Alles over het conflict tussen Israël en Palestina: Opstandige joden in de aanval

Palestina komt na de Eerste Wereldoorlog in handen van de Britten, maar joodse milities gaan in de aanval – tegen zowel de koloniale macht als de Arabieren. De jaren 1920 en 1930 worden een bloedig inferno, dat de basis legt voor de onverzoenlijke haat tussen de Israëli’s en Palestijnen.

De Arabische oliearbeiders beginnen hun geduld te verliezen. De zon staat te branden aan de hemel boven de havenstad Haifa in Palestina op deze maandagmiddag 11 april 1938, en de mannen hebben al een lange treinreis achter de rug en ze willen naar huis.

Maar de Britse politieagent die de propvolle trein inspecteert, heeft geen haast. Hij loopt rustig langs de wagons en geeft zijn ogen goed de kost. Hij is bedacht op elk teken van gevaar.

Het is even voor vieren als een paar passagiers hem roepen. In een coupé, vlak bij de kleine ruimte waar de bewaker zit, liggen twee achtergelaten pakketten.

Het vertrek wordt uitgesteld, en de agent staat op het punt de pakketten aan een nader onderzoek te onderwerpen. Dan klinkt de eerste explosie. De agent is op slag dood.

Korte tijd later ontploft het tweede pakket, waarbij een passagier die toegesneld was om te helpen omkomt. De andere passagiers rennen in paniek rond in de trein. Als de agent Walter Medler van de Palestine Police, de Britse politiemacht in Palestina, arriveert op de plaats des onheils, is de rust inmiddels weergekeerd.

Het is nu 17.15 uur, en Medler doorzoekt de trein systematisch op meer bommen. Plotseling valt zijn oog op een zak onder een stoel.

Het hart klopt hem in de keel als hij die voorzichtig tevoorschijn trekt, het raam opent en kijkt of er niemand staat. Dan gooit hij de zak het raam uit en duikt hij weg.

Er gebeurt niets. Opgelucht stapt Medler uit en maakt voorzichtig het touw om de zak los. Een seconde later ligt hij levenloos op de grond.

Dit is de geschiedenis van de militieterreur in Palestina in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, waarin de basis werd gelegd voor de haat tussen de Palestijnse bevolkingsgroepen.

© imageselct

Paramilitaire groepen streden om de macht

In 1920 richtten joden in Palestina een militie op ter zelfverdediging, maar velen wilden een stapje verder.

De joodse leiders in Palestina waren aanvankelijk van mening dat samenwerking met de Britten, die het land na de Eerste Wereldoorlog bestuurden, de beste strategie was.

De Britten hadden toegezegd een joods thuisland in Palestina te zullen steunen. Maar al snel begonnen velen te vrezen dat Groot-Brittannië zich niet aan die belofte zou houden.

In 1920 hadden de joden het ondergrondse leger Hagana opgericht ter zelfverdediging, maar volgens de activist Ze’ev Jabotinski ging dat niet ver genoeg.

Hij wilde gaan vechten tegen de Britten en werd de ideologische leider van de militie Irgoen, die in de jaren 1930 Britse troepen aanviel. In 1940 richtte de joodse rebel Avraham Stern de nog radicalere groep Lehi op.

13 april 1938, Haifa

Politiecommissaris Geoffrey Morton ontvangt het nieuws van de dood van Medler. Medler was zijn beste agent en een goede vriend.

Geoffrey Morton is niet voor het eerst in het mortuarium van Haifa. Er komen met enige regelmaat collega’s om het leven. Elke dag gaan zijn mannen op opstootjes af en stellen ze zich met gevaar voor eigen leven op tussen joden en Arabieren.

Desondanks is Morton hevig ontdaan door de dood van zijn vriend Medler. ‘Haifa verloor die dag veel van de charme die de stad vroeger voor me had.

Ik was eenzaam, voelde me ellendig en kon me niet op mijn werk concentreren,’ schreef de politiecommissaris vele jaren later in zijn autobiografie.

Nu staat hij bij het koude, verminkte lichaam van zijn vriend. Een zilverkleurig potlood steekt uit de borstzak van Medler. Het is gebarsten bij de explosie. Morton pakt het potlood voorzichtig en steekt het in zijn eigen zak – een laatste aandenken aan zijn beste vriend.

Morton zet zich over zijn verdriet heen en denkt weer als een politieman. Wie heeft de bommen aangebracht en met welk doel? Omdat de trein vol Arabieren zat, ligt het voor de hand de daders in kringen van militante zionisten te zoeken.

Tot nu toe heeft de politiecommissaris alleen Arabisch terrorisme onderzocht, en hij weet weinig over de zionistische groeperingen die regelmatig aanslagen
plegen op Arabieren en het Britse gezag.

Al een paar dagen later wordt Morton in zijn vermoeden gesterkt als hij verneemt dat de Britse inlichtingendienst reden heeft om aan te nemen dat een zekere Avraham Stern het brein achter de bomaanslag is.

‘Die naam had ik nog niet eerder gehoord. Maar ik zou hem nooit meer vergeten,’ schreef Morton.

29 mei 1939, bioscoop Rex, Jeruzalem

Er komen nu zo veel joden naar Palestina dat de Britten in mei 1939 de immigratie beperken. De joden zijn woedend, en de militie Irgoen, waar Avraham Stern lid van is, plant uit wraak een bloedige aanslag op een Arabische bioscoop.

Terwijl het licht wordt gedempt zoeken de laatkomers een plekje in de propvolle zaal van de Rex-bioscoop. De meeste bezoekers zijn Arabieren, maar sommigen doen alleen alsof ze dat zijn.

Een van hen is het joodse Irgoen-lid Mazlia Nimrodi, die met zijn lichtgetinte huid en zwarte haar niet opvalt tussen de Arabische bioscoopgangers.

Om nog Arabischer over te komen heeft hij veel parfum opgedaan, glanzende brillantine in zijn haar gesmeerd en een gekleurde zakdoek in de borstzak van zijn jasje ge-
stoken. In een andere zak heeft hij een pakje sigaretten van een Brits merk dat Arabieren veel roken.

©

Joden droomden van Israël

In 1896 schreef Theodor Herzl in Der Judenstaat dat de joden hun eigen staat moesten hebben om te kunnen ontsnappen aan vervolging in Europa. Volgens Herzl moest die staat in het heilige land van de joden liggen: Palestina.

Het idee vond gehoor, en in de eerste helft van de 20e eeuw kwamen er zo’n 500.00 joden naar Palestina.

De Arabieren zaten niet op hen te wachten, en de Britten, die het land bestuurden sinds de Eerste Wereldoorlog, beperkten de immigratie, maar de joden bleven komen.

Nimrodi hangt zijn jasje over de rug van een stoel en neemt plaats. Maar vlak voordat de Tarzan-film begint, gaat hij plotseling weer staan.

Hij laat zijn jasje achter en haast zich de zaal uit en de straat op. Zeven minuten later, om 20.30 uur, verandert de bioscoop in een slagveld.

De eerste explosie komt uit het jasje van Nimrodi: er zat springstof in de voering. Als de bezoekers in paniek naar de uitgang rennen, komen zes andere Irgoen-leden uit hun stoelen op het balkon overeind.

De drie mannen en drie vrouwen gooien bonbondozen vol springstof en spijkers naar beneden, die daar tussen de mensen ontploffen. Dan maken de terroristen zich uit de voeten. Vijf mensen komen om en er vallen 18 zwaargewonden.

16 september 1940, Tel Aviv

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog sluit Irgoen vrede met de Britten om de strijd tegen nazi-Duitsland te steunen. Daarop breekt Avraham Stern met de militie en zet hij de organisatie Lehi op om de Britten het leven zuur te blijven maken. En daarvoor heeft hij geld nodig.

Er is geen wolkje aan de lucht, de zon schijnt volop. Om 12.20 uur maken de medewerkers van de Anglo-Palestine Bank aan de Ben Yehuda Street zich op om de luiken te sluiten en te gaan lunchen in een van de vele cafeetjes bij de haven.

De bankbedienden schenken nauwelijks aandacht aan de drie mannen die in de rij gaan staan. ‘We tilden onze hoed op om de andere klanten te groeten,’ zei Yaacov Levstein, een van Sterns mannen, later.

Hij was samen met Stern uit Irgoen gestapt om lid te worden van een groep fanatieke, gewelddadige joodse nationalisten. Vanwege de breuk worden de operaties van Stern niet langer gefinancierd.

De militieleden leven op bananen en falafel terwijl ze hun schaarse middelen investeren in anti-Britse affiches en pamfletten.

Stern moet iets doen om aan geld te komen. En daarom is hij op deze zachte septemberdag in de Anglo-Palestine Bank. Wanneer de mannen hun hoed optillen, rollen er maskers onder hun hoofddeksel vandaan, die met behulp van loodjes voor hun gezicht vallen.

De drie trekken hun pistool en vuren op het plafond terwijl een van hen naar voren stapt. ‘Wij nemen waardepapieren in beslag om te strijden voor onze bevrijding. Kom rustig overeind, handen omhoog, ga met het gezicht naar de muur staan en doe wat ik zeg.’

Levstein springt over de toonbank en gaat op de open kluis achter in de ruimte af. Uit zijn zak haalt hij een dunne tas, die hij vol begint te stoppen met geld.
De kluis puilt uit van de bankbiljetten.

Met een volle zak geld rennen de drie mannen door een achterdeur de bank uit. In een zijstraat staat een Mercedes op hen te wachten.

Een taxichauffeur ziet de overvallers in de vluchtauto stappen en zet de achtervolging in. Een van de mannen gaat uit het raam hangen en schiet een kogel door de voorruit van de taxi, die de achtervolging staakt.

Als de overvallers op een rustige weg komen, stoppen ze. Levstein springt met de zak geld uit de wagen en rent op een wachtende motorfiets af. De bankbiljetten wapperen alle kanten op terwijl de twee mannen wegrijden.

©

Hagana-militie

Links, gematigd
Joodse paramilitaire groep die in 1920 werd opgericht om Arabische aanvallen op joodse kibboetsen af te slaan.

©

Irgoen-militie

Rechts, anti-Brits

Leden van Hagana vormden in 1931 de militie Irgoen uit protest tegen de doctrine van zelfverdediging. Irgoen voerde een actieve strijd tegen het Britse bewind.

©

Lehi-militie (Stern)

Rechts, zeer anti-Brits

Toen de Britten in oorlog raakten met Hitler-Duitsland, staakte Irgoen de strijd. Maar Irgoen-lid Avhraham Stern wilde doorvechten en richtte Lehi op.

18 januari 1942, een huis in Tel Aviv

De bankoverval heeft Stern omgerekend 200.000 euro opgeleverd, waarmee hij aanslagen bekostigt. De Lehi-leider wordt in het hele land gezocht.

Het haveloze appartementje dat als hoofdkwartier van Lehi dient, is spaarzaam ingericht. De drie mannen om de tafel luisteren aandachtig naar Avraham Stern.

De 34-jarige jood die op zijn 18e moederziel alleen uit Polen naar Palestina kwam, staat bekend om zijn vermogen zijn publiek in vervoering te brengen.

Met zijn staalgrijze ogen kan hij mensen zo indringend aankijken dat velen hem niet in de ogen durven te kijken. En Stern weet dat en maakt handig gebruik van het effect dat hij op mensen heeft.

Als jongen stond hij graag op het schooltoneel, en in de loop der jaren heeft hij zijn optreden geperfectioneerd. Hij is een begenadigd spreker en kan zich kort en krachtig uitdrukken.

Volgens zijn naaste vrienden is hij in staat om toehoorders in een trance te brengen. Daarom zwijgen de anderen als Stern het woord neemt tijdens de bijeenkomst.

Het eerste punt op de agenda is een lid van Lehi. Naar verluidt zoekt deze man toenadering tot de Irgoen-militie en heeft hij zich laatdunkend uitgelaten over Avraham Stern.

Alle vier de mannen aan tafel zijn het erover eens dat hij geliquideerd moet worden wegens verraad. Stern duldt geen tegenspraak of andere opvattingen.

Alle leden moeten zich volledig inzetten voor het doel: de Britten zo hard treffen dat ze zich terugtrekken uit Palestina en het bestuur in joodse handen komt. Dan zijn de Arabieren aan de beurt.

Het volgende punt is de reden voor de vergadering: Geoffrey Morton. Hij is onlangs bevorderd tot hoofd van de politieafdeling die joods terrorisme onderzoekt en legt Lehi sindsdien het vuur na aan de schenen.

Een groot aantal van Sterns mannen zit inmiddels in de gevangenis. Morton dwingt de leden van Lehi ‘te leven als opgejaagd wild, dat zich overdag schuilhoudt en alleen ’s nachts tevoorschijn komt,’ zoals iemand het uitdrukt.

Het is tijd om Morton te laten ondervinden met wat voor tegenstander hij te maken heeft. De commissaris moet dood. De moord op Morton moet twee dagen later plaatsvinden, en Stern geeft Yaacov Levstein, de bommenexpert van Lehi, de leiding over de voorbereidingen.

Levstein presenteert zijn plan: ‘We kunnen aannemen dat Morton het oprollen van onze organisatie belangrijker vindt dan zijn persoonlijke veiligheid.’

Daarom moet een van Sterns mannen in zijn eigen appartement een kleine bom tot ontploffing brengen nadat hij kippenbloed op de muren en op de trap heeft gesmeerd. Het moet lijken alsof een joodse bommenmaker is gewondgeraakt bij een ongeluk.

‘Ik wist dat Morton dat meteen zou horen en dat hij zou verschijnen om de gewonde op te pakken en te verhoren over de rest van de organisatie,’ zei Levstein later.

Zodra de commissaris het appartement betreedt, zal de val dichtslaan. Naast de voordeur staat een kist, waarin Levstein een kleinere, verzegelde kist heeft geplaatst met
25 kilo springstof en vijf ontstekers.

Daaromheen heeft de bommenmaker 15 kilo spijkers aangebracht.

Als klap op de vuurpijl worden de spijkers in zwavelzuur gedrenkt om het letsel te verergeren.

Het zou de grootste triomf van de groep tot dan toe zijn als Morton bij deze aanslag om het leven komt.

© Privatfoto/penny brook

22 januari l942, Yael Street, Tel Aviv

De bom is in het appartement geplaatst en de mannen van Stern zijn klaar voor de aanslag.

Het technische gedeelte van het plan van Levstein verloopt perfect. Leden van Lehi brengen de kleine bom tot ont-ploffing om Geoffrey Morton in de val te lokken.

‘Rond 9.00 uur op 22-1-42 vond een explosie plaats in een kamertje op het dak van Yael Street 8, Tel Aviv,’ schreef Morton die ochtend in zijn rapport.

Als de bom afgaat, denken de buren dat de stad vanuit de lucht wordt aangevallen en rennen ze de straat op. Daar zien ze dat er zwarte rook uit het raam van een appartement op de bovenste verdieping komt.

Lemand belt de politie, en Solomon Schiff, een joodse agent, neemt op. Hij neemt meteen contact op met Morton om te vragen of deze mee wil naar de plaats delict.

Maar Morton zit in vergadering. ‘Ik vond het te belangrijk om weg te gaan, en de zaak leek niet urgent genoeg om de vergadering af te breken,’ schreef Morton in zijn autobiografie.

De commissaris stuurt Schiff er daarom alleen op af. Zelf zal hij komen zodra hij tijd heeft.

Als Schiff in Yael Street aankomt, staat de straat vol kinderen uit een naburige school. De agent gaat met drie collega’s het betonnen gebouw binnen.

Eenmaal boven voelt hij aan de deur van het appartement, maar die zit op slot. Schiff laat de deur intrappen.

Dan gaat hij de ruimte binnen, op de voet gevolgd door de drie mannen. Als de laatste over de drempel stapt, ontploft de bom. De explosie blaast de betonnen muren weg en het plafond stort in.

Schiff vliegt dwars door de muur en landt op straat. Hij is op slag dood. Twee van de andere agenten bezwijken korte tijd later aan hun verwondingen.

27 januari 1942, Tel Aviv

Morton opent een klopjacht op de terroristen die zijn mannen vermoord hebben. Een week na de aanslag krijgt hij een tip. Verdachte personen zouden op de dag dat de drie agenten opgeblazen werden een appartement gehuurd hebben en dat niet meer hebben verlaten. Morton gaat er met zijn mensen op af om de zaak te onderzoeken.

De vrouw in de deuropening had Morton en zijn mannen duidelijk niet verwacht. Als ze de deur van het appartement opendoet, lacht ze vriendelijk, alsof ze gasten verwacht.

Maar als ze haar fout beseft, ‘bevroor de glimlach, zakte haar mond open en rolden haar ogen bijna uit haar hoofd. Een seconde later draaide ze zich om en rende ze een kamer aan het eind van de gang binnen,’ schreef Morton.

De commissaris trekt zijn pistool uit zijn jaszak en gaat langzaam op de eerste deur links af. Behoedzaam pakt hij de deurklink beet en duwt hem omlaag. Met getrokken
pistool gaat Morton het vertrek binnen.

‘Een man lag op het bed met zijn gezicht naar mij toe. Ik herkende hem meteen als Zelig Zak, een bekend lid van Lehi dat onlangs uit de gevangenis was ontsnapt.

Twee andere mannen lagen op het bed links,’ aldus Morton. De politieman beveelt de mannen in het Hebreeuws te blijven liggen, maar ze maken aanstalten om overeind te komen.

Morton roept opnieuw dat ze moeten blijven waar ze zijn. Alle drie de mannen springen op, en een van hen grijpt naar een jas op een krukje naast zijn bed.

Morton schiet op de man, die in elkaar zakt. Het volgende moment rennen de twee anderen op hem af. Morton neemt geen enkel risico en schiet hen beiden neer.

Binnen een paar seconden is het een bloederige chaos in de kamer. Als de echo van Mortons zeven schoten wegsterft, is het gekerm van de gewonden te horen.

Morton ziet dat hij een aantal sleutelpersonen te pakken heeft. In een plas bloed liggen de lijfwacht van Stern, het hoofd inlichtingen van Lehi en een trouwe strijdmakker van Stern.

Plotseling hoort Morton vier schoten vanaf de straat, waar drie agenten de wacht houden. Als hij beneden is, ziet hij een bloedende man op de grond liggen.

Volgens de agenten probeerde hij via een wijnrank uit een raam te klimmen. Toen hij weigerde te stoppen, schoten ze hem neer.

Het blijkt om Sterns bommenman te gaan, Yaacov Levstein, die zich op de wc verstopt had. Hij leeft nog.

Yaacov Levstein

© Danny Eliav

28 januari 1942, ziekenhuis in Jaffa

Twee van de vier gewonden sterven niet veel later. Morton heeft vier belangrijke terroristen van Lehi geneutraliseerd. De Britten zetten een beloning van 50.000 huidige euro op het hoofd van Stern.

De twee overlevenden, Yaacov Levstein en Moshe Svorai, zijn herstellende van hun verwondingen. Gewapende agenten bewaken de ingangen van het ziekenhuis waar ze liggen.

De dag na de schietpartij heeft een van de bewakers een idee om achter de schuilplaats van Stern te komen. Daly wil doen alsof hij, als Ier, sympathiseert met de vrijheidsstrijd van Stern en de gevangenen aanbieden om berichten aan hun familie en kameraden naar buiten te smokkelen.

Morton geeft het groene licht, maar wil dat Daly geld eist om de boodschappen over te brengen, zodat de indruk ontstaat dat hij corrupt is.

Dezelfde dag nog hapt Yaacov Levstein toe en stuurt hij een bericht aan zijn ouders. Een paar dagen lang brengt Daly dagelijks onschuldige boodschappen over tussen
Levstein en diens ouders en probeert hij hun vertrouwen te winnen.

De tweede gevangene, Svorai, wenst geen gebruik te maken van de diensten van Daly.

11 februari 1942, ziekenhuis in Jaffa

Na twee weken in het ziekenhuis kunnen de terroristen naar de gevangenis gebracht worden.

Bijna twee weken weigert Svorai berichten te versturen, ‘maar uiteindelijk wilde hij een paar zinnetjes aan zijn vrouw schrijven onder aan Levsteins brief aan zijn moeder,’ schreef Daly in zijn dagelijkse verslag.

Zodra Daly de ziekenhuiskamer van de gevangenen verlaat, spoedt hij zich naar Morton. Svorai is gezwicht, maar hij is nog steeds uiterst voorzichtig.

Het berichtje aan zijn vrouw Tova is met Hebreeuwse tekens geschreven in een Russisch dialect, en Daly en Morton kunnen het niet lezen. De commissaris stuurt de boodschap naar een collega met talenkennis, die dezelfde avond uitsluitsel geeft.

Het bericht is onhandig geformuleerd, legt de man uit, maar de boodschap is helder. ‘Sjalom, mijn Tova,’ begint Svorai, en hij deelt zijn vrouw mee dat hij gewond is, maar verder in goede gezondheid.

‘Ik kan me voorstellen dat je je zorgen maakt en bang bent, vooral nu de twee anderen omgekomen zijn. Ik maak me zelf zorgen om jou, omdat ik niet weet hoe het met jou of met onze gast gaat,’ luidt de rest van het bericht.

Bij Morton gaan alle alarmbellen af als hij het woord ‘gast’ hoort. Misschien is het Stern. Maar misschien ook niet. In ieder geval hebben Svorai en Tova iets te verbergen.

©

Stern wilde met Hitler samenwerken

Nacht van 12 februari 1942, Mizrachi Bet Street, Tel Aviv

Terwijl Daly de brief aflevert bij Levsteins moeder, brengt Stern de nacht door in een klein, sober appartement in Tel Aviv.

De regen slaat tegen de ramen in het appartementje, dat uit één vertrek bestaat dat als woon- en slaapkamer dient. Stern zit geconcentreerd te schrijven aan een tafel. Er hangt een wolk van sigarettenrook om de terroristenleider heen.

Zijn gebruikelijke koelbloedigheid is tanende. Hij is de meest gezochte man van Palestina en durft de straat niet meer op. Na zes weken voelt het appartement als een gevangenis.

Overdag loopt hij door het kamertje te roken en te tieren, of hij zit te schrijven. Vaak vervloekt hij iedereen die hem in de steek heeft gelaten, iedereen die het slagveld ontvlucht is in plaats van te strijden voor zijn idealen.

Zelf heeft Stern nooit aan zijn missie getwijfeld. Een paar jaar na zijn aankomst in Palestina in 1925 werden in Hebron 65 joden vermoord door Arabieren, waarna Stern zich meldde bij een joodse zelfverdedigingsgroep.

Hij was in de ban van de Bijbelse verhalen over joodse helden die ontberingen doorstonden en stierven voor hun geloof.

Stern zag zichzelf als erfgenaam van deze martelaren, en in zijn gloedvolle toespraken verkondigde hij dat zijn grootste droom is om net als hen zijn leven te geven voor een joodse staat.

Maar nu voelt hij zich moederziel alleen. Hij vindt een uitlaatklep voor zijn frustratie door korte gedichtjes te schrijven.

‘En heel Tel Aviv werd tot een hel/
en elk huis tot een galg/
en elke bewoner tot een informant.’

Stern zit er bijna doorheen. De onverzettelijke vechter is moegestreden. Om 4 uur ’s nachts kan hij er niet meer tegen. Hij staat op van tafel, gaat op een kleine divan liggen en sluit zijn ogen.

12 februari 1942, ziekenhuis in Jaffa

Morton laat een agent posten bij het huis van de moeder van Levstein, maar ze is nog niet naar buiten geweest. Het bericht van Svorai lijkt een dood spoor te zijn. Maar dan gaat de moeder plotseling naar het ziekenhuis om haar zoon te bezoeken.

Mevrouw Levstein komt om 9.30 uur bij het ziekenhuis aan. Ze heeft kleren voor haar zoon meegenomen. Daly neemt ze aan en brengt haar naar de gevangenen.

De moeder spreekt eerst Russisch met Yaacov Levstein, maar Daly, die er nog is, draagt hen op Hebreeuws te spreken. Levstein weet dat Daly die taal verstaat en is voorzichtig met wat hij zegt.

Daly luistert aandachtig in de hoop dat Levstein per ongeluk iets verraadt over de schuilplaats van Stern. Maar moeder en zoon praten alleen over koetjes en kalfjes.

Uiteindelijk beseft Daly dat hij niets aan dit bezoek zal hebben en geeft hij de moeder te verstaan dat het tijd is om te vertrekken. Wanneer ze de deur uitloopt, begaat de tweede gevangene, Svorai, de fout van zijn leven.

‘Terwijl mijn moeder op weg naar buiten was, vroeg Svorai haar met luide stem: “Misschien kunt u mijn vrouw de groeten doen? Ze woont op Mizrachi Bet Street 8.”’

Daly is met stomheid geslagen. Dat was precies de informatie die hij hoopte te krijgen. Hij is ervan overtuigd dat Avraham Stern zich op dat adres schuilhoudt.

Hij rent de deur uit naar de telefoon op de gang, en in het voorbijgaan roept hij naar de andere agenten dat ze de vrouw daar moeten houden. Yaacov Levstein is onthutst over de blunder van Svorai en krimpt in elkaar in zijn bed.

‘Het hart klopte me in de keel. Ik wist dat er iets vreselijks ging gebeuren,’ vertelde hij later.

12 februari 1942, Mizrachi Bet Street, Tel Aviv

Als Morton het bericht van Daly krijgt, stuurt hij er meteen agenten op af, terwijl hij zelf een paar minuten later naar het adres gaat.

Tova, de vrouw van Svorai, zit op de bank in haar huis als er zachtjes op de deur wordt geklopt. Stern, die ook in het appartement is, kijkt haar aan.

Dan staat hij op uit zijn stoel en loopt hij geruisloos op zijn pantoffels naar de klerenkast die in een hoek van de kamer staat. Hij gaat naar binnen, en Tova sluit voorzichtig de deur achter hem.

Daarna loopt ze naar de voordeur en opent die. Er staan drie agenten buiten. Tom Wilkin, die Tova wel eens eerder is tegengekomen, doet als eerste zijn mond open.

‘Tova, waarom heb je de gewonde Moshe (Svorai, red.) niet opgezocht?’ vraagt de politieman vrolijk.

Tova antwoordt ontwijkend, maar Wilkin vervolgt: ‘Ik ben hier om kleren voor Moshe te halen. Hij wordt vandaag overgebracht naar de gevangenis in Jeruzalem.’

Tova gaat de kamer binnen. Ze pakt truien, broeken en zakdoeken uit een la en grijpt het kostuum van Svorai dat achter de deur hangt. Ze geeft de kleren aan de agenten.

Maar de roodharige politieman maakt geen aanstalten om het huis te verlaten. Hij knoopt weer een gesprek over Svorai aan, maar Tova antwoordt niet op zijn vragen.

Terwijl één agent naar buiten gaat om de wacht te houden, gaat Wilkin aan het tafeltje zitten. De derde agent doorzoekt alle lades en kasten in het appartement – eerst in de keuken en vervolgens in de woonkamer.

Uiteindelijk blijft er één kast over: de grote klerenkast in de hoek.

Omdat die vol jasjes en jurken hangt, ziet de agent Stern aanvankelijk niet. Maar als de politieman zijn handen tussen de kleren steekt, voelt hij een lichaam, en met een snelle beweging trekt hij de persoon de kast uit.

Als de agent de terroristenleider herkent, grijpt hij onmiddellijk naar zijn revolver. Tova gaat tussen hen in staan omdat ze bang is dat hij de ongewapende Stern zal neerschieten.

Dan arriveert Wilkin, en samen zetten de twee agenten met getrokken wapens Stern op de bank.

© Billede af Eric Vedsegaard: Niels-Peter Granzow Busch, fotografier: Privatfoto/Eric Vedsegaard

Interview met Deense soldaat in Britse dienst

12 februari 1942, Mizrachi Bet Street, Tel Aviv

De gewapende agenten houden Stern vast in het appartement, terwijl ze de komst van politie-commissaris Morton afwachten.

Als Geoffrey Morton in het appartement arriveert, heeft hij een aantal agenten bij zich, die allemaal dolblij zijn als ze horen dat Stern gevangengenomen is.

Volgens het politierapport gedraagt Tova zich ‘hysterisch en begon ze haar kleren stuk te scheuren’. Ze heeft Stern altijd bewonderd en kan er niet over uit dat hij nu opgepakt is.

Morton laat daarom Tova als eerste naar het bureau brengen. Twee agenten voeren de kleine vrouw de trap af, naar een wachtende auto bij de stoep.

Ze neemt plaats op de achterbank, duwt haar neus tegen de ruit en kijkt naar boven om een laatste blik te werpen op het huis waar ze een paar weken met Stern doorbracht.

In het kleine appartement kijkt Morton voor het eerst de man achter wie hij al zo lang aanzit recht in de ogen. Stern zit stil op de bank en zegt geen woord.

‘Deze geharde bendeleider, deze geniale terrorist, het brein achter massamoorden en tientallen liquidaties, de aartsvijand van Groot-Brittannië.

Deze verrader werd aangetroffen in de kast tussen de onderjurken van zijn gastvrouw,’ schreef Morton. Hij was duidelijk in zijn sas dat Stern in zo’n vernederende situatie was gevonden.

In het rapport dat hij de volgende dag schrijft, vertelt Morton dat hij Stern na het vertrek van Tova vroeg zijn sloffen uit te trekken en zijn leren schoenen aan te doen.

‘Stern zat op de rand van de bank, en zodra hij de veters van zijn schoenen had vastgemaakt, rende hij op het raam recht tegenover hem af.’

Volgens Morton dook Stern onder de armen van een agent door die een pistool op hem gericht had. Hij wist ook langs een politieman te komen die een kast doorzocht.

Stern was al half het raam uit toen Morton en de agent gelijktijdig hun wapen op hem afvuurden.

Een van de eerste kogels raakt Stern in de buurt van zijn oor. Door de treffer maakt hij een draai in de lucht, waarna hij meerdere keren in zijn borst wordt geraakt.

‘Hij was op slag dood,’ schrijft Morton in zijn rapport. Vanuit de politiewagen heeft Tova de schoten gehoord. In paniek roept ze naar de menigte die inmiddels op straat is samengedromd: ‘De politie heeft Stern vermoord!’

13 februari 1942, ziekenhuis in Jaffa

De politie moet nog wat formaliteiten afwikkelen voor het lichaam vrijgegeven kan worden. Veel joden beschouwen Stern nu als een held. Hij is een martelaar geworden, precies zoals hij wilde.

Yaacov Levstein en Moshe Svorai liggen in hun bed te wachten op overplaatsing naar de gevangenis als twee agenten binnenkomen. Ze bevelen de twee hen te volgen.

Svorai wordt een kamer binnengebracht waar Morton op hem wacht. Naast hem ligt iemand uitgestrekt onder een laken. Morton trekt het laken opzij, zodat het lichaam van Avraham Stern zichtbaar wordt.

‘Kent u deze persoon?’ Svorai ontkent en wordt afgevoerd, waarna Levstein binnenkomt. Hij krijgt dezelfde vraag en geeft hetzelfde antwoord. Beiden gaan terug naar hun kamer.

© Jabotinsky Institute in Israel

Lehi-militie zon op wraak

Voordat het lijk van de Lehi-leider het ziekenhuis mag verlaten, neemt de politie nog een foto van de dode. Het lichaam van Stern ligt op een donkere deken. Zijn hoofd rust op een metalen plaat.

Er zijn drie schotwonden te zien aan de linkerkant van het bovenlichaam: een onder het sleutelbeen, een vlak boven het hart en een bij de nier.

Het gezicht is gladgeschoren en het dikke haar is achterover gekamd. De ogen zijn half gesloten, maar zien er nog levendig uit. Op de lippen
tekent zich een glimlach af.