De inwoners van Stebbing kijken met open mond naar de begrafenisstoet die door het dorp ten noorden van Londen kruipt. De dorpsslager, Jacob Powell, is overleden en zijn kist trekt veel aandacht. Het lijk van de slager meet ruim vier meter om zijn middel; niet minder dan 16 mannen zijn nodig om de reusachtige kist naar het kerkhof te torsen.
De begrafenis vindt plaats in 1754 – en in die tijd is een dikke slager niet ongewoon. Integendeel. De volkswijsheid beschouwt de geur van vlees en bloed die vrijkomt bij het slachten als ‘vettige damp’, die zich op het lichaam afzet.
‘Moeten jullie hierom zo lachen?’ Socrates over zijn dikke buik
Dat Powell een gewicht van 230 kilo aantikte, was dus een beroepsbonus en een teken van een zeer arbeidzaam leven.
Maar de kijk op overgewicht is per cultuur en tijdperk verschillend. Zo wisten de oude Grieken dat zwaarlijvigheid een teken van domheid was – en in de middeleeuwen werd vet veroordeeld als goddeloos.
‘Hij die slaaf is van zijn buik aanbidt zelden God,’ merkte de 13e-eeuwse Iraanse dichter Saadi op.
In de 18e eeuw kwamen dikke lijven weer in zwang, en het debat over de vorm van het lichaam ging door.
Ideale gewicht van Egyptenaren schommelt
In het oude Egypte waren lang niet altijd slanke vrouwen begerenswaardig. Archeologen hebben oude terracottabeeldjes gevonden met reuzenborsten en volle heupen.
Toen Egypte rond 3200 v.Chr. onder één farao werd verenigd, verschoof de mode naar de slanke lijn. Op stenen reliëfs die na die tijd gemaakt zijn, lijken mannen en vrouwen vrij mager – maar schijn bedriegt.
Onderzoek van mummies uit de tijd van Amenophis III (1300 v.Chr.) en Ramses III (1100 v.Chr.) toont aan dat de uitgedroogde lijken veel slappe huidlagen hebben, wat wijst op overgewicht bij overlijden (https://historianet.nl/beschavingen/egyptenaren/top-10-dit-zijn-de-10-machtigste-farao-s-van-egypte).
Het ideaal van de slanke lijn schijnt echter in het oude Egypte herhaaldelijk veranderd te zijn. Een standbeeld uit 2500 v.Chr. van de bouwheer van de piramide van Gizeh, de vizier-vorst Hemioenoe, heeft pens en onderkin. In deze tijd kan vetzucht een teken van welvaart zijn geweest in een land waar het gewone volk door misoogsten kon verhongeren.
Arts noemt Socrates dik en dom
Terwijl de Egyptenaren soms volslank waardeerden, moesten de oude Grieken niets hebben van vet. Beelden van goden, helden en geleerden waren slank en hadden regelmatige trekken. Volgens de Grieken waren dunne mensen mooi en edel.
Deze opvatting pakte slecht uit voor de beroemde wijsgeer Socrates (469-399 v.Chr.), die klein van stuk en dik was, en een lelijke neus had. Zelfs zijn vrienden vergeleken hem met de wanstaltige, dronken sater Papposilenos. Toen Socrates op een drinkgelag verklaarde dat hij zou leren dansen om af te vallen, barstten zijn vrienden in lachen uit.
‘Moeten jullie hierom zo lachen?’ vroeg de filosoof, wijzend op zijn pens.
‘Ik wil geen magere vrouw wier armen door mijn vingerringen kunnen. En die me prikt met haar knieën.’ Martialis, Romeins dichter
Al op grond van Socrates’ uiterlijk wist de Alexandrijnse arts Zopyrus in de 1e eeuw v.Chr., zo’n 300 jaar na de dood van de wijsgeer, dat Socrates wel ‘dom en suf moet zijn geweest’ en ‘bezeten van vrouwen.’ Kortom, een talentloze geile bok.
Gelukkig voor Socrates was dikheid niet strafbaar in zijn stad Athene. In Sparta werden dikke slaven in het openbaar terechtgesteld – en werd de eigenaar met zweepslagen bestraft omdat hij niet goed op zijn eigendom had gelet.
Vrouwen zonder extra spek zijn onvrouwelijk
De Romeinen waren minder streng dan de Grieken als het op de slanke lijn aankwam. In feite mochten Romeinse vrouwen vooral niet te dun zijn.
‘Ik wil geen magere vrouw wier armen door mijn vingerringen kunnen. En die me prikt met haar knieën,’ schreef de dichter Martialis in zijn boek Epigrammen van rond 90 n.Chr.
Evenzo was het aanvaardbaar voor mannen om wat zwaarder te zijn omdat dat op rijkdom wees. Maar een mens mag nooit te veel ‘overdaad aan hamlappen’ hebben, zoals de Griekse arts Soranos van Efeze het uitdrukte.
Soranos werkte in de 3e eeuw in Rome en stoorde zich aan dikke Romeinen in het straatbeeld.
‘Abnormaal en zichtbaar uitpuilend vet is lelijk en beschamend,’ waarschuwde Soranos in het traktaat ‘Over acute en chronische ziekten.’
Al te dik is moreel verkeerd, vonden de Romeinen, verontwaardigd kijkend naar het Midden-Oosten, waar de elite vooral luierde en zwolg in vette gerechten met room. Als rijke Romeinen losgingen op vreetfeesten was dat vooral om met exotische gerechten indruk te maken op hun gasten – zoals giraffenbout.
Spierbundels maken de maatschappij
Naarmate het christendom zich in de 4e eeuw over het Romeinse Rijk verbreidde, beoordeelde men overgewicht ook strenger. Puilde het vet over de buikriem, dan was dat een teken van vraatzucht en een zonde tegen God, betoogde Bernard, die in 1115 abt werd van de cisterciënzer abdij van Clairvaux. De ascetische monnik at zelf maar 300 gram droog brood per dag.
Volgens Henri de Mondeville, lijfarts van Lodewijk X in de 14e eeuw, werd de maatschappij gedragen door het zware lichamelijke werk van gespierde gebruinde boeren, soldaten en zeelieden.
‘Sommige vrouwen wegen 200 kilo, en die zijn het meest gewild bij koningen en bestuurders. Je gelooft je ogen bijna niet.’ Adolphe Burdo, Belgisch geograaf, tijdens een reis naar de Nigerdelta rond 1880
Daarentegen waren ‘vrouwen, eunuchen, flegmatische en vrouwelijke mannen’ volgens Mondevilles leerboek ‘Chirurgie’ uit 1306 luie mensen.
Bij deze groep hoorden ook monniken, geleerden en gewone burgers, ‘die hun tijd goeddeels bedaard en gerieflijk in de schaduw doorbrengen.’
Maar de opvatting van de gezonde mens zou opnieuw veranderen – een verandering uit een ietwat onverwachte hoek.
Luthers kwabben stralen energie uit
In zijn jonge jaren was de hervormer Maarten Luther slank. Luther geloofde echter dat overvloedig eten en drinken melancholie tegenging, en de theoloog werd later moddervet.
Daar was hij zich ook van bewust. Kort voor zijn dood in 1546 zei hij naar verluidt: ‘Ik ga in mijn kist liggen en de wormen voederen.’
Volgens Luther waren er twee soorten vet. Het goede vet was stevig, het slechte vet slap, beweerde hij. Luthers bevindingen verspreidden zich over Europa, en zo ontstond een nieuwe mode: bleek en mollig.
Toen de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens in 1635 het penseel op het doek zette om De drie gratiën te schilderen, moesten de vrouwen dus in de woorden van Rubens ‘stralen van levenskracht’: De drie bleke vrouwen stonden er ‘rond, smakelijk en soepel’ bij, met flinke en weelderige’ heupen en dijen.
De 17e-eeuwse bourgeoisie sprong mee op de golf van zwaarlijvigheid en toonde met dikke buiken haar ontluikende rijkdom uit slaven- en specerijenhandel.
Peper en nootmuskaat, onder andere, kwamen uit de Oost, en nieuwe kookboeken met deze ingrediënten schreven tevens een overvloedig gebruik van olie, boter en suiker voor. Als je in de 18e eeuw mager was en niet arm, heette het dat je ‘werd opgevreten door zorgen’.
Maar niet iedereen ging slaafs mee in de vetgolf. Toen de Duitse historicus Johann Winckelmann in 1755 naar Rome ging om antieke standbeelden te bekijken, prees hij hun vormen: ‘Hun platte buiken zijn als die van een mens na een goede nachtrust en met een goede spijsvertering.’
Het verband tussen dik en ongezond werd in de 19e eeuw verder ondersteund door de medische wetenschap en de opkomende gezondheidsbewegingen. Nu moesten mensen op dieet.
Artsen vermanen luiwammesen
Toen in de westerse wereld het besef doordrong dat gezondheid mede afhing van levensstijl, begon het afvallen en kuren. Dat andere beschavingen zwaarlijvigheid nog steeds aantrekkelijk vonden, schokte Europese ontdekkingsreizigers uit die tijd:
‘Sommige vrouwen wegen 200 kilo, en die zijn het meest gewild bij koningen en bestuurders. Je gelooft je ogen bijna niet,’ huiverde in 1879 de Belgische geograaf Adolphe Burdo in zijn reisverslag van de Nigerdelta.
Vet eten en luiheid leidden volgens de Amerikaanse arts John Harvey Kellogg, stichter van het ontbijtbedrijf Kellogg’s, tot verstopping en hoge bloeddruk. Eind 19e eeuw verzon de gezondheidsgoeroe het idee van ‘biologisch leven’ – een mengsel van lichaamsbeweging, bronwater en vegetarisch eten.
Mensen stroomden toe naar kuuroorden als Kellogg’s Battle Creek Sanatorium in Michigan. Hier konden wel 5000 darmpatiënten dagelijks bruinbrood knabbelen, bronwater drinken en fitnesstoestellen gebruiken. In een van die toestellen werden gasten met houten latjes op de buik geslagen: goed voor de spijsvertering.
Bleekheid raakt uit
Amerikaanse filmsterren bezochten de kuuroorden gretig, en de trend vond al snel zijn weg naar Hollywood. Op het filmdoek en in tijdschriften konden miljoenen mensen wereldwijd de slanke acteurs bewonderen.
Maar bleekheid was nog steeds in – tot de Franse modeontwerpster Coco Chanel in de jaren 1920 gebruind van vakantie terugkeerde. Chanel wuifde alle verontwaardiging weg door te zeggen dat een bruine huid hoort bij actieve vrijetijdsbesteding.
Zonnebaden werd snel populair onder westerse vakantiegangers, maar het slanke, gespierde lichaam mocht niet vergeten worden.
‘Een lichaam zonder beweging is als een stille poel: het vergaart ziektekiemen, die het uiteindelijk doden’ (Duits gymnastiekhandboek, 1920).
Vanaf 1960 is het idee van lichaam en geest samengesmolten tot het begrip wellness: een gezonde geest in een slank, gebruind lijf is nog steeds het ideaal – maar het wordt steeds meer op de proef gesteld door de huidige levensstijl, de gemakkelijke toegang tot suiker en een zittend leven.
Wie weet zal een dik, bleek lijf ooit weer gezien worden als teken van een goedbetaalde baan achter een computerscherm.