Op een morgen in 1583 klopte Eliseo Capis, onderzoeksrechter van de paus, aan de poort van het nonnenklooster San Lorenzo in Bologna.
Dat leidde tot nerveus gefluister in de gangen.
Iedereen wist dat Capis een ketterjager van de inquisitie was.
Hij had drie man tot de brandstapel veroordeeld en kwam vast niet voor de gezelligheid langs.
Het gerucht ging dat de nonnen van San Lorenzo aan hekserij deden, en de vertrouweling van de paus kwam poolshoogte nemen.
Capis nam plaats in het parlatorium – de spreekruimte.
De kamer stond via een tralievenster in verbinding met een andere ruimte, waardoor nonnen zonder lichamelijk contact met gasten konden praten.
Het werd nu gebruikt voor verhoren. De priorin – de kloosteroverste – was de eerste getuige, en Capis keek haar onderzoekend aan door de tralies.
‘Ik zeg liever niets, want ik weet er te weinig van. Maar ik heb gehoord dat er gebruik is gemaakt van heksenkunsten om een bratsch (een altviool, red.) terug te vinden. Sommigen zeggen dat de novice Angela Tussignana magie gebruikte om uit te vinden wie hem had meegenomen, maar alleen God weet of dat waar is.’
Capis kreeg wel vaker ontwijkende antwoorden en wist dat het lang kon duren.
Hij moest 100 nonnen en anderen die iets met het klooster te maken hadden verhoren, en vervolgens verantwoording afleggen aan de bisschop en enkele kardinalen.
De regels van de kerk stonden zijn werk alleen maar in de weg. In de richtlijnen stond: ‘Nonnen worden niet gemarteld, maar er mag wel mee gedreigd worden.’
Het verhoorprotocol van Capis bevindt zich nu in het archief van het Vaticaan in Rome. De Amerikaanse historicus Craig A. Monson heeft uit dit archief een aantal tuchtzaken tegen nonnen uit de 16e tot de 18e eeuw onderzocht.
De meeste zaken zijn incompleet omdat er veel verloren is gegaan, maar in een enkel geval is het verhaal van begin tot eind bewaard gebleven. De San Lorenzo-zaak is er een van.
De stukken geven een verrassend beeld van het kloosterleven, en laten zien dat dat niet uitsluitend aan de Heer was gewijd, want nonnen – en vooral de jonge novices – waren vaak zeer gefrustreerd over hun afzondering.