Vanaf zijn rechterstoel kijkt Pontius Pilatus bezorgd naar de menigte die zich voor zijn paleis in Jeruzalem verzameld heeft.
Joodse schriftgeleerden, priesters en gewone burgers slingeren beledigingen naar de beklagenswaardige figuur die voor de prefect staat.
‘Kruisig hem!’ roepen ze woedend.
Pilatus’ ongemak groeit. ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ vraagt hij.
De man, die Jezus heet, mag zich dan koning noemen, maar verder lijkt er weinig mis met hem. De eis om hem te laten kruisigen komt zelfs Pilatus drastisch voor.
Bovendien zal een executie ongetwijfeld Jezus’ aanhangers, die hem overal volgen, provoceren. Pilatus weet dat hij een besluit moet nemen. Maar zeven lange jaren tussen de veeleisende joden hebben hem geleerd elke verantwoordelijkheid uit de weg te gaan.
‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man.’ Pontius Pilatus na zijn vonnis tegen Jezus
‘Kruisig hem!’ roept de menigte nog harder.
Pilatus geeft het op. De mensen krijgen hun zin. Terwijl iedereen toekijkt, laat hij water brengen en wast hij zijn handen.
‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man,’ zegt hij zuchtend.
In de Bijbelse evangeliën wordt beschreven hoe het ging toen Pontius Pilatus, de Romeinse prefect van Judea, rond 33 n.Chr. Jezus Christus ter dood veroordeelde.
De gebeurtenis, die leidde tot Jezus’ kruisiging én tot de explosieve groei van het christendom, bezorgde Pilatus voorgoed een plek in de geschiedenis.

Pontius Pilatus schreef onvrijwillig geschiedenis toen hij onder druk Jezus ter dood veroordeelde.
Zijn naam wordt, als enige naast die van de Maagd Maria, over de hele wereld in kerken genoemd als de apostolische geloofsbelijdenis wordt uitgesproken: ‘... geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven ...’
Maar Pilatus was verre van voorbestemd voor deze prominente plaats in de wereldgeschiedenis. Hij wilde eigenlijk het liefst gewoon zijn werk doen, zonder al te veel drama. Maar dat bleek onmogelijk, want Judea was de nachtmerrie van elke ambtenaar.
Rome onderwierp Pilatus’ volk
We weten niet veel over Pilatus’ jeugd. Maar hij werd waarschijnlijk een paar decennia eerder dan Jezus geboren, en zijn familie, het geslacht Pontii, behoorde tot de Samnieten.
Die leefden in het zuiden van de Apennijnen in Italië en kenden de wreedheid van de Romeinen als geen ander. Ze hadden meerdere oorlogen uitgevochten tegen Rome voor ze in 290 v.Chr. werden onderworpen door de machtige stad.

In 321 v.Chr. versloegen de Samnieten de Romeinen en dwongen ze hen onder een juk door te lopen.
In 83 v.Chr. brak er een burgeroorlog uit in Rome en behoorden de Samnieten tot de verliezers – met fatale gevolgen.
De winnaar van de burgeroorlog, de dictator Sulla, liet duizenden Samnieten doden, zodat de stam zich nooit meer zou kunnen herstellen. ‘Hun steden zijn nog slechts kleine dorpjes, of zelfs geheel verlaten,’ schreef de historicus Strabo 50 jaar later.
De overlevende Samnieten vergaten de wrede zuiveringen nooit. Maar gaandeweg werden ze geassimileerd in het Romeinse Rijk. Dat gold ook voor het geslacht Pontii, dat geleerd had zich te schikken.
Pilatus’ vader wist zelfs op te klimmen tot de ridderstand, een klasse vlak onder de invloedrijke senatoren.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de Pontii in het Romeinse leger vochten, want de bijnaam ‘Pilatus’ duidt waarschijnlijk op vaardigheden in het werpen van de pilum, een speer met een lange ijzeren punt.

Pontius Pilatus werd mogelijk ‘Pilatus’ genoemd omdat hij vaardig was met de Romeinse pilum-speer.
Of Pilatus zijn erenaam aan zichzelf of aan zijn vader te danken had, is onbekend. Maar historici denken dat de jonge Pilatus als officier diende en kort voor het begin van onze jaartelling onder meer vocht tegen de Germanen langs de Rijn.
We weten niet hoe lang Pilatus in het leger heeft gediend. Maar in 26 n.Chr. bracht een koerier hem een wastablet van keizer Tiberius. Daarop stond dat hij was benoemd tot prefect (stadhouder) van de provincie Judea.
De benoeming kan zowel een promotie als een straf zijn geweest. Maar als Pilatus had geweten hoeveel problemen de functie hem zou geven, had hij vast bedankt.
Judea bezat namelijk geen goud of andere rijkdommen. Daarbij was het gebied een politieke heksenketel, die al talloze Romeinse gezanten grijze haren had bezorgd onder hun lauwerkrans.
De ergste Romeinse provincie
De provincie Judea besloeg in Pilatus’ tijd het gebied tussen de Dode Zee en de Middellandse Zee. De regio had voor de Romeinen nauwelijks economisch belang.
Het kleine stukje land controleerde echter wel de route over land en water naar Egypte en daarmee de cruciale graantoevoer naar Rome. Ook vormde het een buffer tegen het oorlogszuchtige Parthische Rijk in het oosten.
Toen Pilatus in 26 n.Chr. in Judea aankwam, was de regio al 20 jaar een Romeinse provincie. En al die tijd waren de vele joodse groeperingen de bezettingsmacht vijandig gezind geweest.

Pontius Pilatus werd benoemd door keizer Tiberius, die bij vriend en vijand gevreesd was.
Ze vreesden dat Rome polytheïsme zou invoeren of verafschuwden de Romeinse inmenging in joodse geschillen. Er smeulde daardoor voortdurend onrust.
Pilatus wist dat hij voorzichtig moest zijn. Maar hij zat in een spagaat. Hij moest ook rekening houden met zijn meerdere, keizer Tiberius, die bekendstond om zijn wreedheid en zijn angst voor complotten.
In zijn residentie op het eiland Capri vermaakte de paranoïde keizer zich door echte en denkbeeldige vijanden van de 100 meter hoge kliffen van het eiland te laten gooien. Pilatus moest dus een evenwicht zien te vinden tussen de keizer tevreden houden en de woede van de joden vermijden.
De prefect had echter een slechte start. Toen hij Jeruzalem binnentrok, liet hij volgens de Romeinse traditie zijn troepen het portret van de keizer dragen op de standaarden van het leger. Dat had hij nooit moeten doen.
‘Ze wierpen zich op de grond, ontblootten hun hals en zeiden liever te willen sterven dan de wet te overtreden.’ Flavius Jozefus over de joodse reactie op Pilatus’ dreigementen
De joden beschouwden de portretten als afgoderij en kwamen massaal naar de stad om te demonstreren. Voor Pilatus waren de protesten een belediging van de keizer.
Hij dreigde de demonstranten dat hij zijn soldaten op hen af zou sturen als ze zich niet verspreidden. Maar het pakte anders uit dan verwacht. De joden smeekten niet om genade, maar bleken bereid om te sterven.
‘Ze wierpen zich op de grond, ontblootten hun hals en zeiden liever te willen sterven dan de wet te overtreden (het verbod op afgodsbeelden, red.),’ aldus de geschiedschrijver Flavius Jozefus.
Uit angst voor de gevolgen van een bloedbad beval Pilatus zijn troepen zich terug te trekken. En hij liet de standaarden wijselijk verwijderen.
Joden haatten Pilatus’ geschenk
Na de eclatante nederlaag veranderde Pilatus van tactiek: hij zou de joden verwennen. De prefect liet een 20 kilometer lang aquaduct aanleggen om water naar het kurkdroge Jeruzalem te brengen.
Maar het plan mislukte. Het geld voor de bouw kwam uit de tempelkas van de joden, en hoewel dat volkomen legaal was, viel het helemaal verkeerd. Toen Pilatus in Jeruzalem aankwam, werd hij opnieuw omringd door woedende joden.
‘Veel mensen stierven, door de klappen die ze kregen of doordat ze onder de voet werden gelopen toen ze wilden vluchten.’ Flavius Jozefus over Pilatus’ aanval op joodse demonstranten
Boos en teleurgesteld stuurde Pilatus zijn mannen eropuit om zich vermomd in joodse gewaden tussen de ondankbare demonstranten te begeven. Op zijn teken sloegen ze de menigte met houten stokken. Maar de soldaten traden veel harder op dan verwacht.
‘Veel mensen stierven, door de klappen die ze kregen of doordat ze onder de voet werden gelopen toen ze wilden vluchten,’ schrijft Flavius Jozefus.
Niet veel later, rond 32 n.Chr., beging Pilatus weer een miskleun. En deze keer raakte de keizer zelf erbij betrokken.
De prefect woonde in Caesarea aan de Middellandse Zee, maar had ook een paleis in Jeruzalem. Hier liet hij gouden schilden ophangen met het monogram van de keizer. Maar dat zagen de joden ook als afgoderij.
Een delegatie van hooggeplaatste joden ging naar het paleis en eiste dat de schilden werden weggehaald. ‘Gebruik Tiberius niet als excuus om onze natie te beledigen,’ zou de delegatie volgens de filosoof Philo van Alexandrië hebben gezegd.

Het sanhedrin van Jeruzalem kon misdadigers veroordelen, maar niet de doodstraf opleggen.
Pilatus zat tussen twee vuren
Als prefect van Judea moest Pontius Pilatus altijd schipperen tussen de eisen en zorgen van de keizer en die van de lokale joden. Misstappen konden het Romeinse Rijk en Pilatus zelf duur komen te staan.
De joden van Judea genoten een grote mate van zelfbestuur. Elke stad had een sanhedrin, een raad bestaande uit een hogepriester, 22 gerespecteerde mannen – onder wie priesters en hoofden van vooraanstaande families – en schrift- en rechtsgeleerden.
De raad beoordeelde religieuze en niet-religieuze zaken. Zo ook de 71-koppige raad van Jeruzalem, die tevens als een soort hooggerechtshof fungeerde.
De raad kon dieven en rovers straffen, maar misdrijven waarop de doodstraf stond, vereisten Romeinse tussenkomst. Pilatus zat vaak klem, omdat de belangen van de joden niet altijd gelijk waren aan die van Rome.
Daarbij viel de provincie onder de keizer, en niet zoals veel andere provincies onder de Senaat. Ook moest Pilatus verantwoording afleggen aan de Romeinse gouverneur van de naburige provincie Syria.
Daardoor moest hij steeds balanceren tussen de gevoelens van de joden, de bevelen van de Syrische gouverneur en de grillen van de keizer. Niet alleen het lot van Judea en Rome stonden op het spel, maar ook Pilatus’ carrière.
Toen Pilatus weigerde, schreven de hooggeplaatste joden keizer Tiberius aan, met wie ze goed bevriend waren.
Al snel kwam de harde reactie van de keizer, die Pilatus de stuipen op het lijf moet hebben gejaagd. ‘De keizer schreef een brief waarin hij hem in harde bewoordingen berispte en uitfoeterde,’ aldus Philo.
Pilatus had geen keus: de schilden werden weggehaald. Tiberius kon hem vermorzelen zoals Sulla destijds de stam van het geslacht Pontii had vermorzeld.
Zover kwam het niet, maar Pilatus kon zich niet nog meer fouten veroorloven.
Pilatus wil onder rechtszaak uit
Intussen nam de onrust in Judea toe. Er waren veel sekten en verlossersfiguren die de komst van Gods rijk predikten. Vaak waren het ongevaarlijke zonderlingen, maar Pilatus wist inmiddels dat elke onvrede onder de joden grote gevolgen kon hebben.
De sekten daagden zelfs de joodse leiders uit, wat de zaak nog ingewikkelder maakte. De joodse Hoge Raad, het sanhedrin, hield zich bezig met interne conflicten, maar kon niets doen tegen de fanatieke joden die haar gezag niet erkenden.
Tijdens het joodse Pesach in 33 n.Chr., dat Pilatus in Jeruzalem doorbracht, kwam de onrust tot uitbarsting.
De prediker Jezus was in de stad aangekomen voor het feest. Getuigen zeiden dat hij de joden had aangespoord om te weigeren belasting te betalen aan Rome.
Bovendien noemde hij zichzelf koning, waardoor hij een mogelijke bedreiging vormde voor het Romeinse bewind. Toen Jezus vernielingen aanrichtte in de tempel uit woede over de vele geldschieters, hadden de joodse leiders er genoeg van.
Ze arresteerden Jezus wegens godslastering en brachten hem naar de hogepriester Kajafas. Omdat het misdrijf met de dood kon worden bestraft, stuurde deze de zaak door naar Pilatus.
Op de vrijdagochtend van de paasweek sleurden de joodse leiders Jezus naar het paleis van Pilatus. De prefect besefte meteen dat hij weer in moeilijkheden kon komen, en toen hij hoorde dat Jezus uit Galilea kwam, zag hij een ontsnappingsmogelijkheid.
Dit gebied viel onder de joodse vazalkoning Herodes Antipas. Pilatus stuurde Jezus door naar Herodes, maar die wilde geen uitspraak doen.
Tot Pilatus’ grote spijt kwam de zaak dus weer terug bij hem.
‘Koning van de joden’ werkt niet mee
Pilatus ging naar buiten en sprak de joodse leiders aan.
‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ vroeg hij volgens het Johannesevangelie, samen met de drie andere Bijbelse evangeliën de hoofdbron van de rechtszaak.
De leiders antwoordden dat Jezus een misdadiger was en dat ze waren gekomen omdat alleen de Romeinse autoriteiten de doodstraf mochten opleggen.
In het paleis verhoorde Pilatus Jezus. ‘Bent u de koning van de joden?’ vroeg hij.
Voor de joden was deze bewering godslastering, voor Pilatus een mogelijke voorbode van onlusten. Maar als Pilatus had gehoopt dat Jezus zijn woorden zou inslikken, had hij het mis.
‘Wilt u dat ik de koning van de joden vrijlaat?’ Pontius Pilatus tegen de joden voor Jezus’ kruisiging
‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ was zijn tegenvraag.
‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd – wat hebt u gedaan?’ vroeg Pilatus.
‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld,’ antwoordde Jezus.
‘U bent dus koning?’ concludeerde Pilatus in een poging om tot de kern te komen, maar hij kreeg geen bruikbaar antwoord.
De prefect zat ermee in zijn maag. Als hij de verdachte liet executeren, riskeerde hij een opstand van Jezus’ volgelingen. Liet hij hem gaan, dan zouden de joden misschien weer gaan klagen bij de keizer.
Hoe dan ook was hij verantwoordelijk. Toen kreeg Pilatus een idee. Hij liep weer naar de mensenmenigte.
‘Het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat,’ zei hij sluw. ‘Wilt u dat ik de koning van de joden vrijlaat?’
Maar de mensen hapten niet. ‘Hem niet, maar Barabbas!’ riepen ze, doelend op een veroordeelde misdadiger.
Pilatus moet doodvonnis uitspreken
Pilatus liet Jezus geselen. Terwijl hij toekeek, vlochten zijn soldaten een kroon van doorntakken, die ze op het hoofd van de verdachte zetten. Toen liet Pilatus Jezus naar buiten brengen.
‘Hier is hij, de mens,’ verklaarde hij toen de mishandelde Jezus met een bebloed gezicht naar voren trad.

In deze cel in Jeruzalem zou Jezus voor de kruisiging gevangen zijn gezet.
Als Pilatus had gehoopt dat de menigte zou vinden dat Jezus nu wel genoeg had geleden, zat hij er weer naast. ‘Kruisig hem, kruisig hem,’ scandeerden ze.
Nog één keer probeerde Pilatus Jezus te laten afzien van de koningstitel. ‘Weet u dan niet dat ik de macht heb om u vrij te laten of u te kruisigen?’ riep hij uit.
Maar Jezus zweeg. En nu speelde de menigte haar troef uit:
‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’
Dat trok Pilatus over de streep. Hij stond op en zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen.’ Toen waste hij het zweet – en de verantwoordelijkheid – van zijn handen.

Pilatus probeerde de verantwoordelijkheid voor zijn daden van zijn handen te wassen.
Volgens de bronnen droeg Pilatus het lichaam van Jezus na de kruisiging over aan de discipel Jozef van Arimathea, zodat de dode kon worden begraven.
In de evangeliën staat dat een groep vrouwen het graf de volgende dag leeg aantrof, en dat de opgestane Jezus zich later aan zijn discipelen liet zien.
Of Pilatus die verhalen kende, weten we niet. Maar wat opstanden en keizerlijke woede betreft, kon hij opgelucht ademhalen.
Pas 200 jaar later zou de leer van Jezus het Romeinse Rijk op zijn grondvesten doen schudden – en de veelgeplaagde prefect een plek in de wereldgeschiedenis bezorgen.

In 36 verliet Pilatus eerloos Judea. 30 jaar later werd de Joodse opstand door Romeinse legionairs neergeslagen.
Fanatieke joden beëindigden Pilatus’ carrière
Pilatus’ periode als prefect van Judea stond tot het einde toe in het teken van controverse. Drie jaar na de kruisiging van Jezus hadden zijn meerderen er genoeg van en haalden ze de stuntelende prefect terug naar Rome.
In 36 was er weer religieuze onrust in Judea. Pilatus kreeg bericht dat een grote menigte de berg Gerizim in het noorden van de provincie beklom.
De lokale joden hadden het in hun hoofd gehaald dat hier de Ark van het Verbond stond, waarin de tafelen met de Tien Geboden lagen. Die wilden ze vinden.
Hoewel het doel puur religieus was, vreesde Pilatus een opstand. Hij ging met zijn soldaten op weg om de joden te verdrijven. In het daaropvolgende handgemeen werden de leiders van de menigte gedood.
De joden klaagden meteen bij de gouverneur van Syria, die Pilatus’ meerdere was. De gouverneur wist van Pilatus’ eerdere onhandige optreden tegen de joden en stuurde hem naar Rome om de keizer onder ogen te komen.
Maar voordat Pilatus er aankwam, stierf Tiberius. Hoe het Pilatus verder verging, is onzeker. Wellicht ging hij met pensioen. Pilatus, een van de beroemdste figuren uit de geschiedenis, was bij zijn dood haast vergeten.