Zde
Kerkklokken

Wanneer kregen kerken klokken?

In de eerste christelijke kerken gebruikten de priesters geroep, gekletter en trompetten om gelovigen naar de kerk te krijgen. Maar 1600 jaar geleden kreeg een bisschop een idee.

De Bijbel schrijft niet voor dat christelijke heiligdommen een klok moeten hebben, maar moedigt gelovigen wel aan om luidruchtig te zijn en God te vereren met ‘gejubel’, ‘vreugdekreten’ en ‘vreugdevol gezang’.

Daarom hebben geestelijken sinds het begin van de kerk harde geluiden gebruikt om de gelovigen samen te brengen voor de dienst. Ze riepen luid, bliezen op trompetten of sloegen planken tegen elkaar.

De paus zegende de klokken

De Romeinse bisschop Paulinus van Nola was de eerste die een klok monteerde op een kerk, rond 400 n.Chr. Hij raakte geïnspireerd door de klokjes die lokale priesters luidden om mensen naar de kerk te roepen.

Sommige historici wijzen erop dat die eer eigenlijk bisschop Niketas Choniates toebehoort, die decennia eerder al kerkklokken in gebruik nam.

Hoe het ook zij, de grote klokken waren al snel populair, en in het begin van de 7e eeuw werden ze zo veel gebruikt dat paus Sabinianus het gebruik van klokken zegende vanwege het doel voor de liturgie en communie.

Kerkklokken

In de loop van de vroege middeleeuwen kregen de meeste kerken in Europa klokken.

© Zde

De klokken beschermden de doden

Daarmee kregen klokken de goedkeuring van de kerk, en in de vroege middeleeuwen werden overal in Europa kerken en kloosters uitgerust met klokken, waar ze ook leidden tot bijgeloof. Het kerkklokkengeluid werd gebruikt om boze geesten te weren, zieken te genezen of de zielen van doden te beschermen.

Een van de bekendste legenden is dat kerkklokken uit zichzelf konden luiden als er een tragedie of ramp gebeurde. Zo zouden de klokken in de kathedraal van Canterbury uit zichzelf hebben geluid toen de Engelse aartsbisschop Thomas Becket in 1170 werd vermoord.