Al sinds de oudheid beschermen strijders hun lichaam met allerlei hulpmiddelen.
Vanaf de 4e eeuw v.Chr. droegen Europeanen een maliënkolder: een pak van duizenden in elkaar gevlochten metalen ringetjes.
De maliënkolder werd in de vroege middeleeuwen veel gedragen door ridders. Hij was flexibel, maar met zijn 30 kilo ook aan de zware kant.
Naarmate de wapens dodelijker werden, moest de bescherming sterker worden, en vanaf de 12e eeuw werd de maliënkolder versterkt met metalen platen, tot de ridder daar in de 14e eeuw volledig mee bedekt was.
Maar het gewicht, oververhitting en roest maakten het harnas tot een onding.