Ritzau Scanpix

Judas: De onvergeeflijke verrader

Al bijna 2000 jaar wordt Judas Iskariot, de discipel die Jezus verried voor 30 zilverstukken, door christenen veracht. Maar zelfs de grootste schurk heeft fans. In de eeuwen na Jezus pleegden Judas’ volgelingen moorden en bedreven ze hoererij.

In de zomer van 2019 slopen drie jonge mannen naar het huis van de Deense voetballer Jens Stage in Aarhus. Het waren fanatieke supporters van de lokale voetbalclub AGF, die Stage wilde verruilen voor FC Kopenhagen.

Uit woede over de transfer gooiden de mannen een baksteen en een rookbom door een van de ramen van het appartement.

Ze lieten ook een bericht achter: ‘In Aarhus worden verraders gestraft, vuile Judas.’

Toen restaurateurs het evangelie kregen, was het in slechte staat.

© Ed Suba Jr./AP/Ritzau Scanpix

Judas: Schurk of vergeten held?

Voor christenen is ‘Judas’ zo’n beetje het ergste scheldwoord dat er is.

Al bijna 2000 jaar is de naam synoniem met het verloochenen van je principes – precies wat de discipel Judas deed toen hij volgens de Bijbel in de tuin van Getsemane het lot van Jezus bezegelde met een kus.

Maar zoals uit het verhaal van Judas blijkt, heeft zelfs de smerigste verrader aanhangers.

‘Jij zult hen allen overtreffen. Want jij zult offeren de mens die mij draagt.’ Uit het Evangelie van Judas: Jezus spreekt met Judas over diens aanstaande verraad, waardoor Judas de belangrijkste discipel zal worden.

In de eerste eeuwen van het christendom had hij zijn eigen gemeente en werd hij vereerd in het Evangelie van Judas.

Hierin wordt hij de belangrijkste discipel van Jezus genoemd.

Kort voor zijn marteldood aan het kruis zou Jezus zelfs in een vertrouwelijk gesprek tegen Judas hebben gezegd dat hij alle andere discipelen in de schaduw stelde.

Jezus aan het kruis

In het Evangelie van Judas pleit Jezus Judas vrij van zijn daden.

© Shutterstock

Judas was zorgvuldig gekozen

Hoewel de naam van Judas dus vaak als scheldwoord wordt gebruikt, is er bij godsdiensthistorici eigenlijk vrij weinig bekend over deze in ongenade gevallen discipel uit het Nieuwe Testament.

Zijn bijnaam Iskariot verwijst waarschijnlijk naar de plaats waar hij vandaan kwam: Kerioth, in het zuiden van Judea.

Hoe Judas tot de kring rond Jezus ging behoren, vertelt de Bijbel niet, maar Jezus koos zijn volgelingen zorgvuldig.

‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ Jezus tegen de vissers Andreas en Simon Petrus

Het verhaal gaat dat hij op goddelijke wijze wist wie hij moest aanspreken. Zo was het voor de uitverkorenen duidelijk dat ze hem moesten volgen.

In de Bijbel staat hoe Jezus de twee broers Andreas en Simon (die later Simon Petrus werd genoemd) ontmoette toen ze aan het vissen waren bij het Meer van Tiberias.

‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken,’ zei hij.

Volgens de evangelist Matteüs (Matteüs 4:19-20) verlieten de broers de visserij en hun familie om Jezus te volgen.

Judas figureert een keer of 40 in de evangeliën, en net als zijn medediscipelen volgde hij de rondtrekkende prediker Jezus, die hen onderwees.

‘Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten hem vergezellen, en hij wilde hen ook uitzenden om het goede nieuws bekend te maken. Ze kregen de macht om demonen uit te drijven,’ staat er in Marcus 3:14-15.

Judas steelt uit de kas

Destijds werden de joodse gebieden Judea en Galilea bezet door de Romeinen. Die bemoeiden zich weinig met het leven in de provincie Palestina, maar hieven wel torenhoge belastingen, waardoor hele families in de schulden raakten.

Veel jongemannen die geen toekomstperspectief meer hadden, sloten zich aan bij de predikers die in die jaren door het land trokken.

Ze verlieten huis en haard en zagen af van de erfenis. De sekte werd hun nieuwe familie, met wie ze samenleefden en al hun bezittingen deelden.

Dat gold ook voor het groepje rond Jezus, waarvan Judas de penningmeester was.

‘Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit.’ Evangelist Johannes over de hebberige Judas

Dit is een van de weinige dingen die de Bijbel over Judas vertelt, en dan nog alleen maar om duidelijk te maken wat een slecht karakter hij had. De discipel stal namelijk uit de kas!

De evangelist Johannes vertelt dat Jezus en zijn discipelen in de week voor het noodlottige paasfeest rond 30 n.Chr. waren uitgenodigd voor een avondmaal in Betanië, tegenwoordig een voorstad van Jeruzalem.

Voor ze aan tafel gingen, zalfde een vrouw Jezus’ voeten met geurige olie.

Dat was een traditioneel teken van toewijding, maar Judas vond dat de vrouw olie verspilde en werd boos.

‘De geur van de olie trok door het hele huis. Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: “Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?”’ schrijft Johannes, de evangelist die het minste met Judas opheeft.

Hij vervolgt: ‘Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit.’ (Johannes 12:3-6)

En de hebberige Judas zou het niet alleen bij kruimeldiefstal houden.

‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren,’ zei Judas tegen de hogepriesters.

© Fine Art Photographic/Getty Images

Judas wisselde Jezus in voor 30 zilverstukken

Toen Jezus op een ezel Jeruzalem in reed om Pesach (het joodse Pasen) te vieren, ging hij doelgericht de strijd aan met de joodse hogepriesters in de stad.

Reeds de dag na zijn aankomst gooide Jezus de verkoopkramen bij de tempel om, en later waarschuwde hij de bevolking in een preek voor de schriftgeleerden.

Judas wist dat de hogepriesters in de tempel de religieuze onruststoker flink beu waren en rook een kans om een mooi sommetje geld te verdienen.

‘Hij ging naar de hogepriesters en tempelwachters en besprak met hen hoe hij Jezus aan hen zou kunnen uitleveren,’ schrijft Lucas in hoofdstuk 22:4.

De hogepriesters betaalden hem 30 zilverstukken. Dat was geen groot bedrag in die tijd, voor dat geld kon hij een slaaf of een klein stukje grond kopen, maar Judas was tevreden. ‘Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om hem uit te leveren.’ (Matteüs 26:16)

‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren,’ zei Judas, maar de hogepriesters zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ Judas heeft in het Nieuwe Testament spijt van zijn verraad

Die kans deed zich voor toen Jezus en zijn discipelen op Witte Donderdag de avondmaaltijd gebruikten.

‘Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren,’ verklaarde Jezus volgens Matteüs 26:21. Om de verdenking van zichzelf af te wenden vroeg Judas vroom:

‘Ik ben het toch niet, rabbi?’

Judas wist dat Jezus zou gaan bidden in de tuin van Getsemane. Hij verliet het gezelschap voortijdig en seinde de mannen in die Jezus zouden oppakken.

Terwijl Jezus bad, vielen de discipelen steeds in slaap. De derde keer dat hij hen wakker maakte, had hij slecht nieuws: ‘Sta op, laten we gaan; kijk, hij die me uitlevert, is al vlakbij.’ (Marcus 14:42)

Nog voor Jezus uitgesproken was, kwam Judas eraan en begroette hij Jezus met een kus.

© Zev Radovan/Bridgeman Images

Het liefdevolle gebaar was een teken, waarop er gewapende mannen op hem afkwamen.

Ze namen Jezus gevangen en brachten hem eerst naar de hogepriesters en toen naar de Romeinse prefect in Jeruzalem, Pontius Pilatus, die hem ter dood veroordeelde.

Judas zou weinig plezier hebben van zijn 30 zilverstukken. Terwijl Jezus op vrijdag stierf aan het kruis, keerde Judas terug naar de tempel.

Hij had spijt van zijn daad en wilde het geld teruggeven.

‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren,’ zei Judas, maar de hogepriesters zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’

In wanhoop smeet Judas het geld de tempel in.

De hogepriesters raapten de zilverstukken op, maar deden ze niet in de tempelkas.

Het was bloedgeld.

Judas kon niet leven met zijn schuld: ‘Hij vluchtte weg en verhing zich,’ staat er in Matteüs 27:5.

Judas kreeg spijt dat hij Jezus had verraden en beroofde zichzelf van het leven.

Bridgeman Images

Strijd om de juiste leer

Volgens de Bijbel stond Jezus op de derde dag (Pasen) op uit de dood en vertoonde hij zich aan zijn discipelen. Er volgden 40 dagen van religieus onderricht voordat Gods Zoon opsteeg naar de hemel.

Dat was echter niet genoeg om een volledig ontwikkelde religie te stichten, en in de jaren erop ontstonden er talrijke interpretaties van Jezus’ woorden.

Allerlei mensen die hem hadden gekend, al was het maar van horen zeggen, kwamen met hun versie van de christelijke leer. Een van hen was Simon Magus.

‘Geef ook mij deze macht, zodat iedereen wie ik de handen opleg de heilige Geest ontvangt.’ De ‘tovenaar’ Simon Magus wil de Heilige Geest kopen van de discipelen.

Rond 60 n.Chr. baarde hij opzien met zijn wonderen (of goocheltrucs) in de stad Samaria boven Jeruzalem. De inwoners waren onder de indruk en zagen de macht van God in hem.

In die tijd hadden Jezus’ discipelen de eerste inwoners aldaar gedoopt, maar de heilige Geest was nog niet in hen neergedaald.

Daarom reisden de discipelen Petrus en Johannes af om de gedoopten de hand op te leggen.

Simon Magus besefte dat de discipelen met de heilige Geest een truc hadden die veel spectaculairder was dan de zijne, en hij wilde deze kopen:

‘Geef ook mij deze macht, zodat iedereen wie ik de handen opleg de heilige Geest ontvangt.’

Volgens Handelingen 8:18-21 wees Petrus hem af:

‘U zult in het verderf worden gestort, u met uw geld, omdat u denkt te kunnen kopen wat God geschonken heeft. U kunt beslist geen deel hebben aan onze taak, want uw houding tegenover God is niet oprecht.’

Het waren profetische woorden, want Simon Magus wordt nu door godsdiensthistorici gezien als de eerste bekende ‘gnosticus’ – een naam afgeleid van het Griekse woord voor ‘verborgen kennis’. De gnostici waren erop uitgekomen dat er twee goden moesten zijn:

  • De god uit het Oude Testament, die de aarde had geschapen. Omdat deze god zo’n verdorven wereld had gemaakt vol onrecht, honger en ziekte, moest hij volgens de gnostici slecht zijn.

  • De andere, ware god, had het heelal geschapen. De gnostici streefden ernaar hun aardse omhulsel te verlaten om deze hoge god te bereiken.

Net zoals de discipelen in de jaren na Jezus’ dood hun leer verspreidden in delen van Palestina, Turkije en Griekenland, vonden ook de gnostici gehoor.

En sommige van hun aanhangers konden Judas wel inpassen in hun geloof.

In de 4e eeuw bestudeerden de kerkvaders alle manuscripten van Jezus’ volgelingen.

© Granger/F1online

Ware evangeliën worden aangewezen

De protestantse kerk van nu is beïnvloed door besluiten uit de eerste eeuwen n.Chr.

© Shutterstock

Judas keert terug als Jezus’ vriend

De taak van de gnostici was de boze god en diens schepping te bestrijden – zoals de tien geboden, die de joden onder meer verboden varkensvlees te eten, te doden en ontucht te plegen.

Volgens de gnostische logica waren de tien geboden een soort wapenarsenaal dat ze konden inzetten tegen de slechte god. De meest rabiate gnostici aten dan ook varkensvlees, pleegden moorden en hielden orgiën om tot god te komen.

In de Tenach, de joodse versie van het Oude Testament, vonden ze bondgenoten in de strijd tegen de scheppergod, zoals de slang die Eva verleidde in de Hof van Eden, en Korach, die een opstand tegen Mozes leidde toen de joden op de vlucht waren voor de slavernij in Egypte.

Deze teksten werden afgewezen

© Shutterstock

Het Proto-evangelie van Jacobus gaat over Maria. Haar ouders zijn te oud om kinderen te krijgen, maar dan krijgen ze bezoek van een engel.

© Shutterstock

Het Kindheidsevangelie beschrijft hoe de jonge Jezus per ongeluk mensen doodt met zijn wonderen. Hij wekt ze wel weer tot leven.

© Shutterstock

Handelingen van Petrus vertelt over de apostel Petrus, o.a. over zijn strijd met de gnosticus Simon Magus en zijn kruisdood in Rome.

© Shutterstock

In Maria Magdalena’s evangelie is zij de naaste discipel van Jezus. Hij zou meer van haar hebben gehouden dan van de andere discipelen.

De verrader Judas had een bijzondere plek, omdat hij Jezus aan diens aardse omhulsel hielp ontsnappen.

Veel gnostische sekten trokken naar de Egyptische havenstad Alexandrië, die Rome van graan voorzag.

Sinds de tijd van koning Ptolemaeus (rond 280 v.Chr.) stonden hier een universiteit en een enorme bibliotheek.

Daarom telde Alexandrië heel veel geleerden, die elk nieuw filosofisch idee verwelkomden.

In de havenstad vonden de gnostici rust, terwijl het christendom elders verdeeldheid zaaide. Slechts 100 jaar na Jezus’ dood hadden zijn aanhangers zich al opgesplitst in talloze sekten en fracties, die hun eigen evangeliën schreven en elkaar naar het leven stonden.

Niemand wist meer wat Jezus echt gezegd had en wat verzonnen was.

In die tijd begonnen de gemeenten hun eerste priesters en bisschoppen te kiezen. Een van hen nam het op zich de juiste leer te redden: Ireneüs, bisschop van de Romeinse stad Lugdunum (nu Lyon), die in 180 n.Chr. een vijfdelig werk schreef over de ketters.

Hij somde honderden groeperingen op, waaronder de Karpokratianen, die een schilderij van Jezus aanbaden dat volgens hen door Pontius Pilatus zelf geschilderd was.

Een andere groep in Ireneüs’ werk was de rabiate gnostische sekte van de Kaïnieten, die de broedermoordenaar Kaïn uit het Oude Testament aanbaden.

‘Ze beweren dat een engel hen aanzet tot allerlei zondige, afschuwelijke daden,’ schreef de bisschop.

De inspiratie voor deze twijfelachtige levenswijze haalden Kaïns aanhangers bij de gevallen discipel Judas, meende Ireneüs:

‘Ze beweren dat de verrader Judas iets wist, dat hij als enige de waarheid kende en daarom het geheim van het verraad op zich nam. Ze zeggen dat alles in de hemel en op aarde verlost is. Om hun these te ondersteunen, citeren ze een verzonnen verhaal, dat ze het Evangelie van Judas noemen.’

Deze beschrijving van het evangelie is een van de weinige bekende sporen van de cultus rond Judas, die het geloof op zijn kop zette door de ergste verrader van het christendom te aanbidden.

Maar ondanks de indringende woorden van de kerk groeide het aantal aanhangers van de Kaïnieten.

In de 4e eeuw waarschuwde bisschop Epiphanius van Salamis op Cyprus nog voor hun invloed.

‘Ze beweren dat Judas van alles op de hoogte was en doen het voorkomen of hij tot de familie behoorde. Hij zou de hogere laag van kennis hebben bereikt. Ze hebben zelfs een werk uitgebracht dat ze het Judas-evangelie noemen.’

De nazipropaganda tegen de joden bouwde voort op een eeuwenoude traditie.

Christophel Fine Art/Getty Images

Het spel is uit, Judas

Pas eind 4e eeuw werd de ketterse gnostici met dreigementen en doodvonnissen het zwijgen opgelegd.

De laatste gnostici begroeven hun geschriften in de Egyptische woestijn of verstopten ze in grotten.

Eén exemplaar van het Judas-evangelie kwam in een graf­kamer bij het dorp Qarara terecht, op 250 kilometer van Alexandrië.

Hier moest het liggen tot de wereld er klaar voor was om Judas te begrijpen.

Maar die dag kwam niet, en al snel wist niemand nog waar het manuscript lag. In de 15 eeuwen daarop had Judas de rol van de grootste schurk van het christendom.

Leo I, die halverwege de 5e eeuw het pauselijke ambt bekleedde, noemde Judas ‘de slechtste, ellendigste man die ooit geleefd heeft’.

In de middeleeuwen was de figuur van Judas een veelgebruikt motief voor fresco’s en passies – kerkelijke voorstellingen van het lijden en sterven van Jezus.

En in De goddelijke komedie van de Italiaanse dichter Dante, een 14e-­eeuws epos over de hemel, de hel en het vagevuur, bevindt Judas zich in de allerdiepste krochten van de hel.

Het leek er niet op dat Judas’ verraad ooit zou worden vergeven, maar toen kwam er onverwacht nieuws.

Dankzij grootscheepse restauratiewerkzaamheden is 90 procent van het Evangelie van Judas nu leesbaar.

© Ritzau Scanpix

Judas-evangelie lag verstopt in een vriezer in Ohio

Verloren Judas-evangelie teruggevonden

Op 9 april 2006 werd het verloren Judas-­evangelie onaangekondigd gepubliceerd door het Amerikaanse blad National Geographic.

Een paar jaar lang hadden experts de halfvermolmde papyri uit het graf in Qarara gerestaureerd, en eindelijk kreeg Judas zelf het woord.

‘Dit tweegesprek had plaats gedurende acht dagen en drie dagen voordat Hij het Pascha vierde,’ zo luidt de inleiding van het evangelie.

De periode dat Jezus als prediker rondtrok met zijn discipelen, komt slechts vluchtig aan de orde.

‘Hun geest was niet in staat om het te wagen voor Hem te gaan staan. Alleen die van Judas Iskariot. Hij was in staat voor Hem te staan.’ Uit het Evangelie van Judas: Jezus zegt dat de discipelen in de verkeerde god geloven.

Het belangrijkste is wat er plaatshad tussen Jezus en Judas in de dagen voor Jezus’ dood.

Volgens het evangelie maakte Jezus hem deelgenoot van speciale kennis.

Anders dan de andere discipelen, die Jezus bespot, is Judas namelijk op de hoogte van de ware aard van Jezus. Hij weet dat deze in contact staat met het goddelijke.

Jezus antwoordt: ‘Ga terzijde staan van die anderen. Ik zal je de geheimenissen van het koninkrijk vertellen.’

Jesus vroeg Judas om hulp bij zijn dood

In de gesprekken vertelt Jezus over een ‘Grote, Onzichtbare Geest: geen (...) engel heeft hem ooit gezien, geen gedachte van het hart heeft hem ooit bevat, en nooit is hij met enige naam benoemd’.

Hij maakt Judas duidelijk dat de mens zich sinds Adam en Eva kleedt in een vleselijk omhulsel met een beperkte levensduur.

Alleen wie de wijsheid heeft en de mysteriën kent, kan zich hiervan vrijmaken om pure geest te worden.

Jezus is klaar om zijn aardse lichaam te verlaten, maar om verlost te worden heeft hij Judas’ hulp nodig.

Die taak zal Judas een bijzondere positie opleveren onder de discipelen.

‘Jij zult hen allen overtreffen. Want jij zult offeren de mens die mij draagt,’ zegt Jezus, die zijn dood dus in alle gemoedsrust tegemoetziet.

Jezus verzwijgt niet dat Judas’ daad hem niet populair zal maken.

‘Jij zult vervloekt worden,’ zegt hij onomwonden. En in een droom ziet Judas hoe hij door de andere discipelen gestenigd wordt.

‘[De schriftgeleerden] naderden tot Judas en zeiden tot hem: “Wat doe je hier? Jij bent Jezus’ discipel.” (...) En Judas ontving enig geld. En hij gaf Hem aan hen over.’ Uit het Evangelie van Judas: Judas verraadt Jezus.

Het evangelie eindigt ermee dat Judas Jezus verlaat om naar de tempel te gaan.

Hier treft hij een paar schrijvers, die vragen of hij niet een discipel van Jezus is.

‘En Judas ontving enig geld. En hij gaf Hem aan hen over.’

Judas wordt door zijn eigen evangelie verraden

De publicatie van het evangelie in 2006 was een sensatie.

Veel mensen zagen het werk zelfs als een alternatieve Bijbel, die nieuw inzicht zou geven in Jezus’ leer en zijn laatste dagen.

Toch knaagde er iets.

De verwijzingen naar de verborgen kennis van Judas en naar Jezus’ lichaam als een vergankelijk omhulsel, gaven aan dat het een gnostisch geschrift was.

Om die reden kon er geen waarde aan de uitspraken van Jezus worden gehecht.

Toen het stof weer was neergedaald, had Judas zijn oude rol weer terug: die van grootste schurk in 2000 jaar.

Interview met predikant Jesper Hyldahl

Jesper Hyldahl is theoloog en predikant. Hij schreef mee aan een boek over Judas.

© Maria Tuxen Hedegaard

‘Judas verhoogt de dramatiek’

Het Evangelie van Judas is wel een antibijbel genoemd. Is het dat ook?

Jesper Hyldahl: ‘Gnostici verdedigen de Bijbel. Het is daarom niet juist om het Judas-­evangelie een “antibijbel” te noemen. Oké, puur vanuit een niet-gnostisch oogpunt bekeken lijken veel gnostische teksten het Oude en Nieuwe Testament tegen te spreken. Maar gnostici zelf gebruiken hun teksten om een betekenishorizon te creëren, die juist helpt om de Bijbelse teksten betekenis te geven.’

Zijn er punten waarop christenen het eens kunnen worden met gnostici?

Hyldahl: ‘Ze zijn het op diverse punten eens, maar we letten vooral op de verschillen. Beide partijen geloven dat de wereld zijn oorsprong vindt in God en dat Christus door God gezonden is en op aarde heeft geleefd om de verloren mens te verlossen. Maar als je op detailniveau gaat kijken naar wie God is, is er veel onenigheid, en die ontwikkelt zich tot tegengestelde opvattingen.’

Het verraad leidde tot Jezus’ kruisiging, en het kruis is het symbool van het christendom geworden. Waar zou de kerk zijn zonder Judas?

Hyldahl: ‘Ik weet niet of zijn afwezigheid grote betekenis zou hebben gehad. Het is in wezen God die zichzelf uitlevert en zich offert aan het kruis, en dat zou ook zonder Judas zijn gebeurd. Maar de Judas-figuur verhoogt de dramatiek en laat zien waartoe wij mensen onszelf kunnen verlagen.’

Kun je een voetballer die van club wil veranderen vergelijken met Judas?

Hyldahl: ‘Ik zag laatst op een lantaarnpaal een sticker van Lionel Messi, waarop in grote letters “Judas” stond. Door het Bijbelverhaal is Judas synoniem geworden met verraad. Ik kan wel iets ergers bedenken dan van elftal veranderen, in die zin is het niet te vergelijken met het verraad van de Bijbelse Judas. Maar voor een voetbalfan kan het juist iets heel groots zijn.’