In oktober 312 n.Chr. bereiden twee Romeinse legers zich voor op een grote veldslag. Aan weerszijden van de Milvische Brug in de buurt van Rome staat een leger.
Beide worden ze aangevoerd door een legerleider die aanspraak maakt op de titel van keizer van de stad. Een van die twee, Maxentius, heeft Rome de afgelopen zes jaar met harde hand geregeerd. Zijn tegenstander is de 32-jarige Constantijn, die zojuist met 100.000 trouwe soldaten de Alpen is overgestoken om de macht te grijpen.
De smalle brug over de Tiber is niet makkelijk te veroveren, dus Constantijn houdt halt om de situatie te overwegen.

300 jaar werden de christenen gemarteld door Romeinen die van de religie af wilden.
Eusebius van Caesarea, historicus en een persoonlijke vriend van Constantijn, beschrijft hoe deze kort voor de slag een visioen krijgt:
‘Laat in de middag, de dag was bijna ten einde, zag hij met eigen ogen een lichtend kruis aan de hemel, met daarbij de woorden: “In dit teken zult u overwinnen.” Hij was verbijsterd door dit visioen, net als het leger dat hem op deze expeditie was gevolgd.’
Of Constantijn echt iets zag, valt te betwijfelen. Maar hij liet zijn soldaten twee tekens op hun schild zetten: een grote X met in het midden een P – het chi-rho-symbool.
De letters staan voor het begin van het Griekse woord voor Christus. Bijna 300 jaar eerder was Jezus door de Romeinen geëxecuteerd. Nu moest de timmermanszoon uit Galilea hem beschermen in de strijd.
Toen Maxentius’ lijk een paar dagen later werd gevonden, hakten de soldaten zijn hoofd af en stuurden ze dit het rijk door.
Na enige tijd werd Maxentius ongeduldig en stormde hij met zijn leger de brug over. Constantijns troepen zetten zo’n hevige tegenaanval in dat de aanvallers in het defensief werden gedrongen.
De theoloog Lactantius beschreef de slag.
‘Achter hem (Maxentius, red.) werd de brug verwoest. Toen de soldaten dit zagen, werd de slag nog feller. Gods wil werd uitgevoerd en Maxentius’ troepen werden op de vlucht gejaagd. Hij rende in de richting van de kapotte brug, maar werd door de vluchtende soldaten de Tiber in gedreven.’
Drie goden streden om Rome
Jezus was niet de enige verlosser die aanhangers probeerde te krijgen in het Romeinse Rijk. Twee goden uit Egypte waren erg populair, maar de christenen hadden uiteindelijk de beste bondgenoten.

Apiscultus (Ca. 3000 v.Chr. – 400 n.Chr.).
De aanhangers van deze cultus aanbaden een stierengedaante, die een symbool van kracht en moed was. De stier zou een boodschapper zijn van de god Ptah, die volgens de Egyptenaren de wereld schiep. Volgens de gelovigen werd de stiergod elke 25 jaar opnieuw geboren. Als er een kalf met de juiste tekening werd ontdekt, steeg de interesse in de cultus en kwamen er aanhangers bij.

Isiscultus (Ca. 2500 v.Chr. – 400 n.Chr.).
Isis was een centrale godin in de Egyptische godenwereld en had de macht over o.a. geboorte en magie. Ze was getrouwd met de Nijlgod Osiris en werd gezien als de ideale echtgenote en moeder. Daarnaast was Isis de godin van de dood. Isis was een godin voor iedereen. Bovendien werd ze aanbeden door machtige mannen: keizers als Nero, Trajanus en Hadrianus bevorderden de Isiscultus.

Christenen (Ca. 25 n.Chr. – heden).
Volgens christenen is Jezus de zoon van God en de verlosser van de mens. Door hem te volgen kunnen gelovigen eeuwig leven bereiken. Het christendom beloofde alle gelovigen eeuwig leven, ongeacht hun rijkdom en status op aarde. De christelijke boodschap was niet ‘voor wat, hoort wat,’ zoals bij de oude Romeinse goden, aan wie geofferd moest worden.
Toen Maxentius’ lijk een paar dagen later werd gevonden, hakten de soldaten zijn hoofd af en stuurden ze dit het rijk door. De boodschap was helder: de enige keizer van Rome was Constantijn.
Bijna 300 jaar waren de christenen een verachte en vervolgde minderheid geweest in het enorme Romeinse Rijk, dat een lappendeken van religies was.
Toen Constantijn in 312 n.Chr. God om hulp vroeg, luidde hij dan ook een nieuw tijdperk in voor het christendom.
Een jaar later werd de religie legaal, en tegen 350 n.Chr. was de meerderheid van de Romeinen christen geworden.
Als levende fakkels verbrand
Tot de zege van Constantijn hadden de christenen in het Romeinse Rijk het heel moeilijk gehad.
Rond 32 n.Chr. hadden de Romeinen de religie bijna in de kiem gesmoord. Volgens het Marcusevangelie liet de Romeinse prefect Pontius Pilatus Jezus kruisigen onder druk van joodse leiders om de nieuwe sekte, die onder andere de goddelijke status van de keizer in twijfel trok, een halt toe te roepen.
Toen Jezus’ apostelen de wereld in gingen om zijn boodschap te verspreiden, werden 11 van de 12 gedood.
In kelders en schuilkerken ontmoetten de christenen elkaar.
Ondanks de vervolging schoot het christendom gaandeweg wortel. In kelders en schuilkerken ontmoetten de christenen elkaar.
Binnen een paar jaar bereikten groepjes ook Rome, waar ze heimelijk het geloof verspreidden. Toen in 64 n.Chr. grote delen van de stad afbrandden, had keizer Nero een zondebok nodig voor wie niemand een hand zou uitsteken.
Hij liet christenen arresteren, martelen en op gruwelijke wijze doden: ze werden verscheurd door wilde honden of in dierenvellen gehuld en als levende fakkels in Nero’s tuin verbrand.
Mogelijk stierven de apostelen Petrus en Paulus ook op deze manier.

Constantijn bestreed het christendom niet, maar benutte het.
Dat de christenen het zwaar hadden, blijkt wel uit het antwoord van keizer Trajanus in 111 n.Chr. op een brief van Plinius, de gouverneur van de provincie Bithynia in Klein-Azië.
Plinius had nog nooit geprocedeerd tegen christenen en vroeg hoe dit in zijn werk ging.
Trajanus zei dat de beschuldigden vrijkwamen als ze de Romeinse goden aanbaden. Zo niet, dan wachtte de dood.
Gaandeweg werden de christenen in de Romeinse samenleving echter meer getolereerd. Vanaf 173 n.Chr. mochten ze dienen in Romeinse legioenen en in de 3e eeuw organiseerde de kerk zich in bisdommen.
In 300 vormden de christenen 10 procent van de bevolking van het Romeinse Rijk, en dankzij donaties van geld en grond was de kerk rijk geworden.
5000 gelovigen gedood
In de loop van de 3e eeuw begon het Romeinse Rijk te wankelen. De moord op keizer Severus Alexander in 235 werd gevolgd door een 49 jaar durende machtsstrijd, waarin 26 keizers werden benoemd.
Aan de chaos kwam een eind toen in 284 Diocletianus op de troon kwam.
Om het rijk weer onder controle te krijgen stelde hij drie medekeizers aan, en om de staat nog verder te versterken wilde Diocletianus het volk meer betrekken bij de keizercultus.
De christenen vormden in dit opzicht een probleem, omdat zij beweerden dat hun God boven de keizer stond.
Net als zijn vader offerde Constantijn het liefst aan Mars, de Romeinse oorlogsgod. Maar door zijn moeder kende Constantijn waarschijnlijk ook het christendom.
Een brand in het keizerlijk paleis in Rome werd het voorwendsel voor een van de grootste christenvervolgingen in de geschiedenis. De christenen werden uit het leger gezet en hun bezittingen geconfisqueerd.
Veel kerken werden platgebrand en bisschoppen opgepakt. Ongeveer 5000 christenen werden gemarteld en gedood. Diocletianus’ plan was echter gedoemd te mislukken.
Het rijk telde nu zes miljoen christenen in alle lagen van de samenleving. Vaak waren ze populair, bijvoorbeeld omdat ze scholen leidden.
Een van de vier keizers zat in Engeland. Deze Constantius besloot het bevel uit Rome om christenen te vervolgen, te negeren.
De generaal was getrouwd met een christen, Helena, en hun zoon heette Constantijn.
Toen Constantius in 306 sneuvelde in de strijd, riepen zijn soldaten de 26-jarige Constantijn uit tot keizer. Daarmee erfde hij de macht over Britannia, Gallië en Hispania.
Net als zijn vader offerde Constantijn het liefst aan Mars, de Romeinse oorlogsgod. Maar door zijn moeder kende Constantijn waarschijnlijk ook het christendom.
In 305 trad Diocletianius af, en zonder hem werd het rijk opnieuw instabiel. Er streden nu drie mannen om de macht: Constantijn in de noordelijke provincies, Maxentius in Rome en Licinus in het oosten.
Constantijn besloot in de aanval te gaan. Met 100.000 loyale soldaten trok hij naar Rome om Maxentius aan te vallen.
Het was bij die gelegenheid dat Constantijn het kruis aan de hemel zag, waarna hij de stad wist te veroveren. Constantijn bekeerde zich niet meteen tot het christendom na de openbaring.
Volgens meerdere historici had hij in het begin niet door dat de religie slechts het bestaan van één god aanvaardde.

Geheime tekens hielpen de christelijke gemeente
De eerste 300 jaar na Jezus’ dood werden de Romeinse christenen vervolgd. Om niet te worden ontdekt, gebruikten ze geheime symbolen.

Chi-rho
Dit monogram is een combinatie van de eerste twee letters van het Griekse woord voor Christus (X = chi en P = rho). Constantijn zou deze tekens in een visioen hebben gezien, waarna hij zijn soldaten beval ze als symbool op hun schild te schilderen. Vervolgens won hij een beslissende slag bij de Milvische Brug in 312 n.Chr. Het Chi-rho-kruis wordt nog steeds door veel christenen gebruikt.

Ichthus
Als een christen in de oudheid een vreemde ontmoette, kon hij een halve cirkel op de grond tekenen. Maakte de vreemdeling ook een halve cirkel, zodat de twee een vis vormden, dan was hij een christen. De beginletters van ‘vis’ in het Oudgrieks vormden de afkorting voor ‘Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser’. Het symbool werd ook op geheime kerken gezet.

Alfa en Omega
‘Ik ben de Alfa en de Omega, zegt God de Heer.’ Zo staat het in de Openbaring van Johannes (1:8). Het zijn de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet, die staan voor Gods oneindigheid en almacht. Het symbool was belangrijk voor het vroege christendom en werd in combinatie met kruisen gebruikt.
Keizer voert godsdienstvrijheid in
Een jaar later bleek echter toch dat het visioen bij de Milvische Brug een diepe indruk op Constantijn had gemaakt.
In 313 hielden de twee overgebleven Romeinse keizers een conferentie die grote consequenties zou hebben voor het christendom. Na afloop lieten de mannen een officieel bericht uitgaan.
‘Toen wij, Constantijn Augustus, en Licinius Augustus, elkaar in vrede ontmoetten bij Mediolanum (Milaan, red.), waren we van mening dat het nodig is de verering van de godheid te regelen. Wij schenken daarom de christenen en alle anderen de vrijheid om de religie van hun keuze aan te hangen.’
Dit decreet veranderde alles voor de christenen in het Romeinse Rijk. Na eeuwen in de schaduw te hebben geleefd, konden ze hun geloof nu in het openbaar verkondigen.
Daarbij beval Constantijn dat de bezittingen van de christenen die onder keizer Diocletianus geconfisqueerd waren, moesten worden teruggegeven.
Hoe Constantijn persoonlijk ook dacht over het nieuwe geloof, hij besefte dat de strenge moraal van het christendom een bruikbaar machtsmiddel was.
Constantijns eigen bekering was een langduriger proces. Zo verdween de god Apollo, die de Romeinen van de Grieken hadden overgenomen, pas in 320 n.Chr. van de munten en aarzelde Constantijn om zich te laten dopen.
Wel vaardigde hij wetten uit om bepaalde Romeinse tradities te veranderen. Zo mochten gevangenen niet meer in het gezicht worden gebrandmerkt en hoefden de christelijke priesters niet meer aan de Romeinse goden te offeren.
Hoe Constantijn persoonlijk ook dacht over het nieuwe geloof, hij besefte dat de strenge moraal van het christendom een bruikbaar machtsmiddel was. Na een succesvolle slag tegen een Germaans leger bij de Duitse plaats
Trier in 313 liet hij duizenden ‘barbaren’ doden in het lokale amfitheater. Een van zijn aanhangers prees hem:
‘Wat is er mooier dan deze triomf, dit feest, waarbij hij zijn vijanden laat afslachten tot vermaak van allen?’
Vrouwen maken het rijk christelijk
Hoewel onduidelijk is wat Constantijns religieuze overtuiging op dat moment was, steunde hij de christenen.
Kerken overal in het rijk kregen grote sommen geld, terwijl de traditionele steun aan de oude tempels werd stopgezet.
‘Het geld dat u ontvangt is bestemd voor alle mensen op de lijst,’ schreef de keizer aan de bisschop van Carthago, waarmee hij vermoedelijk priesters en andere christelijke leiders bedoelde.
Constantijn wilde met zijn financiële steun de kerken tot lokale machtscentra maken, die capabele mannen zouden aantrekken en zouden helpen het rijk onder controle te houden.
Geestelijken hoefden zich echter niet bezig te houden met het dienen van de keizer. ‘Priesters worden vrijgesteld van alle verplichte overheidstaken,’ aldus Constantijn.
Het was in het Romeinse Rijk traditie dat de top van de samenleving en de ambtenaren de religieuze overtuiging van de keizer volgden. In eerdere eeuwen telde de staat slechts 300 bureaucraten, maar in 319 had de keizer er wel 30.000 op de loonlijst.
Hoewel Constantijn zelf zich niet had laten bekeren, leerden de ambtenaren al snel dat ze alleen konden opklimmen binnen het ambtenarenapparaat als ze christen werden.
Dankzij Constantijn groeide het aantal christenen binnen een paar jaar flink, maar het ging pas echt hard dankzij de vrouwen. Binnen de Romeinse traditie waren zonen belangrijker dan dochters, en de oude goden weerhielden de burgers er niet van om baby’s te doden.
In een overgeleverde brief schreef een Romeinse soldaat zelfs aan zijn zwangere vrouw:
‘Is het een jongen, houd hem dan. Is het een meisje, gooi haar weg.’
Volgens de christenen waren echter alle mensen evenveel waard, en daarom verbood het christendom kindermoord en abortus. Daarbij mochten christenen hun seksuele behoeften niet stillen bij prostituees of slaven.
Daardoor kregen de christelijke vrouwen in het Romeinse Rijk veel meer kinderen dan vrouwen van andere geloofsrichtingen.
Christenen waren ook beter bestand tegen ziekte. Toen het rijk in de 3e eeuw twee keer werd geteisterd door een dodelijke epidemie, zagen de christenen het als een religieuze plicht om voor de zieken te zorgen – ondanks het risico om zelf besmet te worden.
De ziekenzorg had het neveneffect dat veel christenen die overleefden een sterker afweersysteem kregen.
Twee keizers strijden om de macht
In 317 n.Chr. was de kerstening van het Romeinse Rijk in volle gang. Constantijn hoefde geen geweld te gebruiken om zijn doel te bereiken, want veel burgers bekeerden zich vrijwillig.
In één regio kon hij de kerkelijke verhoudingen echter niet dicteren: in het oostelijke deel van het rijk was Licinius begonnen de christenen te onderdrukken uit angst dat zij Constantijn zouden helpen om hem af te zetten en het rijk te herenigen.
‘Eerst zette Licinius alle christenen zijn paleis uit. Daarna beval hij dat de soldaten van de stad hun rang moest worden ontnomen als ze niet offerden aan de demonen,’ schreef Eusebius.
Het bleef niet bij pesterijen: Licinius liet diverse hoge bisschoppen doden en sloot talloze kerken. In 324 had Constantijn genoeg van de zuiveringen van zijn collega-keizer.

Vaak lieten honderden mensen tegelijk zich dopen, waardoor het aantal christelijke Romeinen explosief toenam.
Miljoenen Romeinen lieten zich dopen
Na de zege van Constantijn in 312 verspreidde het christendom zich pijlsnel door het Romeinse Rijk. Er vonden zelfs massabekeringen plaats.
De 30.000 Romeinse ambtenaren van de staat accepteerden dat er onder Constantijn een nieuwe wind waaide en lieten zich dopen. Anders konden ze hun carrière wel vergeten.
Aan de oostkust van de Middellandse Zee kende de kerk reeds een lange geschiedenis: Jezus’ apostelen hadden de christelijke boodschap hier sinds de 1e eeuw verspreid. Maar in het grote binnenland moest het missiewerk van Constantijn zijn waarde nog bewijzen.
De verhalen over het visioen en de militaire zege van de keizer waren de missionarissen echter vooruitgesneld en de boodschap viel in goede aarde. In tegenstelling tot het harde leven onder de oude goden bood het christendom armen en zieken hulp en een leven na de dood.
De missie was een succes, en miljoenen mensen lieten zich dopen. Niet zelden lieten grote groepen mensen zich tegelijk bekeren, zoals rond 440 in Syrië door de monnik Simeon.
De theoloog Theodoretus beschreef het:
‘Duizenden bedoeïenen waren slaven van het heidense duister, maar nu werden ze verlicht door Simeon, die op een pilaar stond. De ismaëlieten kwamen met 200 à 300 tegelijk aan. Ze namen afstand van het oude bedrog en sloegen hun afgodsbeelden kapot.’
Hij leidde persoonlijk een veldtocht tegen Licinius, en bij de Bosporus kwam het tot een gevecht. Het leger van Licinius van 175.000 soldaten verloor, en volgens Eusebius werd de ‘godshater’ vermorzeld door Constantijn, die ‘het schild van het ware geloof’ droeg.
Na de overwinning was Constantijn keizer van het hele Romeinse Rijk. Het rijk was verenigd – nu het christendom nog. Reeds sinds de dood van Jezus waren de christenen verdeeld over onder meer de verhouding tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
De zogeheten arianen meenden dat God boven Jezus stond, omdat hij hem geschapen had. Maar volgens de orthodoxe christenen was Jezus een deel van Gods wezen en even goddelijk.
Constantijn vond de kwestie triviaal, maar ze dreigde een splitsing te veroorzaken in het rijk dat hij met pijn en moeite had herenigd.
Concilie verenigt de kerk
Daarom organiseerde hij in Nicea in het huidige Turkije een groot concilie. Dankzij het wijdvertakte postwezen konden snel 100 bisschoppen uit het hele rijk worden opgetrommeld.
Kerkhistoricus Socrates Scholasticus beschreef hoe de keizer de vergadering opende:
‘Constantijn kwam binnen en ging in hun midden staan. Maar hij wilde pas gaan zitten toen de bisschoppen daarvoor toestemming hadden gegeven. Zo groot was zijn respect voor hen.’
Toen sprak Constantijn de vergadering toe en verzocht hij haar indringend om overeenstemming te bereiken over de belangrijkste theologische kwesties.
Hoe talrijk zijn uw leugens en hoe gevaarlijk is het gif dat u verspreidt. Ik verbied u van nu af aan om nog samen te komen. Keizer Constantijn
Twee maanden lang debatteerden de geestelijke leiders intensief, en op 25 juli 325 verklaarde de keizer dat de christelijke stromingen 20 gemeenschappelijke regels hadden opgesteld, onder meer over de verhouding tussen God en Jezus, de viering van Pasen en zelfcastratie.
De wetten werden bekrachtigd tijdens een ceremonie waarop het 20-jarig jubileum van Constantijn als keizer werd gevierd.
Eusebius beschreef de aankomst van de keizer op het feest.
‘Het was alsof hij Gods heilige gezant was, gekleed in een purperen gewaad en versierd met prachtige edelstenen en goud. Zo was zijn uiterlijk, maar innerlijk was hij vervuld van vroomheid.’
In zijn toespraak had Constantijn een persoonlijke boodschap voor de bijeengekomen bisschoppen:
‘Lieve vrienden, het was ooit mijn grootste wens om u allen hier verenigd te zien. Nu die wens is uitgekomen, dank ik God dat hij u met elkaar heeft verzoend.’
De keizer benadrukte dat het concilie na de zege op Licinius zijn hoogste prioriteit was geweest:
‘Onenigheid in Gods kerk is erger en gevaarlijker dan oorlog of conflicten,’ sprak hij.
Hoofdstad verhuist naar het oosten
Binnen twee jaar had Constantijn het rijk en de godsdienst verenigd. Maar er waren nog altijd christenen die de nieuwe leerregels niet wilden accepteren.
Met dergelijke rebellen had de keizer geen geduld. In een verklaring sprak hij zich boos uit tegen de novatianen, de valentianen ‘en zij die frygiërs worden genoemd:
hoe talrijk zijn uw leugens en hoe gevaarlijk is het gif dat u verspreidt. Ik verbied u van nu af aan om nog samen te komen.’
Constantijn wilde zich voor zijn dood laten dopen en officieel christen worden. Daarmee zou hij vergeving verkrijgen voor zijn zonden.
Dit was geen loos dreigement – de keizer stond niet tolerant tegenover andersgelovigen. In de jaren erop werden deze gemarginaliseerde groepen gediscrimineerd en met geweld vervolgd.
In deze periode kreeg Constantijn ook genoeg van Rome met zijn vele heidense tempels. De keizer besloot zijn hoofdstad ver naar het oosten te verplaatsen, naar de oude Griekse kolonie Byzantion, die aan de Bosporus lag.
Hier wilde hij een stad opbouwen als eerbetoon aan het christendom – een symbool van het nieuwe tijdperk van het Romeinse Rijk. In razend tempo schoten grote kerken en paleizen op, en rond het geheel kwam een enorme stadsmuur.
In 330 werd de stad al ingewijd, en hij kreeg de naam Constantinopel.

De oudste kerk van de stad werd ingewijd door Constantijn. De kerk is meermaals door brand, aardbevingen en oorlog verwoest, maar telkens weer herbouwd. Nu is de Hagia Eirene een concertzaal.
De nieuwe hoofdstad lag tevens dichter bij de ontstaansplek van het christendom, Jeruzalem. Hier stond een Venustempel die zou zijn gebouwd op de plek waar Jezus was begraven.
De keizer liet de tempel afbreken en de brokstukken ver wegvoeren, omdat ze ‘besmeurd waren met het bloed van demonen’.
Op de plaats waar de tempel gestaan had, liet Constantijn een kerk bouwen, de zogeheten Heilig Grafkerk, die nu wordt gezien als een van de heiligste plaatsen van het christendom.
Geen keus meer
In 20 jaar tijd had de keizer de weg voor het christendom gebaand. Miljoenen mensen sloten zich aan – en niet alleen omdat dit bijvoorbeeld ambtenaren en soldaten grote voordelen bood.
Voor veel mensen was de christelijke boodschap aansprekender dan die van de oude religies. Zo leidde de christelijke boodschap van naastenliefde tot de stichting van scholen en hulp aan de zieken, terwijl de belofte van een eeuwig leven in het paradijs armen en slaven aantrok, die hard werkten en kort leefden.
Constantijn wilde zich voor zijn dood laten dopen en officieel christen worden. Daarmee zou hij vergeving verkrijgen voor zijn zonden.
Daarmee zou hij vergeving verkrijgen voor zijn zonden. Na Pasen 337, hij was toen al ernstig ziek, haastte de keizer zich daarom naar de rivier de Jordaan in het zuiden, waar Jezus was gedoopt.
Hij besefte echter al snel dat hij dat niet meer ging halen en in allerijl moest worden gedoopt. De bisschoppen ‘voerden de heilige ceremonie volgens de traditie uit,’ aldus zijn vriend Eusebius.
Kort daarna stierf Constantijn als de eerste christelijke Romeinse keizer.
Hij liet echter bepaald geen harmonieus rijk na waarin iedereen het eens was over de christelijke leer. Zijn drie zonen doodden hun ooms en neven, zodat ze het rijk onderling konden verdelen.
De mannen accepteerden ook de 20 regels van Nicea niet, waardoor er opnieuw conflicten uitbraken onder de christenen.

In 325 n.Chr. organiseerde Constantijn het Concilie van Nicea, waarop de christelijke leer werd besproken.
Oude geloof wordt verboden
Toen in 361 Constantijns laatste zoon overleed, volgde Julianus de Afvallige hem op. De bijnaam kreeg hij doordat hij heimelijk de oude goden had vereerd.
‘De keizer liet de tempels heropenen, en men moest op de altaren offeren en de oude goden aanbidden,’ schreef de
Romeinse historicus Marcellinus.
De plotselinge terugkeer naar het oude geloof zou niet lang duren, want niet lang daarna kwam Julianus om bij een veldtocht tegen de Perzen. Het christendom bleef zich uitbreiden door het hele rijk. In 380 vaardigde keizer Theodosius de Grote met zijn drie medekeizers een wet uit die andere geloofsrichtingen in het Romeinse Rijk effectief verbood.
‘Allen die onder deze wet vallen, zijn katholieke christenen. Alle anderen, die volgens ons dom en dwaas zijn, zullen smadelijk “ketter” worden genoemd.’
Daarmee was er geen keus meer voor de inwoners van het Romeinse Rijk. Iedereen moest voortaan christen zijn.

Julianus de Afvallige werd tijdens een veldtocht met een speer gestoken. Drie dagen later overleed hij.
Keizer bracht oude goden terug
Toen Constantijn de Grote in 337 stierf, was ongeveer de helft van de bevolking van het Romeinse Rijk christen. Slechts 25 jaar later probeerde een andere keizer de oude goden echter opnieuw in te voeren.
Keizer Julianus – bijgenaamd ‘de Afvallige’ – had christelijke ouders. Toen hij in zijn jeugd in Klein-Azië historische teksten bestudeerde over de Griekse goden, raakte hij ervan overtuigd dat zij ‘de rechte weg’ wezen.
Julianus droeg zijn geloof pas uit nadat hij in 361 de opvolger van Constantijn een christelijke begrafenis had gegeven. Maar toen bekende de nieuwe keizer ook snel kleur: kerken werden gesloten en oude tempels in ere hersteld.
Ver kwam Julianus echter niet met zijn project. Na twee jaar raakte hij tijdens een oorlog tegen de Perzen zwaargewond, en volgens de legende richtte hij zijn laatste woorden tot Jezus:
‘U hebt gewonnen, u Galileeër.’
Het zouden profetische woorden zijn: Julianus was de laatste heidense keizer van het Romeinse Rijk.