Wanneer een omroeper begin 17e eeuw bij een Engels hofbal de koning aankondigde, somde hij op gewichtige toon diens voornaamste en meest prestigieuze grondgebieden op. Zo’n introductie luidde bijvoorbeeld: ‘Jacobus I, de koning van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk, Puloway en Puloroon!’
Deze laatste twee heten nu Ai en Run en zijn bij de meeste mensen volstrekt onbekend. Zelfs op de beste kaarten zijn de eilandjes in de Stille Oceaan bij Indonesië niet meer dan speldenknopjes.
‘Ik zorg ervoor dat ik een route naar de Specerij-eilanden vind en als het me niet lukt, laat Uwe Majesteit mij dan straffen.’ Hernán Cortés in een brief aan de Spaanse koning in 1526
Maar 400 jaar terug waren Ai, Run en zeven andere eilanden met een totale oppervlakte van 44 km² een droomplek, want ze hadden iets wat verder nergens te vinden was: nootmuskaat.
Deze specerij was in de 13e eeuw al bij de Europeanen bekend, maar vóór de grote ontdekkingsreizen wisten zij niet waar nootmuskaat vandaan kwam.
De Europeanen die muskaatnoten van Arabieren kochten, hadden geen flauw benul van de route die ze hadden afgelegd, van plantages op de Specerij- of Banda-eilanden tot de verscheping via Straat Malakka naar de Malabarkust in India.

Banda-eilanden/1500
De kostbaarste specerij ter wereld groeit maar op één plek: een groepje eilanden in de Stille Oceaan. De Europeanen willen per se de locatie waar de muskaatnoot groeit, vinden.
Hier werden ze aan Arabische handelaren verkocht, die ze vervoerden naar de Perzische Golf en de Rode Zee.
De rest van de reis ging per kameelkaravaan door de woestijn naar de Middellandse Zeekust, en hier kwamen de muskaatnoten pas in handen van Europese opkopers die ze naar Lissabon, Madrid, Parijs en Londen brachten.
Door de lange reis en de vele tussenpersonen werden de noten aan klanten in Europa verkocht voor een bedrag dat honderden keren hoger lag dan de oorspronkelijke prijs. De vorstenhuizen in Europa zagen al rijke imperiums met koloniën vol specerijen voor zich.

Eén laadruim vol muskaatnoten kon het verlies van meerdere schepen compenseren.
Voor Columbus, Vasco da Gama en Magelhaen was de jacht op kostbare specerijen als nootmuskaat een van de belangrijkste redenen voor hun reizen.
Columbus werd er wanhopig van. Hij keerde van vier reizen terug naar Spanje met ‘specerijen’ die telkens gewoon schors bleken te zijn. Zijn bemanningsleden beweerden dan dat ze in het oerwoud een nootmuskaatboom hadden gezien waar helaas nog geen noten aan zaten!
De nieuwe koloniën in Amerika leverden de Spanjaarden een vermogen op, maar tot hun grote frustratie zat er geen enkele specerij bij. Zelfs Cortés, die armada’s met laadruimen propvol goudstaven naar Spanje terugstuurde, betreurde het dat hij niet in staat was nootmuskaat te vinden.

De kostbare specerijen werden tijdens koninklijke diners in de wijn gedaan.
Zo uit het paradijs
Specerijen brachten niet alleen een goede maaltijd op smaak, ze werden ook als afrodisiacum en bescherming tegen ziekten gebruikt.
Specerijen zijn pas in de laatste paar eeuwen gemeengoed geworden. Voordien waren ze zeldzaam, exotisch en zeer kostbaar.
Ze waren niet alleen gewild wegens hun waarde bij het koken of omdat ze werden gebruikt als afrodisiacum, voor het aanroepen van de goden, het genezen van ziekten, of zelfs als bescherming tegen de pest.
Bovenal waren specerijen een statussymbool, omgeven door een aura van welvaart en prestige. Ze waren een genotmiddel dat was voorbehouden aan de rijke elite.
Beschrijvingen van middeleeuwse koninklijke diners bevatten vaak een waslijst met de precieze hoeveelheden gebruikte kruiden, vaak vermengd met wijn.
Zo werden er in 1256 bij een groot banket voor de koning van Schotland vier pond kruidnagelen en twee pond nootmuskaat gebruikt.
Vooral de muskaatnoot sprak tot de verbeelding omdat men vóór de 16e eeuw niet wist waar deze groeide, alleen dat dat heel ver weg was, volgens sommigen misschien wel in het paradijs zelf.
In 1526 schreef hij in een brief aan de koning: ‘Ik zorg ervoor dat ik een route naar de Specerij-eilanden vind en als het me niet lukt, laat Uwe Majesteit mij dan straffen als een leugenaar.’
Waar Columbus en Cortés gewoon op de verkeerde plek zochten, had de Portugees Vasco da Gama direct succes. Hij veroverde de Malabarkust en gaf zijn land daarmee de specerijenhandel in handen.
In de jaren daarna reisden de Portugezen steeds verder oostwaarts en in 1511 gingen ze als eerste Europeanen aan land op de Specerij-eilanden.
Grote twijfel over eigendom
Al spoedig kwamen de eerste schepen, met een vermogen aan nootmuskaat, in Lissabon aan. De tochten waren met veel geheimzinnigheid omgeven, en zeekaarten met de locatie van de Banda-eilanden waren staatsgeheim.
De Portugezen waren namelijk bang dat Spanje aanspraak maakte op de kostbare Specerij-eilanden. In 1493 hadden Spanje en Portugal met de zegen van de paus het Verdrag van Tordesillas gesloten en de wereld verdeeld.
‘Koning van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk, Puloway en Puloroon’ Jacobus I, begin 17e eeuw koning van de Engelse koloniale bezittingen
Spanje kreeg de Nieuwe Wereld in het westen, en Portugal de andere helft in het oosten.
De Specerij-eilanden lagen dan wel in het oosten, maar de tocht duurde langer dan gedacht. Tussen de eilanden en de Nieuwe Wereld van de Spanjaarden in Amerika lag alleen de Stille Oceaan die je, dachten ze, in een paar dagen kon oversteken. En de eilanden lagen misschien wel in het Spaanse deel.
De Portugese edelman Fernão de Magalhães – ook bekend als Magelhaen – besloot de zaak op te helderen. Hij wilde de in zijn ogen kortste route naar de eilanden nemen – naar het westen, om Zuid-Amerika heen en dan in een paar dagen over de Stille Oceaan.
De Portugese koning weigerde de expeditie te bekostigen. Hij wilde de waarheid helemaal niet weten.
Daarom ging Magelhaen naar de koning van Spanje, die de expeditie met alle plezier wilde ondersteunen. In september 1519 vertrok Magelhaen met vijf schepen, onder felle protesten van de Portugezen.
De reis over de Stille Oceaan had een nare verrassing in petto: de oceaan was veel groter dan was becijferd en de oversteek duurde wel 14 weken. Magelhaen overleefde de tocht, maar werd bij een confrontatie met een Filipijnse stam gedood.
Toen de weinige overlevenden na een tocht van twee jaar eindelijk de Specerij-eilanden bereikten, bleken die nog net in het Spaanse deel te liggen.

Op deze 20e-eeuwse plaat, die vast in een klaslokaal hing, is de lange weg van de nootmuskaat van de Banda-eilanden in de Stille Oceaan naar de Europese keukens afgebeeld.
Engeland en Nederlanden in gevecht
De Portugezen konden niet ongestoord over hun nootmuskaat beschikken. De Nederlanders hadden namelijk grote plannen voor een specerijenimperium. Ze richtten in 1602 de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op, die het monopolie op de handel in Azië kreeg.
Ook de Nederlandse Republiek dacht met nootmuskaat spekkoper te zijn, en al in 1599 stuurde de voorloper van de VOC een vloot naar de Banda-eilanden.
Ondanks het Portugese garnizoen veroverden ze enkele forten en vulden ze hun ruimen met nootmuskaat. En ook al vergingen tijdens de lange reis wel acht van de 22 Nederlandse schepen, de investeerders hadden een rendement van 400%.

De Nederlanders bouwden in 1609 een fort op Banda Neira. Het moest het monopolie van de Republiek op de handel in de felbegeerde muskaatnoot veiligstellen.
De Engelse koningin Elizabeth I wilde niet achterblijven. In 1603 ging een expeditiemacht op twee eilanden aan wal.
Deze bemoeienis leidde ertoe dat de erfgenaam van Elizabeth, Jacobus I, zich in de jaren daarna trots ‘koning van Engeland, Schotland, Ierland, Frankijk, Puloway en Puloroon’ kon noemen.
Maar niet voor lang, als het aan de VOC lag, die al gauw uitgroeide tot het rijkste handelsbedrijf ooit en over 150 handelsschepen, 40 oorlogsbodems en 50.000 soldaten en civiele werknemers beschikte.
Nootmuskaat leverde de VOC in de 17e eeuw een rendement van 2000% op en daar mochten de Engelsen niet aankomen. Een reeks bloedige gevechten leidde in 1619 tot het vertrek van de Engelsen.

De Nederlandse Republiek verdreef de Engelsen van de Specerij-eilanden, maar tijdens de Napoleontische Oorlogen keerden de Engelsen terug.
De jaren erna bewaakte de VOC haar monopolie angstvallig. Elke dreigende opstand onder de eilandbevolking werd al snel bloedig de kop ingedrukt. En thuis in Amsterdam zorgden ‘de Heeren Zeventien’ (het VOC-bestuur) er wel voor dat de specerij zo schaars bleef, dat de schandalig hoge prijs niet daalde.
Een document uit 1734 vertelt hoe de VOC alleen al in dat jaar 600 ton nootmuskaat verbrandde in Amsterdam, zodat de olie van de brandende noten letterlijk over de kinderkopjes van de stad liep.
Een Amsterdammer kon het niet laten een handvol noten te pikken, als ze toch werden vernietigd. Hij werd een paar dagen later opgehangen.
Engeland weigerde te accepteren dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden nu alle nootmuskaat ter wereld bezat en eiste dat de Nederlanders het eiland Run teruggaven.

De eilandbewoners hielpen de Fransen stekjes stelen en namen zo wraak op de Nederlanders.
Nootmuskaatstrijd door de jaren heen
Eeuwenlang groeide nootmuskaat alleen op de mythische Specerij-eilanden ergens in de Stille Zuidzee. Toen de Europeanen ze ontdekt hadden, begon een lange, bloedige strijd om de muskaatnoten.
1512 – De Europeanen komen
Portugezen ontdekken en annexeren de Banda-eilanden.
1599 – Eilanden wisselen van eigenaar
De Nederlanders komen naar de eilanden en veroveren de belangrijkste Portugese forten.
1603 – Twee eilanden veroverd
De Engelsen komen aan met hun vloot en grijpen de macht op twee Banda-eilanden.
1619 – Republiek krijgt de overhand
Na hevige gevechten lukt het de Nederlanders om de Engelsen te verdrijven.
1667 – New York in ruil voor nootmuskaat
Engeland erkent het Nederlandse recht op de Banda-eilanden. De vergoeding is royaal. De Republiek draagt het recht op New York over, de grootste handelspost in Noord-Amerika.
1770 – Fransman steelt stekjes
De Nederlanders verliezen het monopolie op nootmuskaat als de Franse avonturier Pierre Poivre stiekem op de Banda-eilanden landt en stekjes steelt, die op Mauritius worden geplant.
1810 – Engelsen op verovertocht
De Engelsen wenden de Napoleontische oorlogen aan als excuus om de Banda-eilanden te veroveren. Ze stellen snel stekjes van de kostbare nootmuskaatboom veilig en planten die her en der in hun imperium, onder meer in Maleisië en op de Caraïben.
1814 – Monopolie is doorbroken
Nederland krijgt de Banda-eilanden terug, maar raakt het monopolie op nootmuskaat kwijt. Fransen en Engelsen hebben stekjes gestolen, waardoor de productie stijgt en de prijs daalt. Al snel is de specerij geen luxeartikel meer en kan iedereen hem kopen.
Na allerlei schermutselingen en onderhandelingen sloten de landen in 1667 een verdrag, waarbij de Engelsen erkenden dat de Specerij-eilanden voorgoed eigendom van de Republiek werden.
Engeland liet zich er echter goed voor betalen en kreeg iets wat nu misschien wel het meest waardevolle stuk grond ter wereld is: de Nederlanders gaven de Engelsen het volledige recht op een handelspost in Noord-Amerika, Nieuw Amsterdam, die de Engelsen al meteen omdoopten tot New York.