Op dinsdag 29 oktober 1929 stortte de wereld in. De aandelenkoersen op de beurs van New York kelderden als een defecte lift in een wolkenkrabber.
Iedereen wilde de aandelen verkopen die grote delen van de wereld rijkdom hadden bezorgd in de tien jaar daarvóór. Zo snel daalden de koersen dat de beurstelegraaf het niet bijhield.
De slotkoersen kregen de beursmakelaars pas tweeënhalf uur na sluitingstijd van de beurs.
Het strookje met cijfers loog er niet om – de prijs voor een aandeel in het oude, gerenommeerde investeringsbedrijf Goldman Sachs was gedaald van 60 naar 35 dollar. Voor degelijke bedrijven als General Electric en telefoonmaatschappij AT&T was het niet anders.
Verschillende investeerders zagen hun vermogen in rook opgaan op de dag die als Zwarte Dinsdag de geschiedenis in zou gaan.
Slechts één aandeel behield zijn waarde: International Match, eigendom van de Zweedse lucifermagnaat Ivar Kreuger.
De hele drukke dag lang lag International Match stabiel op een koers van ongeveer 33 dollar. Via een ander bedrijf, Kreuger & Toll, had de man net zijn krabbel gezet onder een akkoord waarin hij de Duitse regering 125 miljoen dollar leende.
Bankiers over de hele wereld krabden zich achter de oren. Het was een raadsel hoe Kreuger stand kon houden tegen de golf van faillissementen die in 1929 over de aarde spoelde.
Financier J.P. Morgan besloot daarom op onderzoek uit te gaan.
De dag na Zwarte Dinsdag schreef hij aan een collega in een telegram: ‘Zeer geïnteresseerd in het verdrag van Kreuger & Toll met de Duitse regering.’
J.P. Morgans achterdocht was niet ongegrond, zou blijken. Drie jaar later kwam aan het licht dat Ivar Kreuger via zijn bedrijf iedereen om de tuin had geleid met leugens en zwendel.
Kreuger, de stille zoon van een luciferfabrikant uit Kalmar in Oost-Zweden, had de wereld een rad voor ogen gedraaid.

Door de Wall Street-crash kwamen veel investeerders op straat te staan.
Een geheugen als een olifant
Ivar Kreuger kwam in 1880 ter wereld als de oudste zoon van Ernst August Kreuger, eigenaar van de luciferfabriek in Kalmar. Op jonge leeftijd was het al duidelijk dat Ivar een geheugen als een olifant had.
Hij leerde de Latijnse namen van alle planten die hij kende en kon de laatste preek van de voorganger woord voor woord herhalen. Al op 16-jarige leeftijd ging Ivar studeren, en vier jaar later kon hij zich werktuigbouwkundige en ingenieur noemen.
Het lag voor de hand dat Ivar als oudste zoon van het gezin de fabriek van zijn vader zou overnemen.
Maar Kalmar was een maatje te klein voor de ambitieuze jongeman. Hij vertrok naar Amerika en wist binnen te komen bij Fuller Construction Company, het toonaangevende bouwbedrijf van Manhattan. Maar 50 cent per uur verdienen in de bouw was uiteindelijk ook niet wat hij wilde.
‘Van mij kan toch nauwelijks verwacht worden dat ik mijn leven verdoe met geld verdienen voor tweederangsmensen. Wacht maar – ik ga nog grootse dingen doen,’ vertrouwde hij zijn ouders toe.

Duizenden mensen waren voor het leven verminkt na het werken met witte fosfor in de 19e-eeuwse luciferfabrieken.
Zweed maakte de lucifer veilig
De eerste lucifer werd gemaakt in 1826 met giftige witte fosfor.
Daarmee kon je de lucifer tegen een muur of je broek afstrijken, maar daar kwamen ongelukken van.
En fabrieksarbeiders hielden ernstig botletsel over aan het werken met fosfor. De kaak werd zo poreus als puimsteen.
Circa 18 jaar later loste de Zweedse scheikundige Gustaf Erik Pasch deze problemen op met zijn veilige lucifer met rode fosfor.
Het nieuwe bestanddeel was veel minder giftig, en je kon de lucifers afstrijken op een vlakje op de zijkanten van het luciferdoosje, waar eveneens rode fosfor op was aangebracht.
Kreuger wordt rijk van snelle bouw
Kreuger had geen geld om voor zichzelf te beginnen, maar zijn talent was goud waard. Al was hij introvert van aard, hij wist de juiste mensen te ontmoeten en waardevolle contacten te leggen.
Verder kende hij financiële statistieken en lange passages uit boeken uit zijn hoofd, dus hij had altijd wel iets te vertellen en de mensen hingen meestal aan zijn lippen.
In 1908 vernam Ivar Kreuger dat de vooraanstaande ingenieur Julius Kahn de Zweed Paul Toll had benoemd om Kahns bedrijf in Europa te vertegenwoordigen. Hier kwam Kreugers welbespraaktheid goed van pas, want hij wist Kahn ervan te overtuigen dat hij die post óók hoorde te krijgen.
De hoopvol gestemde Zweed voer daarop naar Groot-Brittannië, waar Toll woonde, en samen richtten ze er de onderneming Kreuger & Toll op.
Het bedrijf begon met 2500 dollar in kas, ongeveer 66.000 euro nu. Kreuger had echter wel een idee hoe hij meer geld in het laatje kon brengen.
‘Ik kan niet geloven dat van mij verwacht wordt dat ik mijn leven verdoe met geld verdienen voor tweederangsmensen. Wacht maar af – ik ga nog grootse dingen doen’ Ivan Kreuger in een brief aan zijn ouders, 1908
Tijd was geld in de bouw, en als een project werd vertraagd, liep de eigenaar inkomsten van de huur mis. In tegenstelling tot zijn concurrenten garandeerde Kreuger & Toll als eerste bedrijf in Europa dat zijn bouwprojecten op de afgesproken tijd voltooid zouden zijn.
Toen Kreuger & Toll een contract voor een gebouw van zes verdiepingen in de Zweedse plaats Gullspång kreeg, besloot Kreuger een gokje te wagen.
Hij beloofde dat hij de eigenaren een bedrag van omgerekend 1200 dollar zou betalen voor elke dag dat de oplevering vertraagd was.
En de bouwheer ging ermee akkoord een bonus uit te keren als het gebouw voortijdig klaar was. Kreuger speelde hoog spel, want bij een vertraging van meer dan twee dagen zou Kreuger & Toll failliet gaan.
Maar de jonge ingenieur nam graag risico’s en huurde arbeiders in die bereid waren om in drie ploegendiensten te werken en de schouders eronder te zetten.
De buren klaagden over de verstoring van hun nachtrust: op de bouwplaats brandden felle lampen en dag en nacht stonden er cementmolens te knarsen, maar Kreuger beweerde dat de bouw in de winter geen moment stil mocht liggen vanwege het cement.
Hij liet een bouwkundige een certificaat daarover opstellen, en hiermee wist hij de politie ervan te overtuigen dat alles volgens het boekje ging.
Het gebouw was vóór de afgesproken tijd voltooid en Kreuger incasseerde de bonus. En die werkwijze was voor herhaling vatbaar.







Kreugers imperium bestreek de halve wereld
De verkoop van lucifers was op zich niet erg lucratief, maar door zijn monopolies kon de fabrikant zelf de prijs bepalen en daarmee meer geld opstrijken. Bij Kreugers dood strekte zijn luciferimperium zich uit over grote delen van de wereld.
Monopolie
Ivar Kreuger wist monopolies te verkrijgen door regeringen veel geld te lenen tegen lage rente. Als tegenprestatie gaven de betreffende landen Kreuger de lucifermarkt in handen.
formeel geen monopolie, maar in de praktijk wel
Ook zonder afspraak met de regering wist Kreuger een monopolie in het land te verwerven. Hij bereikte zijn dominante positie door concurrenten op te kopen of uit de markt te drukken. Alleen kleine concurrenten bleven overeind.
Geen monopolie, wel een goede afzetmarkt
Op sommige markten had Kreuger door de wetgeving geen alleenrecht. Dat was ook het geval in de VS, waar een ‘antitrustwetgeving’ een dominante positie moest voorkomen. Toch slaagde Kreuger erin om hier enorme hoeveelheden lucifers te slijten.
Markten gedeeld met concurrenten
Als Kreuger zijn concurrenten niet kon verslaan, maakte hij afspraken om de markt te delen. Dat gebeurde onder meer in 1927 in Azië, toen Kreuger een akkoord sloot met grote Japanse luciferbedrijven. Hij sleepte ook China in de wacht als afzetmarkt.
Het monopolie in Duitsland sleepte Kreuger in de wacht doordat Duitse politici goedkope lucifers uit de communistische Sovjet-Unie wilden weren.
Kreuger had lang niet met alle landen op aarde overeenkomsten, maar zijn Zweedse lucifers werden vrijwel overal verkocht.
Lucifers zijn big business
Na een paar jaar gold Kreuger & Toll als het beste bouwbedrijf van Zweden.
Het legde onder meer het fundament van het gemeentehuis in Stockholm en bouwde het Olympisch Stadion voor de Spelen van 1912.
Het jaar daarna liet Kreuger het bedrijf aan Toll over en trad hij in de voetsporen van zijn vader – lucifers. En Zweden produceerde er het meest.
Luciferfabrikanten verdienden niet zo veel per doosje, maar Kreuger wist raad.
Van geleend geld kocht hij kleine familiebedrijven op, die hij onderbracht in een bv. Zo werkte hij de concurrenten de markt uit, waarna hij de prijs flink kon verhogen.
In 1915 sleepte Kreuger 500.000 dollar in de wacht, waar zijn aandeelhouders garen bij sponnen.
Toen de grondstoffen tijdens de Eerste Wereldoorlog schaars werden, begon Kreuger leveranciers op te kopen van onder meer het belangrijke fosfor, dat in luciferkoppen zit.
De fabrieken die de machines voor de productie maakten, nam Kreuger ook over. Aan het eind van de oorlog zat hij stevig in de markt, en zijn concurrenten moesten kiezen: een overname of een faillissement.
Al gauw had Kreugers bedrijf het alleenrecht op de Zweedse luciferproductie, en Kreuger exporteerde ook lucifers naar Europa en Azië.
Om de kosten van uitvoerrechten te omzeilen kocht hij kleine plaatselijke fabrieken voor de luciferproductie op.
Enkele markten zaten echter potdicht. In landen als Frankrijk en Duitsland had de staat het lucifermonopolie en heerste er een verbod op invoer en buitenlandse inmenging.
Maar daar liet Kreuger zich niet door afschrikken. Veel Europese landen leden nog onder de economische gevolgen van de oorlog. Door de regering van noodlijdende landen grote leningen te verstrekken in ruil voor het monopolie op de productie en verkoop van lucifers kon hij de grootste luciferfabrikant ter wereld worden.
Om het plan ten uitvoer te brengen, had Kreuger geld nodig – en daar kon hij aan komen in de VS, dus in het najaar van 1922 ging hij aan boord van een cruiseschip naar New York.
Succes met liegen en bedriegen
Ivar Kreuger wist mensen als geen ander om de tuin te leiden. Hij vervalste papieren, sjoemelde met handtekeningen en liep bij het zakendoen te koop met nepcontracten.

Geld stond op allerlei plekken
Tal van dochterondernemingen maakten Ivar Kreugers handelsimperium ondoorzichtig. Bovendien bracht de financier hetzelfde geld in meerdere maatschappijen onder, zodat zijn vermogen veel groter leek dan het was. Daarmee kon hij nog meer leningen krijgen.

Hergebruikte handtekeningen
Als Kreuger een contract sloot, maakte hij met behulp van een rubberkussentje een kopie van de handtekening van zijn partner. Met zijn verzameling ‘echte’ handtekeningen leende hij geld en ondertekende hij nepovereenkomsten met belangrijke mensen.

Mussolini ‘belde’ met een druk op de knop
Op Ivar Kreugers bureau stonden wel drie telefoons. Maar een ervan was niet aangesloten, bleek na zijn ontmaskering. Kreuger kon hem laten rinkelen door op een knop onder tafel te drukken. Zo kon hij de belangrijke pief uithangen tegenover gasten door tijdens een bezoek een belletje te krijgen van een staatshoofd. Onder de zogenaamde bellers waren Stalin en Mussolini.

investeerders bespeeld
Kreugers connecties met de filmwereld kwamen hem van pas bij het opbouwen van geloofwaardigheid. Tijdens een ontmoeting liet hij acteurs de rol spelen van bezoekende ambassadeurs. Donald Durant, partner bij de bank Lee, Higginson & Co., was zwaar onder de indruk van Kreugers contacten en investeerde dik in het bedrijf van de Zweed.
Luciferkoning gaat aan land
Kreuger wist heel goed de betrouwbare zakenman uit te hangen, en zijn show begon zodra hij aan boord van het schip was.
Hij reserveerde de telegraaf voor een paar dagen, zodat iedereen begreep hoe belangrijk hij was. In de restaurants van het schip onderhield hij de andere passagiers.
Het publiek was vooral onder de indruk van Kreugers verhalen over de filmindustrie, waarin hij ook zwaar had geïnvesteerd. En dat alles zorgvuldig was ingestudeerd, merkte niemand.
Bij aankomst in New York speelde Kreuger zijn troefkaart uit: toen een journalist om een lucifer vroeg om zijn pijp aan te kunnen steken, liet Kreuger het afweten.
Met een pokerface doorzocht hij zijn zakken zonder er een te vinden.
‘De luciferkoning die geen lucifers op zak heeft,’ kopte de krant de volgende dag. Op slag had iedereen het over hem, precies zoals Kreuger had gewild.

Op het toppunt verkocht Kreugers imperium 55 miljoen luciferdoosjes per dag, die bekendstonden om hun kleurrijke afbeeldingen.
Bankiers zwichten voor charmes
Om aan kapitaal te komen had Kreuger een afspraak gemaakt met de leiding van Lee, Higginson & Co., een van de hoogst aangeschreven banken in de VS.
De luciferkoning was ondanks de reis in topvorm en de bankiers waren erg met hem in hun nopjes. Kreuger leefde sober en dronk zelden alcohol.
In zijn maatpak maakte hij een goede indruk op de financiële topmannen van New York.
Met zijn onberispelijke uiterlijk en zijn bescheiden karakter leek hij, noteerde een van de topfiguren van de bank, ‘een degelijke zakenman die de hulp en steun van een van de toonaangevende banken van het land verdient’.
Bankier Donald Durant onderhield het contact met Kreuger en maakte zich een beetje zorgen, want de Zweed had geen ervaring met kredietverlening.
Durant vond het ook vreemd dat Kreuger bijna geen papieren bij zich had, maar cijfers en afspraken onthield. Toen hij na een reeks ontmoetingen de luciferkoning echter in actie zag, verdween zijn twijfel op slag.
En in 1923 richtte de bank Lee, Higginson & Co. samen met Kreuger het bedrijf International Match op.
Alles ging van een leien dakje. Het decennium na de oorlog – de roaring twenties – werd gekenmerkt door een ongekende groei en welvaart.
Succesverhalen deden het goed in Amerika en de bedachtzame Kreuger wist altijd wel geld aan investeerders te ontfutselen.
In totaal harkte hij 250 miljoen dollar bij elkaar, waarmee hij een monopolie wist te verwerven in 15 landen en de markt domineerde in nog eens 19.

Aanstekers waren ten strengste verboden in sommige landen waar Kreuger het alleenrecht bezat.
Monopolie met alle middelen verdedigd
Het lucifermonopolie werd heel serieus genomen door de landen waarmee Kreuger verdragen had. In Peru had de overheid lokkers ingezet, die mensen op straat om een vuurtje vroegen.
Als iemand dan een merk tevoorschijn haalde dat niet van Kreuger was, leidde dat tot hoge boetes – veelal 10 tot 40 dollar – en vaak een kaakslag. Een doosje met Kreugers lucifers kostte 4 cent in Peru.
De Amerikaanse concurrent vroeg daarentegen maar 1 cent voor zijn luciferdoosjes, waar ook nog eens twee keer zo veel lucifers in zaten.
Accountant knijpt een oogje toe
Kreuger stond al snel bekend als een van ’s werelds rijkste mannen, maar ondanks zijn roem bleef hij raadselachtig. Dit was niet alleen omdat hij erg gereserveerd van aard was; zijn handelspraktijken waren altijd een tikkeltje twijfelachtig.
Collega’s vertelden later hoe Kreuger in bestuursvergaderingen, die vaak maar een paar minuten duurden, met cijfers strooide en daarbij overduidelijk maakte dat hij geen enkele tegenspraak duldde.
‘Goedemorgen, heren. Er is besloten om het kapitaal van Kreuger & Toll met 1,5 miljoen euro te verhogen door de uitgifte van nieuwe aandelen bij een koers van 240 procent. Niemand bezwaar? Dank u, heren,’ zei hij tijdens zo’n bestuursvergadering.
En geen van de cijfers stond in de boekhouding. Enorme inkomsten werden vaak als ‘rendement op andere investeringen’ opgevoerd.
Zowel zakenpartners als aandeelhouders wisten donders goed dat Kreuger het niet zo nauw nam met de boekhouding, maar omdat ze er allemaal uitstekend aan verdienden, hoefden ze niet zo nodig te weten wat er achter het succes zat.
Toen Kreuger zaken begon te doen in de VS kreeg hij meer kapitaal ter beschikking, waardoor hij nog meer met cijfers begon te jongleren.
Al snel had hij 400 dochterondernemingen opgericht onder de naam Tändsticksaktiebolaget, een vennootschap die zich toelegde op de luciferproductie.
‘Er is geen enkele concurrent die ons echte schade kan berokkenen’ Ivan Kreuger, 1929
De meeste bedrijven dienden slechts één doel: geld te kunnen verplaatsen, waardoor Kreuger stukken rijker leek dan hij was en hij nog meer aandeelhouders aan zich wist te binden.
Het werd tijd dat de luciferkoning zijn boekhouding geregeld aan controle zou laten onderwerpen, want geen enkele fatsoenlijke bank zou zaken doen met een bedrijf dat geen accountant had.
De firma Ernst & Ernst wees Kreuger een pietje precies als vast aanspreekpunt toe: A.D. Berning. De man had meteen in de smiezen dat Kreugers boekhouding op z’n zachtst gezegd te wensen overliet. Vaak was er geen touw vast te knopen aan de kolommen met cijfers.
Met achterdocht bezag de accountant hoe Kreuger op enig moment de wisselkoers van de Zweedse kroon ten opzichte van de Amerikaanse dollar veranderde, waardoor de geldvoorraad van het bedrijf ineens toenam. Zijn kritiek verstomde echter toen Kreuger hem en zijn vrouw buitenlandse reizen en cruises begon aan te bieden.
De accountant schoof zijn bezwaren terzijde en ondertekende de boekhouding, hopend op promotie.
Niets deerde de luciferkoning, wie op 28 oktober 1929 de eer te beurt viel om op het omslag van het Amerikaanse tijdschrift Time te verschijnen.
‘Er is geen concurrent die ons een zware slag kan toebrengen,’ vertelde Kreuger tegen het tijdschrift.
Dat de luciferkoning gelijk had, werd al de volgende dag bewezen. Terwijl de aandelenkoersen kelderden op de beurs van New York en de wereld belandde in een financiële crisis, hielden Kreugers bedrijven stand.
Hij leende de Duitse regering nota bene geld omdat haar economie zwaar onder druk stond door de eis om oorlogsschade te vergoeden.

De luciferdoosjes van Kreugers bedrijf Swedish Match stonden bekend om hun kleurrijke en exotische opdrukken. Ze moesten lucifers verbinden aan een moderne en internationale levensstijl.
Partners ruiken onraad
Kreuger kon nog zo zelfverzekerd lijken, zijn imperium wankelde. Door de crisis konden de landen die hij geld geleend had niets terugbetalen; de kas was leeg.
Toch kon Kreuger zijn financiële relaties vertellen dat hij in oktober 1930 een leningovereenkomst met de Italiaanse dictator Mussolini had weten te sluiten.
De deal moest echter geheim blijven, aangezien het geld zou worden gebruikt om het Italiaanse leger te versterken. Als garantie voor deze lening had Kreuger in totaal 21 miljoen pond aan obligaties ontvangen.
Er was echter één probleem: de hele deal bestond niet. Kreuger had zelf een stapel obligaties gedrukt, die hij opsierde met een vervalste Italiaanse handtekening.
De obligaties gebruikte Kreuger als onderpand om miljoenen te lenen bij Zweedse banken, maar de bel stond op het punt te barsten; hoezeer hij ook met de cijfers jongleerde, hij kon het geld niet bij elkaar krijgen om zijn
investeerders uit te betalen.
Bekenden merkten op dat Kreuger, die een matige eter was en zelden dronk, zich nu aan drank en voedsel te buiten ging.
Donkere wolken pakten zich samen boven het luciferimperium, en Kreugers partners begonnen vragen te stellen.
De ondernemer was nu eens somber en dan weer manisch. Zijn omgeving zag hem de telefoon aannemen hoewel deze niet overging, en hij telegrafeerde druk naar adressen die niet bestonden. Zelfs zijn olifantengeheugen liet het afweten.
‘Ik raak het kwijt. Ik herinner me niets. Ik kan niet meer denken,’ jammerde hij.
In 1932 peuterde hij een lening los van de Zweedse Nationale Bank, maar de accountants van de Zweedse overheid wilden daartoe wel de boekhouding van de luciferkoning kunnen doornemen.
Kreuger, die in New York was, stemde toe, in de overtuiging dat de accountants pas aan de slag zouden gaan als hij in Stockholm terug was.
Maar eerst had hij op 12 maart een afspraak met Franse bankiers in het Hôtel du Rhin in Parijs geregeld. En hier zou zijn rappe tong hem nog één keer redden.
Miljoenen gaan in rook op
Toen Kreuger in Parijs aankwam, waren de Zweedse accountants echter al druk bezig, en vooral de Italiaanse obligaties trokken hun aandacht.
De bankiers die naar de bijeenkomst in Parijs kwamen, waren benieuwd wat Kreugers uitleg zou zijn. Maar hij kwam niet opdagen.
Na twee uur ging een van zijn zakenpartners, Krister Littorin, naar het appartement van de ondernemer. Hier vond hij Kreuger dood op bed met een pistool in zijn linkerhand.
‘Ik heb er zo’n zooi van gemaakt dat dit volgens mij voor iedereen de beste oplossing is,’ luidde de afscheidsbrief van de Zweedse luciferkoning.
Zijn dood was een schok voor het volk en zijn collega’s, want hij werd als een held beschouwd vanwege zijn leningen aan de berooide landen van Europa.
De krant London Express schreef dat het leek alsof de hemel verduisterd was, en dat ‘men dezelfde gedachten had als bij de dood van Caesar’.
De beroemde econoom John Keynes vond Kreuger ‘misschien wel de meest begaafde ondernemer van onze tijd’.
‘Ik heb er zo‘n zootje van gemaakt dat ik denk dat dit voor iedereen het beste is’ Ivan Kreugers afscheidsbrief, 1932
Maar een paar weken later veranderde de houding. Uit onderzoek in Zweden bleek dat Kreuger zich jarenlang schuldig had gemaakt aan leugens en bedrog. Van 1918 tot 1930 zou hij bijvoorbeeld 316 miljoen dollar verdiend hebben, maar dit bleek 40 miljoen te zijn.
Toen Kreugers zaken op 5 april 1932 doorgelicht werden, kwam het bedrijf 250 miljoen euro tekort – meer dan het tekort van de nationale begroting van Zweden.
De Zweedse staatsbank had veel geld in Kreugers bedrijven gestoken in de vorm van leningen, en zijn faillissement bracht de Zweedse economie ten val.
De beurs haperde en de werkloosheid steeg tot 25 procent in 1932. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam Zweden, dat dankzij de intacte industrie geld kon verdienen aan de wederopbouw van Europa, er weer enigszins bovenop.
Op Kreugers crediteurenlijst stonden 15.000 namen van personen, bedrijven en landen, en de inventarisatie was wel 200 pagina’s lang. Sommige schuldeisers kregen hun geld terug, maar de meeste leden enorme verliezen.
Toen alles was afgewikkeld, constateerden de accountants dat in de loop der jaren 100 miljoen pond aan investeringen was verdampt.