallen Lancaster-soldaten en gaven de enkeling die nog leefde de doodsteek.
De latere aartsbisschop van York, George Neville, schreef een paar dagen na het grote bloedbad in een brief dat er zo veel mannen waren omgekomen dat ‘de lijken een gebied van zes bij drie mijl bedekten’. Er zou nog dagen bloed door de Cock hebben gestroomd.

Moderne historici schatten het totale aantal doden op 20.000. Daarmee is de Slag bij Towton de bloedigste die ooit op Brits grondgebied is uitgevochten.
De dag na de veldslag trok Eduard van March als overwinnaar York binnen. Koningin Margaretha was inmiddels met haar man en zoontje naar Schotland gevlucht.
Eduards zege was totaal, en op 28 juni 1461 werd hij in de Westminster Abbey gezalfd en gekroond. Voor het eerst was de macht in handen van het huis York, en Eduard IV was nu officieel koning van het gehele rijk.
Maar de vete tussen de twee huizen duurde voort, en de afgezette koningin Margaretha van Anjou was niet bereid om de macht van haar man op te geven, want in Noord-Engeland had het huis Lancaster nog steeds veel steun.