Diep in de gletsjers van de Alpen lag 800 jaar lang het bewijs verborgen dat de luchtvervuiling sterk toenam na een gruwelijke moord.
Tot die conclusie komen archeologen van de universiteit van Nottingham, die ijskernen uit de Zwitserse Alpen onderzochten. Het ijs vormt een archief van de chemische samenstelling van de lucht, dat duizenden jaren teruggaat.
De onderzoekers ontdekten dat de hoeveelheid loodisotopen daalde rond 1170, toen de aartsbisschop van Canterbury, Thomas Becket, werd vermoord in opdracht van de Engelse koning Hendrik II. Een paar jaar later steeg het loodgehalte in de atmosfeer weer.
Vervuiling kwam uit Engelse mijnen
Aan de hand van geavanceerde weermodellen kunnen experts zien dat het loodstof door de wind van Engeland naar de Alpen werd meegevoerd.
Toen de onderzoekers de uitkomst naast belastingdocumenten over de middeleeuwse lood- en zilverproductie legden, vonden ze een verbazingwekkende overeenkomst.
Vanaf het moment dat de productie en de belastingopbrengst daalden, liep ook het loodgehalte in het ijs terug.
Koninklijke bouwwoede
Na de moord op de aartsbisschop in december 1170 wilde de kerk niet meer met de koning samenwerken. Daardoor werd er geen belasting meer betaald en sloten de mijnen. Om de betrekkingen met de kerk te herstellen beloofde Hendrik II de paus dat hij de bouw van een groot aantal nieuwe kerken zou bekostigen.
‘En in de daken van die grote kerken werd veel lood verwerkt,’ zegt professor Christopher Loveluck tegen de BBC.
Volgens hem laat het ijs ook zien wanneer de Engelse koningen stierven, want in de tijd tussen twee koningen werd het land niet bestuurd en lagen openbare bouwprojecten, die veel lood gebruikten, stil.