De jacht op grote dieren was eeuwenlang een privilege voor de adel.
Maar beren, edelherten en andere fraaie jachttrofeeën waren schaars geworden in Europa.
Daarom stonden koningen, hertogen en industriëlen in de rij toen Afrika toegankelijk werd voor blanke jagers.
Eind 19e eeuw was een reis naar Afrika dankzij gemotoriseerde schepen en spoorlijnen te doen.
Het Europese groot wild stak schril af bij wat er in Afrika te schieten viel, want zulke gevaarlijke dieren hadden wij niet meer.
Een neushoorn stormt op de safariwagen af (1929).
Jachtsafari’s werden in grote delen van Afrika bezuiden de Sahara georganiseerd, maar vooral in de kolonie Brits-Oost-Afrika kreeg het verschijnsel veel aandacht.
Auteurs schreven geromantiseerde verhalen over safari’s in Kenia, waar edele witte jagers duelleerden met bloeddorstige wilde dieren.
Het Britse koloniale bewind deed begin 20e eeuw goede zaken met de verkoop van jachtvergunningen.
Bovendien losten de jagers volgens de autoriteiten een groot probleem op: om van de wildernis in de Afrikaanse koloniën vruchtbare landbouwgrond te maken, moest het ‘ongedierte’ zo snel mogelijk het veld ruimen.

Een Britse jachtvergunning uit 1910 voor de rijke Argentijn Alfred A. Benitz.
Met een legertje Afrikaanse dragers, bedienden, spoorzoekers en een witte expeditieleider ging de ene jager na de andere op pad om groot wild te schieten.
In hun broekzak hadden ze een Britse jachtvergunning, waarmee ze honderden dieren mochten schieten.

Een olifantengeweer had een dubbele loop en munitie met een kaliber van 11 mm.
Olifantengeweer leverde bloedneus op
Jagers op groot wild hadden een zogeheten olifantengeweer bij zich, om olifanten en neushoorns mee te vellen.
Net als een hagelgeweer had dit wapen twee lopen, maar het schoot niet met hagel. De geribbelde lopen vuurden een kogel af die evenveel woog als vier munten van één euro.
Toen de pas afgetreden Amerikaanse president Theodore Roosevelt in 1909 naar Afrika afreisde, schoot hij een grote mannetjesolifant met een olifantengeweer.
In zijn boek over de reis schreef hij: ‘De drukgolf van het grote geweer was niet bepaald aangenaam voor mijn reisgenoten en leverde Cunninghame een bloedneus op.’
Kijk hoe een Britse jager een olifantengeweer afvuurt. https://www.youtube.com/watch?v=0yjGhu0V-XY
Leeuwenjacht te paard is een hit
De dappersten konden zich in Afrika wagen aan lion running, waarbij de jager te paard achter leeuwen aan ging.

De jager kon een prooi worden voor de leeuw als hij zich te dichtbij waagde.
Het was de bedoeling dat de jager onderweg van zo’n 50 meter afstand kon schieten, maar soms zat er een leeuw in de bosjes verstopt.
Hij kon dan dichterbij komen en de leeuw in jachtstemming proberen te krijgen. Als het dier aanviel, moest hij maar hopen dat het paard snel was.

Een grote stapel trofeeën was het bewijs van een geslaagde safari.
Jagers hebben licentie om te schieten
Jagers op groot wild kochten een vergunning van de Britse autoriteiten in Oost-Afrika. In 1909 kostte die 50 pond (ruim 4000 euro nu).
Een zogeheten Sportsman’s Game License gaf de koper het recht honderden dieren te schieten, want een beetje safari duurde een paar maanden.
Leeuwen en luipaarden werden als ongedierte gezien dat een gevaar vormde voor de boeren van de kolonie en hun vee. Daarom mochten ze onbeperkt geveld worden.
Voor andere dieren hadden jagers een quotum.
Eén man mocht 84 apen schieten
84 franjeapen
229 antilopen
26 hartenbeesten
22 zebra’s
10 topi’s
2 waterbuffels
2 nijlpaarden
1 elandantilope
6 oryxen
4 waterbokken
1 grote koedoe
4 kleine koedoes
Roosevelt pakt uit op safari
Aan het eind van zijn politieke loopbaan, in 1907, plande de Amerikaanse president Theodore Roosevelt een jachtpartij op groot wild die zijn weerga niet kende.
Volgens een spotprent sloten leeuwen en giraffen massaal levensverzekeringen af toen ze van de komst van Roosevelt hoorden.

Bange dieren sluiten een levensverzekering af als Roosevelt, zijn zoon Kermit en 200 Afrikaanse dragers in aantocht zijn.
En die hadden ze nodig, want de expeditie schoot 11.397 dieren. Roosevelt had het natuurhistorische Smithsonian-museum zeker één exemplaar van alle Afrikaanse diersoorten toegezegd.
Iedereen joeg op de grootste dieren

Jachttrofeeën aan de muur
Vooral lange slagtanden, grote waterbuffelschedels en leeuwenkoppen met zwarte manen waren gewilde jachttrofeeën.
Huiden, schedels en hele dieren werden voor een klein fortuin schoongemaakt en geconserveerd voordat ze aan de trofeemuur kwamen.
Ⓒ Debrocke/ClassicStock/Getty Images

Vertrekkende koning verkocht zijn olifant
Mannetjesolifanten met opvallend grote slagtanden mochten niet door jan en alleman geschoten worden. Die waren voorbehouden aan jagers van koninklijken bloede.
Toen Eduard VIII van Engeland in 1936 troonsafstand deed om met Wallis Simpson te trouwen, kwam hij in geldnood en verkocht hij de jachtrechten op een Keniaanse olifant met slagtanden van 263 centimeter.
De Britse gouverneur in Oeganda, sir Hesketh Bell (foto), kreeg in 1908 een paar bijzonder grote slagtanden toegezegd.
Ⓒ Princeton University Press

Souvenirs waren een dure grap
Na een safari in 1910 bestelde een Argentijnse grootwildjager maar liefst 75 trofeeën: asbakken van neushoornpoten, een tapijt van leeuwenvel en nog veel meer.
Het conserveren en transporteren van al die trofeeën kostte de heer Benitz drie keer zo veel als de al vrij prijzige jachtvergunning.
Ⓒ Library of Congress
Luxekamperen hoort erbij
Een warm bad na een lange, klamme dag was een vanzelfsprekende luxe voor de jagers op groot wild.

Veel jagers waren dol op de avonden in het tentenkamp. Een platenspeler zorgde voor sfeer als de gespreksonderwerpen op waren.
Ook een tent met een zacht bed, diners bereid door de meegereisde kok en sterke verhalen met een drankje in de schaduw van de tent hoorden bij de jacht op groot wild.
Spoorweg opent binnenlanden van Afrika

Tussen 1896 en 1901 legden Britse ingenieurs en Indiase arbeiders een 1000 kilometer lange spoorlijn aan van de kust naar het Victoriameer.
De Oegandaspoorlijn was een uitkomst voor jagers: ze reisden comfortabel per schip naar de havenstad Mombassa en kochten een retourtje eerste klasse naar de binnenlanden van Afrika.
© Shutterstock
Dappere krijgers sporen de buit op
Op elke safari ging een aantal Nandi-krijgers uit het westen van Kenia mee. Zij konden als geen ander de jachtbuit opsporen en stonden erom bekend dat ze altijd kalm bleven, ook als er plotseling een agressief dier opdook.

De Nandi waren gewend hun vee tegen leeuwen te beschermen.
Die koelbloedigheid werd al op jonge leeftijd op de proef gesteld als de Nandi-mannen hun kracht moesten bewijzen tijdens de leeuwenjacht. Een groepje omsingelde een leeuw, waarna de jonge krijger voor het dier moest knielen en het moest sarren met zijn schild.
Als de leeuw aanviel, weerde hij met zijn schild het dier af en stak hij zijn speer erin. Dan pas schoten de andere krijgers te hulp en staken ze de leeuw dood.

Theodore Roosevelt schoot acht olifanten in Afrika.
Beroemdheden stromen naar Afrika
President Theodore Roosevelt was een van de bekendste jagers die in Afrika olifanten gingen schieten. Maar hij was niet de enige.
Beroemdheden als Winston Churchill, Ernest Hemingway en vele anderen maakten tientallen jaren lang de savanne onveilig.
Ze kregen navolging, en andere welgestelden volgden in hun voetsporen – gewapend met een jachtgeweer en een stoet Afrikaanse dragers.

In een auto met tralies voelde een cameraman zich veilig genoeg om neushoorns en nijlpaarden van dichtbij te filmen.
Cameraman legt jacht vast
Vanaf begin jaren 1910 huurden steenrijke toeristen vaak een cameraman in om hun jacht op groot wild vast te leggen.
Van de jachttaferelen werd een film gemaakt, zodat familie en vrienden konden ziet wat de jager in Afrika zoal had geschoten.
De rijke James Calvin Nichols liet in 1929 een stomme film met verklarende teksten maken over zijn safari met zichzelf in de hoofdrol. https://www.youtube.com/watch?v=6RZRHhh2BFE
Cameraman was echter een gevaarlijk baantje.
De Amerikaanse cameraman Carl Akeley werd omvergelopen door een woedende olifant, die hem met zijn voorhoofd probeerde plat te drukken toen hij lag te spartelen tussen de slagtanden.
Pas toen de Amerikaan flauwviel, bedaarde de olifant. Akeley hield er wonder boven wonder slechts een gebroken neus en jukbeen aan over.

Carl Akeley (1864-1926) werd ook belaagd door een luipaard. De cameraman wist het dier met zijn blote handen te doden.
Afrika en wilde dieren op het witte doek
Vanaf het prille begin van de film deden safari’s het goed op het witte doek. Zo werd in 1907 in Denemarken The Lion Hunt over de jacht op groot wild in Afrika opgenomen.
Tijdens de opnamen werden twee oude leeuwen uit een Duitse dierentuin doodgeschoten. Deze omstreden film was de eerste, noch de laatste over de jacht in Afrika.

Hatari was de op zes na meest bekeken film in de VS in 1962, slechts overtroffen door klassiekers als Lawrence of Arabia en The Longest Day.
Het publiek kwam massaal naar de bioscoop om edele witte jagers te zien vechten met bloeddorstige dieren.
Het genre bleef bijna 100 jaar populair. John Wayne nam in 1962 de actiekomedie Hatari op, en nog in 1990 speelde Clint Eastwood de hoofdrol in White Hunter Black Heart.

Dierenactivisten protesteerden in Washington toen de leeuw Cecil door een jager met een pijl was geveld.
Jagen wordt omstreden
Dierenactivisten keken begin 20e eeuw al kritisch naar de jacht op groot wild, maar ze hadden 50 jaar nodig om de bevolking achter zich te krijgen.
Vanaf de jaren 1960 werd er steeds meer schande gesproken van het doden van wilde dieren voor de sport.

De jacht werd begin 20e eeuw miljoenen olifanten fataal. Tussen 1913 en nu zijn er evenveel omgekomen door de sterke bevolkingsgroei, waarvoor de natuur moet wijken.
Er wordt in Afrika nog steeds op kleinere schaal gejaagd op groot wild, maar de meeste jagers houden zich gedeisd.
Toen een Amerikaanse jager in 2015 een bekende witte leeuw schoot in Zimbabwe, was de wereld in rep en roer.