Montage Skjold W/Shutterstock

Romeinen houden huis: Druïden gaan ten onder

Toen de Romeinen aan de verovering van het huidige Frankrijk en Engeland begonnen, stuitten ze op mysterieuze priesters: druïden. Die waren enorm machtig en konden het Keltische volk opruien tegen Rome. Daarom moesten ze uitgeroeid worden.

In de dichte ochtendnevel roeien duizenden Romeinse soldaten de nauwe zeestraat over tussen het vasteland van Wales en het eiland Anglesey. Zenuwachtig turen de legionairs naar het donkere land dat voor hen opdoemt. Ze zijn op weg naar een vijand die maar weinigen gezien hebben, maar die zelfs de dapperste soldaten de stuipen op het lijf jaagt: de Britse druïden.

Anglesey is het heiligdom van deze machtige priesters, die zich met Keltische krijgers hebben verschanst voor de laatste slag tegen de Romeinen.

Terwijl de riemen in het water kletsen, klinkt het onheilspellende geschal van de Keltische krijgshoorn. Op het eiland staan duizenden krijgers klaar voor de strijd. Met hun zwaard slaan ze ritmisch op hun schild. Nog griezeliger voor de Romeinen is de aanblik van de druïden in hun gewaden, die met hun kreten en gebaren duistere krachten aanroepen.

Tussen de Keltische soldaten dansen vrouwen als in een trance, die de mannen ophitsen voor het gevecht:

‘Als furiën, gekleed in de zwarte gewaden van de dood en met wilde haren, wuifden ze met hun fakkels,’ aldus de Romeinse geschiedschrijver Tacitus.

In 43 v.Chr. vielen de Romeinen Brittannië binnen, waar de druïden hun heiligdom hadden.

© Bridgeman Images

Op een rotspunt staat de aartsdruïde in een prachtige mantel. Met zijn houten staf wijst hij naar de goddeloze Romeinen en hij spreekt een vloek over hen uit. De boten zijn nu vlak bij het strand, en de legionairs trekken hun zwaard.­

Aan de invasie van het eiland Anglesey in 61 n.Chr. ging meer dan 100 jaar bittere strijd vooraf tussen de Romeinen en de Keltische druïden, die dankzij hun religieuze invloed de Kelten kunnen aanzetten tot opstanden tegen de Romeinse heersers.

Meestal dulden de Romeinen de godsdienst van een gebied dat ze veroverd hebben wel of nemen ze die zelfs over, maar de mysterieuze druïden zijn zo machtig dat Rome maar één uitweg ziet: ze moeten allemaal dood.

Geheimzinnige priesters

Toen de legionairs in 61 bij het laatste bastion van de druïden aankwamen, stonden de priesters al eeuwen aan het hoofd van de Keltische gemeenschap. Omdat ze niets opschreven over hun godsdienst en ceremoniën hangt er een zweem van mystiek rond de druïden. Ook voor de Romeinen waren de priesters een raadsel, maar vooral een bedreiging. Ze waren het rijk net iets te machtig.

‘De maretak is zeldzaam, en als er een ontdekt wordt, wordt er een grote ceremonie gehouden op de zesde dag van de maan.’ Plinius de Oudere

De Kelten zijn een van de oervolkeren van ons werelddeel en leefden al lang voordat het schrift ontstond in Centraal-Europa. Zo’n 6000 jaar geleden vestigden meerdere Keltische stammen zich aan de Donau – het Keltische woord voor water.

Hier kwam rond 1200 v.Chr. de zogeheten Hallstattcultuur op, de bekendste van de vroege Keltische beschavingen. Vanuit het midden van Europa zwermden de Kelten uit naar onder meer het huidige Duitsland, Noord-Italië, Frankrijk en Groot-Brittannië.

Toen schrijvers in het oude Griekenland de Kelten in de 5e eeuw v.Chr. voor het eerst vermeldden, namen de druïden vermoedelijk al een belangrijke plaats in de samenleving en religie in. De Romeinen, die de druïden als eersten beschreven, meenden dat ze in Brittannië ontstaan zijn en daarvandaan naar Gallië, het huidige Frankrijk, kwamen. Of dat juist is, is moeilijk te achterhalen.

© Bridgeman Images

Romeinen wisten wel raad met Kelten

Het staat in ieder geval vast dat op de Britse Eilanden verreweg de meeste sporen van de priesters zijn aangetroffen. Het woord ‘druïde’ zelf komt waarschijnlijk van het Iers-Gaelische woord doire, dat eikenboom en wijsheid betekent.

De oude Kelten geloofden dat er een goddelijke kracht huist in de natuur. Ze beschouwden bomen als heilig, met name de eik en de taxus. Volgens de Romeinse schrijver Plinius de Oudere nam de maretak, een parasitaire plant die op de takken van eiken en andere bomen groeit en geen wortels in de grond heeft, een bijzondere plaats in de Keltische religie in:

‘De maretak is zeldzaam, en als er een ontdekt wordt, wordt er een grote ceremonie gehouden op de zesde dag van de maan.’

De druïden brachten de struik in verband met het eeuwige leven omdat hij de hele winter groen blijft. Volgens Plinius was het belangrijk dat een maretak de grond niet raakte als hij afgesneden werd:

‘Een priester in het wit klimt de boom in met een gouden sikkel, snijdt de maretak los en pakt hem met een doek.’

De maretak werd als magisch gezien omdat hij groen blijft. De druïden oogstten hem met een sikkel.

© Shutterstock

De Kelten dachten dat een drankje van maretak elk dier vruchtbaar kon maken, dat het allerlei ziekten kon genezen en als tegengif kon dienen. De religie van de druïden had echter volgens de oude geschiedschrijvers ook een duistere en angstaanjagende kant.

Goden willen mensenbloed

De veldheer Julius Caesar was de eerste Romein die de druïden uitgebreid beschreef toen hij Gallië veroverde. Volgens Caesar kenden de Galliërs twee klassen van heersers: de druïden en de adel. De priesters waren zo machtig omdat ze een monopolie hadden op alle openbare en particuliere offers aan de goden.

‘De hele Gallische natie is bijzonder bijgelovig,’ schreef Caesar.

Volgens de veldheer was alle kennis over de goddelijke wereld voorbehouden aan de druïden omdat het hun verboden was om erover te schrijven. Alles moest mondeling worden overgedragen. De opleiding tot druïde duurde dan ook 20 jaar. De Griekse en Romeinse schrijvers melden dat de druïden geloofden dat de ziel onsterfelijk is en na een bepaald aantal jaren een nieuw lichaam betrekt.

De priesters voerden hun ceremoniën niet uit in tempels, maar in de vrije natuur tussen de eikenbomen en in cirkels van rechtopstaande stenen.

© Imageselect

Druïde werd je niet zomaar

De druïden vormden een van de machtigste standen van de Keltische maatschappij. Ze gingen over het belijden van de godsdienst, maar deden ook dienst als onderwijzer, wijsgeer, wetenschapper en rechter.

De priesters hadden zo veel in de melk te brokkelen dat ze volgens bronnen tussen twee strijdende legers konden gaan staan om de soldaten te bevelen de wapens neer te leggen. Mannen en vrouwen konden druïde worden, en de kandidaten werden als kind al geselecteerd.

Dan volgde een jarenlange opleiding om alle gebeden, mythen en tradities uit het hoofd te leren. De druïden mochten hun heilige leer niet opschrijven, dus de kennis werd mondeling overgedragen.

De Romeinen en Grieken verhaalden ook over een barbaars gebruik van de Kelten: mensenoffers. Caesar schreef dat stamleden die ernstig ziek waren of de kans liepen om te sneuvelen in de strijd mensen offerden of zwoeren dat te doen om de hulp van de goden in te roepen. En de druïden verzorgden deze offers:

‘Ze denken dat de goden alleen mild gestemd kunnen worden als een mensenleven wordt
gegeven in ruil voor een ander mensenleven.’

Soms werden er offers gebracht voor de hele gemeenschap. De Kelten vlochten dan grote godenbeelden van takken, waar de slachtoffers
in werden opgesloten:

‘Dan worden ze aangestoken en gaan de offers in vlammen op,’ schreef Caesar.

Meestal werden er misdadigers uitgekozen, maar in noodgevallen konden ook onschuldige mensen worden geofferd. De Kelten hadden drie belangrijke goden aan wie mensen werden geofferd: Esus (de oorlogsgod), Taranis (de god van de donder) en Teutates (de stammengod).

De offers van Esus werden in een boom opgehangen, die van Taranis verbrand en die van Teutates verdronken. Alleen de priesters mochten dieren en mensen aan de goden offeren. De druïden speelden echter een veel grotere rol in de gemeenschap, en juist daar maakten de Romeinen zich zorgen over.

Druïden zijn de baas

In tegenstelling tot de geestelijken van de Romeinen, die zich in de eerste plaats met de religie bezighielden, bekleedden druïden nog veel andere functies. Ze waren vrijgesteld van belasting en dienstplicht en dienden in ruil daarvoor als onderwijzer, wetenschapper, wijsgeer en rechter.

Ze hadden het recht om mensen te ver-bannen, en omdat ze veel kennis bezaten, waren ze volgens Caesar populair:

‘Een grote groep jongemannen dromt om hen samen, en ze staan hoog in aanzien.’

De druïden waren de baas in de Keltische maatschappij, zelfs over de stamhoofden.

© Bridgeman Images

Vanwege hun rol als priester, rechter en wetenschapper stonden de druïden boven aan de Keltische hiërarchie.

‘Zonder hun advies neemt het stamhoofd geen enkel besluit, dus in feite maken zij de dienst uit, terwijl de stamhoofden, die op hun gouden troon in hun weelderige paleis zitten, gewoon doen wat de druïden zeggen,’ aldus de Griekse schrijver Dio Chrysostomus.

Rome is bang voor druïden

De Romeinen hadden geen moeite met de vele Keltische goden, die wel wat op die van henzelf leken. En hoewel Romeinse schrijvers in hun propaganda tegen de druïden vooral op de mensenoffers hamerden, was dat vermoedelijk niet de hoofdreden dat Rome hen als vijanden zag.

Toen Caesar Gallië binnenviel, was het nog maar een jaar of 50 geleden dat de Romeinen zelf een eind gemaakt hadden aan hun mensenoffers. Bovendien waren de Romeinen niet vies van wat bloedvergieten. In hun arena’s slachtten de gladiatoren elkaar onder luid gejuich af en werden mis-dadigers verscheurd door wilde dieren.

Panoramix is in Asterix de druïde van het Gallische dorp.

© Imageselect

Panoramix vs. de werkelijkheid

Het lijkt erop dat de Romeinen vooral beducht waren voor de totale macht die de druïden over de Keltische stammen uitoefenden. Toen het Gallische stamhoofd Vercingetorix in 52 v.Chr. een
opstand tegen de bezetter ontketende, had hij vermoedelijk de steun van de druïden of was hij er zelfs door hen toe aangezet. De opstand was zo omvangrijk dat Caesar slechts ternauwernood kon voorkomen dat hij werd verjaagd.

Toen de veldheer de situatie weer onder controle had, liet hij een aantal rebelse stammen uitroeien.

Duizenden Kelten werden doodgeslagen en hun dorpen en akkers werden platgebrand, zodat de overlevenden verhongerden.

‘Hij stelde een verbod in op de weerzinwekkende en onmenselijke religie van de druïden.’ De Romeinse historicus Suetonius

Uiteindelijk moesten Vercingetorix en zijn rebellen hun toevlucht zoeken in de versterkte nederzetting Alesia. Na een bloedige belegering gaf het stamhoofd zich over en werd Gallië, waar in tien jaar strijd mogelijk wel een miljoen doden waren gevallen, ingelijfd bij het Romeinse Rijk. De tijd van de druïden in Gallië was voorbij.

Het laatste bastion

Na de val van Gallië was Brittannië de enige plaats waar de druïden het nog voor het zeggen hadden. De troepen van Caesar waren er in 55 v.Chr. geland, maar de expeditie was van korte duur en beperkte zich tot het zuiden. De Keltische Britten werden door de Romeinen met rust gelaten.

Het heeft er alle schijn van dat de Gallische druïden na de annexatie door Rome de bezetter bleven tegenwerken. In ieder geval vertelt de Romeinse geschiedschrijver Suetonius dat keizer Augustus rond het jaar 1 bekendmaakte dat niemand druïde én Romeins burger kon zijn, en keizer Tiberius verbood de werkzaamheden van de druïden.

Op de Ketel van Gundestrup is te zien hoe iemand een ander verdrinkt in een vat.

© Imageselect

Goden eisten mensenoffers

In 41 n.Chr. kwam Claudius op de troon, en dat was het begin van het eind voor de druïden. De nieuwe keizer had een overwinning nodig en besloot om Brittannië te veroveren. In 43 gingen de Romeinse legioenen aan land, en ze onderwierpen het zuidelijke deel van het eiland razendsnel.

Claudius beschouwde de Britse druïden als een ernstige bedreiging omdat ze de bewoners opstookten tegen het gezag van Rome. De keizer deelde dan ook meteen de eerste klap uit:

‘Hij stelde een verbod in op de weerzinwekkende en onmenselijke religie van de druïden,’ zo meldde Suetonius.

De Romeinse invasiemacht bestond uit vier legioenen onder leiding van Aulus Plautius, die de eerste gouverneur van Brittannië werd. In het begin liep de bezetting van het zuiden van het eiland op rolletjes. Bij het huidige Colchester aan de Theems bouwden de Romeinen een fort, en ze organiseerden de ver-overde gebieden als een provincie.

In 47 vielen de legionairs het huidige Wales binnen, maar daar stuitten ze op hevig verzet. De Keltische stammen maakten gebruik van het bergachtige terrein en voerden een guerrillaoorlog tegen de Romeinen, die hun militaire overwicht niet konden benutten. De gevechten sleepten zich jarenlang voort en kostten veel levens.

Volgens de Romeinen verbrandden druïden mensen in grote figuren van gevlochten takken.

© Imageselect

Volgens Rome zaten de druïden achter het onverwacht felle verzet, vooral omdat het heiligdom van de priesters, het eiland Anglesey, bij het noordwesten van Wales lag.

In 61 besloot de kersverse gouverneur Gaius Suetonius Paulinus, die een paar jaar eerder een opstand had neergeslagen in Noord-Afrika, om het hardnekkige verzet van de Britten voor eens en voor altijd te breken door de druïden op Anglesey uit te roeien.

De eindstrijd begint

Op een kille voorjaarsochtend in 61 verzamelt Suetonius zijn troepen aan de Welshe kust. De gouverneur heeft de plek zorgvuldig uitgekozen: de zeestraat tussen het vasteland en Anglesey is er met 250 meter op zijn smalst. Volgens Tacitus maakt Suetonius gebruik van het getij om over te steken:

‘Hij bouwde een vloot van platboomde boten, waarmee de infanterie overstak. De soldaten van de cavalerie, die er ook bij waren, waadden of zwommen, al naargelang de waterdiepte, naast hun paarden.’

De troepen hebben katapulten meegenomen om de vijanden met stenen te kunnen bekogelen. Op het land stellen de legionairs zogeheten ballista’s op, die een soort speren 600 meter ver kunnen schieten om de Kelten op Anglesey murw te beuken. Op het eiland staan plaatselijke krijgers en stamgenoten van het vasteland klaar om de Romeinen een warm onthaal te geven.

Tijdens de winter-zonnewende haalden de druïden maretak uit de eikenbomen waar de plant op groeit.

© Bridgeman Images & Shutterstock

Keltische feesten bestaan nog steeds

Terwijl de Romeinse vloot de smalle zeestraat langzaam oversteekt, vult de lucht zich met de rook van de honderden brandende projectielen die de artillerie achter de legionairs lanceert.

Vanwege de beschietingen vluchten de Kelten van het strand af en de achtergelegen rotsen op, waar ze allerlei kreten slaken om de goden ertoe te bewegen een handje te helpen.

Wanneer de eerste Romeinen aan land komen, schrikken ze van de aanblik van de druïden en de woeste Keltische krijgers.

‘De angstaanjagende vertoning maakte de soldaten zo bang dat ze als aan de grond genageld bleven staan en vergaten hun lichaam te beschermen.’

Suetonius, die de angst op de gezichten van zijn mannen ziet, steekt ze een hart onder de riem door erop te wijzen dat ze tot Romes beste soldaten behoren en wel voor hetere vuren hebben gestaan:

‘Gerustgesteld door hun generaal, terwijl
ze elkaar ophitsten en zwoeren nooit meer te aarzelen tegenover een stelletje vrouwen en fanatiekelingen, vielen de soldaten aan,’ aldus Tacitus.

Tijdens de aanval op Anglesey hakten de Romeinen de druïden in de pan.

© Imageselect

De Kelten bestoken de Romeinen met speren en pijlen, waardoor veel soldaten in de voorste linie sneuvelen. Maar de legionairs laten zich niet tegenhouden en rennen met getrokken zwaard op de tegenstander af. Iedereen die in de weg staat, wordt neergehouwen. Al snel hebben de Romeinen een bruggenhoofd gevestigd en gaan er meer aan land.

Nu nemen de infanterie en cavalerie hun gebruikelijke formaties aan en weten ze de vijand flink terug te dringen. Volgens de Romeinse bronnen is het één groot bloedbad. De lichtbewapende Keltische strijders maken geen kans tegen de Romeinse overmacht, die ervan profiteert dat de vijand zich deze keer nergens kan verstoppen.

Mannen, vrouwen en kinderen worden zonder aanzien des persoons een kopje kleiner gemaakt, terwijl de druïden bij hun altaars doodgeslagen worden of samen met hun heilige eiken worden verbrand. Alles wat ook maar iets met druïden te maken heeft, wordt verwoest.

Druïdekoningin leidt laatste opstand

De Keltische priesterstand kwam de slachtpartij op Anglesey nooit te boven. Kort na de nederlaag begonnen de Britten een laatste wanhoopsoffensief tegen de Romeinen. De opstand werd geleid door Boudicca, koningin van de Iceni, die volgens een aantal historici een vrouwelijke druïde was. Ze spoorde haar krijgers aan met de woorden:

De nieuwe druïden van de 19e eeuw kwamen naar Stonehenge om ceremoniën te houden.

© Imageselect

Druïden herrezen

‘We zullen ze laten zien dat ze slechts vossen en hazen zijn die over honden en wolven willen heersen!’

De meer dan 100.000 strijders verwoestten drie grote Romeinse nederzettingen en doodden zo’n 70.000 burgers. Uiteindelijk werd de opstand echter neergeslagen en pleegde Boudicca zelfmoord. Het was de laatste stuiptrekking van de druïden.

Hoewel de priesterstand in Ierland nog een paar honderd jaar bleef bestaan, kwam er ook daar, met de komst van het christendom in de 5e eeuw, een einde aan de druïden. Ironisch genoeg waren het vroege Ierse monniken die veel verhalen over de druïden opschreven, waardoor we die vandaag de dag nog kennen. Het zijn herinneringen aan de tijd dat de druïden over de Kelten heersten.