De Olijfberg is een vredige plek. Het uitzicht op de muren en torens van Jeruzalem is overweldigend en ’s avonds is de lucht zuiver en vol heerlijke geuren.
Maar Jezus merkt niets van vrede en schoonheid. Een somber gevoel van angst beklemt zijn hart. Zijn vertwijfeling groeit wanneer hij over de kronkelige rotspaden loopt. Ondanks het gezelschap van drie trouwe vrienden voelt hij zich eenzaam.
Ik ben dodelijk bedroefd. Blijf hier, en blijf wakker met Mij’, vraagt hij hun dringend.
Hij trekt zich terug. In een wanhopig gebed tot God vraagt hij hem te behoeden voor wat gaat komen. De gedachte aan een langzame dood aan het kruis is ondraaglijk.
Als hij terug is, slapen de anderen. De nacht is bijna voorbij. Jeruzalem leeft tussen hoop en vrees. De stad viert het Joodse paasfeest en de straten barsten uit hun voegen van de pelgrims die van heinde en verre zijn gekomen.
Even buiten Palestina stonden zo’n 25.000 legioensoldaten paraat om elk oproer de kop in te drukken.
De Romeinen, heersers over Palestina, zijn op hun hoede voor elk teken van onrust en houden vooral Jezus in de gaten. Die timmermansgezel uit Nazareth heeft hun aandacht getrokken. Hij brengt onrustbarend veel mensen op de been en steeds meer aanhangers beweren dat hun God hem heeft uitverkoren om Palestina te bevrijden. Dit soort uitspraken bevallen de Romeinen geenszins.
Jezus weet dat zijn dagen zijn geteld. Nog maar een jaar geleden trok hij door het land met wat vissers en andere eenvoudige lieden, maar hij wordt nu al als een bedreiging voor het machtige Rome gezien. Zijn straf zal een pijnlijke dood aan het kruis zijn. In een vredig stukje bos op de Olijfberg probeert hij zich nu te verzoenen met zijn onontkoombare lot.
Jezus wordt vermeld in historische bronnen
Volgens de Bijbel had het leven van Jezus niet anders kunnen aflopen. Alles in zijn leven wijst op een bijzonder, door God bepaald lot. De evangeliën in het Nieuwe Testament vertellen dat er engelen verschenen toen het kindeke Jezus op aarde kwam en dat er koningen kwamen om hem te vereren met kostbare geschenken. Op zijn twaalfde bezocht Jezus met zijn ouders Jeruzalem, waar hij in de tempel debatteerde met schriftgeleerden.
Historici kunnen voor dit alles echter geen bewijs vinden, maar aan het bestaan van Jezus twijfelt praktisch niemand. Behalve in de Bijbel komt Jezus ook voor in Romeinse en Joodse bronnen uit de 1e eeuw. De Joodse geschiedschrijver Josephus beschrijft een leraar en wonderdoener met de naam Jezus en de Romein Tacitus ‘Christus’ die ‘in de tijd van Tiberius werd terechtgesteld door landvoogd Pontius Pilatus’.
Historici kunnen uit de historische gebeurtenissen in de Bijbel wel opmaken wanneer Jezus geboren is, maar meer over zijn geboorte en kindertijd weten ze niet.
Onderzoekers weten bijna zeker dat Jezus in Nazareth is geboren, waar zijn ouders woonden. In de evangeliën van Lucas en Matteüs staat dat Jezus in Bethlehem geboren is, waar zijn ouders heen waren gereisd vanwege een volkstelling, omdat ‘ze van het huis van David stamden’. Maar historici vinden dit onwaarschijnlijk.
Er was zeker een volkstelling in de tijd rond Jezus’ geboorte, maar die was lokaal en gold niet voor het gebied Galilea, waar Nazareth lag. Bovendien vermoeden ze dat de Joden er niet voor naar een verre stad hoefden te reizen, waar hun voorouders generaties terug woonden. De Romeinen telden de Palestijnen vanwege de belastingplicht en daarbij was alleen hun toenmalige woonplaats van belang.
Joden werden in ijzeren greep gehouden
Dat men de geboorte van Jezus situeert in Bethlehem, de geboortestad van koning David, komt vooral doordat de evangelisten Jezus met David wilden liëren. Volgens overleveringen had deze machtige koning ongeveer 1000 jaar v.Chr. 12 stammen verenigd tot één groot rijk. Onder David was Israël machtig en rijk en waren de inwoners gelukkig.
In Jezus’ tijd hing aanzien nauw samen met afstamming en de evangelisten gaven Gods zoon de mooist denkbare stamboom door David tot stamvader te maken.

Volgens de Bijbel gaf Jezus een blinde man zijn zicht terug.
Wonderen waren heel gewoon in Palestina
Jezus werd bekend doordat hij zieken genas en wonderen verrichtte, maar misschien waren zijn patiënten niet zo ziek.
Behalve door zijn preken was Jezus ook bekend doordat hij zieken genas, kwade geesten uitdreef en zelfs mensen uit de dood liet herrijzen. In de Bijbel zijn wonderen het bewijs dat Jezus door God was uitverkoren. In werkelijkheid geloofde men in Palestina dat ziekte en genezing door goddelijke inmenging werden bewerkstelligd.
Wonderdoeners waren geen ongewone verschijning in Palestina. Met bezweringen geschreven op papyrusrollen of gekerfd in klei of amuletten trokken ze langs de zieken. Zelfs professionele artsen, onderricht in de methodes van Hippokrates, de Griekse vader van de geneeskunde, gebruikten bezweringen.
Sommige historici wijzen erop dat veel van de ‘ziekten’ die Jezus genas, bijvoorbeeld kramp, spraak- en menstruatieproblemen, psychisch waren, of klachten van voorbijgaande aard. De Amerikaanse godsdiensthistoricus E.P. Sanders zegt dat Jezus in ieder geval één keer aangeeft dat een klein meisje, ogenschijnlijk uit de dood opgewekt, slechts had geslapen (Marcus 5:39).
De onderzoekers geven aan dat zij als moderne wetenschappers niet zoiets onwetenschappelijks als wonderen kunnen beoordelen. Maar ze kunnen wel vaststellen dat Jezus en zijn volgelingen in wonderen geloofden en ze als ware gebeurtenissen beleefden.
Jezus was geen familie van David, maar hij voelde zich waarschijnlijk net als velen sterk aangetrokken tot de legendarische koning, het vrijheidssymbool van de Joden. 500 jaar na Davids dood viel het rijk vanwege binnenlandse problemen uiteen, en andere grootmachten aasden op het vruchtbare land. De heersers kwamen en gingen en vulden hun voorraadschuren met graan, dadels, vijgen en andere rijkdommen uit het land van David.
In Jezus’ tijd bezetten de machtige Romeinen Palestina. Ze waren 60 jaar eerder het land binnengevallen en hielden de bevolking in een ijzeren greep. In Zuid-Palestina regeerde een Romeinse prefect, een soort gouverneur. Deze sloot een bondgenootschap met gezaghebbende Joodse groeperingen – rijken en geestelijken – waardoor de Romeinen de vrede konden bewaren en ze de Joden een zekere mate van invloed gaven. Noord-Palestina, waar Jezus vandaan kwam, viel niet direct onder Rome, maar werd bestuurd door een leider ter plaatse, een marionet van Rome.
Net als in het zuiden had het merendeel van de bevolking – de 85-95% die in economisch of religieus opzicht geen factor van belang was – niets te vertellen. Zo ook de familie van Jezus, die voor zover
bekend vermogend noch invloedrijk was.
Als Johannes had Jezus een sociale boodschap: iedereen in Gods rijk is gelijk, dus moeten hier op aarde dezelfde regels gelden.
De Joden werden zwaar belast: de Romeinen confisqueerden onaangekondigd graan, vee en voedselvoorraden en legden beslag op paarden en wagens. Diefstal van persoonlijke eigendommen en verkrachting van Joodse vrouwen was niet ongebruikelijk. Daarbij kwamen religieuze beledigingen, bijvoorbeeld van Romeinse soldaten die versierde vaandels door de straten droegen en zo het Joodse beeldverbod schonden.
Even buiten Palestina stonden zo’n 25.000 legioensoldaten paraat om elk oproer de kop in te drukken. De Joden waren dus absoluut geen baas in eigen land. Bij iedereen die opgroeide tijdens de bezetting, riep het woord ‘Romein’ een gevoel van angst en vernedering op, dat langzaam maar zeker aanzwol tot een enorme woede. Steeds meer mensen wilden in Israël een nieuwe koning David die de Romeinen zou verjagen en de Joden zou bevrijden.
God zou zijn volk helpen
Hoe de jonge Jezus over de Romeinen dacht, weten historici niet. In de betrouwbare informatie die er over zijn leven is, is Jezus al eind 20. Toen puilde Palestina uit van de religieuze groeperingen die revolutie predikten. Volgens de Joodse traditie zou God Zijn volk altijd helpen, zolang het hem trouw bleef.
Daarom ging het verzet tegen de Romeinen samen met een religieuze opleving. De hoop op een nieuwe, sterke koning was gebaseerd op een profetie uit de Heilige Schrift over een man die ‘de slangenkop zou verpletteren’ en de vrijheid en welvaart van de Joden zou herstellen.
Overal in Palestina kondigden lekenpredikers de komst van de Messias en de verlossing door God aan. Hun boodschap was aanlokkelijk en velen voelden zich aangetrokken tot de vaak charismatische figuren die de religieuze bewegingen leidden.
Ook Jezus liet zich meeslepen. Toen hij achter in de 20 was, sloot hij zich aan bij een man die onder de naam Johannes de Doper bekeringswerk deed in Palestina.

Johannes de Doper hield donderpreken en dreigde dat ongelovigen ‘in het vuur geworpen’ werden.
Johannes de Doper ging volgens het evangelie als een asceet gekleed in een kameelharen jas, met een leren riem om zijn middel, en hij leefde van ‘sprinkhanen en wilde honing’. Naar onze maatstaven was Jezus’ leermeester en inspiratiebron een extremist. In de preken die hij voor Jezus en andere volgelingen hield, ontpopte Johannes zich als een compromisloos man.
Gods koninkrijk was nabij, zei hij, en hij wees onwaardige volgelingen af en maakte ze uit voor addergebroed. Ze konden terugkomen als ze hun zonden betreurden. Hij stelde hoge eisen aan hun saamhorigheidsgevoel: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen’ (Lucas 3:11).
Het zou hun slecht vergaan als ze niet de juiste weg zouden kiezen. Bereid je voor op het laatste oordeel, zei hij: ‘Iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.’
Loopbaan van Jezus duurde maar een jaar
Volgens het evangelie werd Jezus door Johannes gedoopt. Voor een tempelbezoek wasten de Joden zich altijd, maar Johannes introduceerde de doop als een overgang naar een nieuw, godvrezender leven. Hij dompelde ze onder in de Jordaan.
Snel na zijn doop begon Jezus zelf te preken in Galilea. Zoals vele andere toenmalige predikers trok hij van stad naar stad en sprak hij in de plaatselijke synagogen, waar mensen elkaar troffen, samen aten en discussieerden.
De onderzoekers weten niet hoe Jezus eruitzag of hoe hij sprak, maar wel dat zijn moedertaal Aramees was. Zijn sprekerstalent en charisma trokken al gauw volgelingen aan die met hem rondtrokken.
Volgens de Bijbel lieten zij hun leven, familie en werk achter zodra ze Jezus zagen, maar geschiedkundigen menen dat Jezus al een zekere bekendheid genoot toen hij bij het Meer van Galilea de eerste volgelingen tegenkwam: de vissers Simon en Andreas lieten hun netten in de steek om samen met Jezus ‘mensenvissers’ te worden.
Niemand weet hoe lang Jezus in deze periode heeft gepredikt, maar historici schatten dat het niet meer dan een jaar geweest moet zijn. Alles wijst erop dat de beweging niet heel goed georganiseerd was.
Jezus en zijn leerlingen leefden van dag tot dag, sliepen waar ze onderdak kregen en aten waar ze van een maaltijd werden voorzien. Als Jezus langer dan een jaar rondgetrokken had, zou hij het wel beter hebben geregeld, denken zij. Ze wijzen erop dat Jezus en zijn leerlingen arm waren en zich niet veel langer konden redden zonder inkomsten.
Romeinse kritiek was mild
Kort na Jezus’ doop pakten de Romeinen Johannes de Doper op en stelden hem terecht. Volgens het evangelie had hij de plaatselijke vorst van onzedelijkheid beticht, maar volgens historicus Josephus werd Johannes gedood omdat zijn uitgesproken meningen en sprekerstalent een bedreiging vormden voor de Romeinen, en dat lijkt logischer.
Ze wisten hoe explosief godsdienst voor de politiek kon zijn en Johannes’ beloften van een rijk Gods leken een oproep tot rebellie.
Niets wijst erop dat de Romeinen nerveus werden van Jezus. Was dat zo, dan hadden ze hem zo een halt kunnen toeroepen. De boodschap van Jezus was op veel punten dezelfde als die van Johannes: Gods koninkrijk is nabij en de tijd is gekomen om je te bekeren en Zijn boodschap te volgen. Net als Johannes had Jezus een sociale boodschap: iedereen in Gods rijk is gelijk, dus moeten hier op aarde dezelfde regels gelden. De mens dient God het meest als hij de zwakkeren in de samenleving helpt.

De boodschap van rechtvaardigheid trok rijke vrouwen aan, die Jezus sponsorden.
Jezus was geliefd bij rijke vrouwen
Een groot deel van Jezus’ volgelingen bestond uit bemiddelde vrouwen die hem onderdak gaven en zijn reizen betaalden.
Toen hij begon te preken trok Jezus meteen veel vrouwen aan, vooral uit de hogere klassen. De evangelist Lucas meldt: ‘Maria uit Magdala (…), Johanna, de vrouw van (…) de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog
tal van anderen, die uit eigen middelen voor hem zorgden.’
Volgens historici duidt dit erop dat veel vrouwelijke volgelingen Jezus hielpen zijn missie te financieren. Waarschijnlijk trokken ze niet zelf mee, maar betaalden zijn onkosten en die van zijn leerlingen en zorgden ze voor eten
en onderdak.
Volgens de Amerikaanse godsdienstwetenschapper Bart D. Ehrman trok Jezus zoveel vrouwen aan vanwege de boodschap van rechtvaardigheid. Jezus leerde dat de zwakken Gods rijk zouden erven. Dit sprak de vrouwen erg aan; zij hadden in de 1e eeuw maar weinig mogelijkheden zich zelfstandig te ontwikkelen. Er zijn historici die erop wijzen dat Jezus kritisch was tegenover de traditionele gezinsstructuur, bijvoorbeeld door zijn leerlingen boven zijn biologische familie te stellen.
Dat zou op vrouwen, die vooral vanuit familierelaties werden beoordeeld en niet als individu, grote indruk gemaakt kunnen hebben, menen zij.
Niet alleen bij de beweging van Jezus waren vrouwen uit de hogere klassen betrokken. Godsdienstige betrokkenheid was in de 1e eeuw een geaccepteerde bezigheid van bemiddelde vrouwen, en nog veel meer bewegingen in die tijd hadden de belangstelling van weldoensters. Er is een plaat gevonden met namen van schenkers, grotendeels vrouwen, aan een synagoge in Klein-Azië.
Ook op andere gebieden zette Jezus zich af tegen de gevestigde orde. Toen zijn familie, volgens het evangelie van Marcus, probeerde hem uit deze beweging te halen, omdat ze vermoedden dat hij ‘buiten zichzelf was’ – dus psychisch niet in orde – verbrak hij alle contact. Hij wees ze af en noemde zijn leerlingen zijn echte familie. Dit was natuurlijk vreselijk voor zijn familie, en ook tamelijk ongepast in een samenleving die vasthield aan het gebod je ouders te eren.
Verder was Jezus heel relaxed. Hij hield van lekker eten en een glas wijn in goed gezelschap, kennelijk in die mate dat zijn tegenstanders hem een immorele bon vivant vonden.
‘Want toen Johannes (de Doper, red.) kwam, en niet at en dronk, zei men: “Hij is door een demon bezeten.” Nu is de Mensenzoon gekomen, hij eet en drinkt wel, en nu zegt men: “Kijk toch eens, wat een veelvraat, wat een dronkaard”, zegt Jezus, die kennelijk de vergelijking met de ascetische Johannes zat is (Matteüs 11:18-19).
Politiek gezien was Jezus niet heel gevaarlijk, hoewel hij de Romeinen op een slimme manier bekritiseerde en belachelijk maakte. Zijn preken zaten vol verwijzingen naar het verschil tussen het aardse en het hemelse rijk, waarbij het aardse – voor de Joden synoniem met het Romeinse Rijk – als slecht, onrechtvaardig en oppervlakkig werd voorgesteld, totaal tegengesteld aan het rijk van God.
Een voorbeeld van die indirecte kritiek staat in het evangelie van Marcus, wanneer Jezus boze geesten uit een man moet verdrijven. Hij stuurt de geesten naar een kudde varkens, die zich hierna van een rots stort. Als Jezus de geesten naar hun naam vraagt, antwoorden ze: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’
Volgens Bijbelonderzoeker John Dominic Crassan, die zich zeer intensief met de historische figuur van Jezus heeft beziggehouden, kan deze passage opgevat worden als een anti-Rome-parabel, omdat ‘legioen’ een openlijke verwijzing was naar de Romeinse legioenen. Tegen deze achtergrond geeft het verhaal, dat eindigt met het verdrinken van de onreine varkens, scherpe kritiek op de bezettingsmacht, goed verpakt in een betrouwbaar verslag van een wonderbaarlijke genezing.
Op dezelfde manier beantwoordde Jezus een vraag over de Joodse belastingbetaling aan de Romeinen. ‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort’, aldus Jezus. Een dubbelzinnige repliek, want wat kan voor een ware gelovige aan de keizer toebehoren wat niet van God is?
Farizeeërs concurrent van de christenen
Toch wilde Jezus Rome niet direct bekritiseren en niets duidt erop dat hij in zijn preken aanzette tot opstand. Historici menen dat zelfs als Jezus politieke en sociale veranderingen aanmoedigde, hij verwachtte dat deze van God zouden komen en niet van de mensen.
Jezus was ook welwillend tegenover het Romeinse gezag en benadrukte dat men elkaar moest liefhebben, ook zijn vijand. Jezus at met tollenaars en gehate vertegenwoordigers van Rome en hielp een Romeinse militair als diens dienaar ziek was (Matteüs 8:5-10).
Politieke ambities wees Jezus van de hand: ‘… de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.’ Mochten de Joden gehoopt hebben op – en de Romeinen gevreesd hebben voor – een Messias met een vlammend zwaard in de hand, dan maakte Jezus die verwachtingen niet waar.

Gedurende ongeveer een jaar trok Jezus door Galilea. Er sloten zich in dat jaar steeds meer volgelingen aan.
Historici denken dat Jezus zichzelf als rechtzinnige Jood beschouwde. Hij leefde de tien geboden na, die God volgens het Joodse geloof de mensen had gegeven, en hield zich aan de geboden zoals zich wassen voor het paasfeest en offeren. Bijbelverhalen over Joden die Jezus veroordeelden omdat hij de voorschriften niet naleefde, zijn niet waarheidsgetrouw, stelt onder anderen godsdiensthistoricus E.P. Sanders.
In die verhalen komen vooraanstaande Joden voor, met name schriftgeleerden, die Jezus bekritiseerden omdat hij zich niet aan de geboden van de Schrift hield. De farizeeërs bijvoorbeeld, Joden die volgens de evangelisten schijnheilig waren, willen Jezus vermoorden omdat hij een man met een lamme hand geneest op sabbat, een Joodse rustdag. De historici stellen dat de voorschriften de Joden verbieden te werken op sabbat; de genezing, die intrad doordat Jezus de man vroeg zijn hand uit te strekken, kan moeilijk als werken worden beschouwd.
E.P. Sanders denkt dat de evangelisten de verhalen hebben verdraaid. Waarschijnlijk heeft Jezus levendige discussies gevoerd met andere Joden, maar meningsverschillen bleven beperkt tot dat wat de meeste rechtzinnige Joden konden accepteren. Volgens godsdienstonderzoeker Catherine D. Murphy waren de farizeeërs veel verdraagzamer dan de schrijvers van de evangeliën ons willen laten geloven; de ‘schriftgeleerden’ waren dorpsschrijvers, theologen en gerechtssecretarissen, die als groep nauwelijks macht of invloed hadden.
Het waren volgens E.P. Sanders pogingen om de Joden te bestempelen als vijanden van Jezus, die hem wilden verhinderen het ware geloof te verbreiden. Toen de evangeliën werden geschreven waren de Joden immers de felste concurrenten van de christenen.
Jezus als redder binnengehaald
In het jaar dat Jezus rondtrok en preekte, groeide zijn aanhang gestaag. Onder de talrijke predikers die Gods redding en verlossing uit de slavernij beloofden, werd Jezus al snel als buitengewoon charismatisch gezien.
Zijn boodschap over Gods grenzeloze liefde en vergeving sprak bijna iedereen aan en door zijn welbespraaktheid luisterden velen liever naar zijn meeslepende verhalen over Gods rijk dan naar de abstracte schriftuitleg door de traditionele geleerden.
Het woord van Jezus gaf al die mensen die droomden van een redder die hen kon bevrijden van de Romeinse onderdrukking hoop, en duizenden kwamen bijeen als hij zijn begeesterde preken hield.

Historicus Josephus schrijft als een van de weinigen over Jezus. Historische bronnen zijn zeldzaam.
Evangelisten doelgericht in hun propaganda
De beste bronnen over Jezus’ leven zijn de evangeliën in het Nieuwe Testament. Toch staan deze vol opsmuk en overdrijving.
Bronnen over de historische Jezus zijn er maar weinig en zijn verraderlijk. Maar een paar historici – Josephus (ca. 37-100 n.Chr.) en Tacitus (ca. 56-120 nChr.) – vermelden Jezus kort. Historici van nu moeten het vooral doen met de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. Hoewel de Schrift tot doel had Jezus’ boodschap uit te dragen, vertellen de evangelisten uitvoerig over Jezus’ leven, zijn tijd op aarde, zijn dromen en zijn ontberingen.
De evangeliën zijn rond 70-100 geschreven, toen christenen van het eerste uur besloten van alle verhalen over Jezus een samenhangend verhaal te maken. Hoewel de evangeliën genoemd zijn naar enkele van Jezus’ meest trouwe leerllingen, is hun auteurschap twijfelachtig.
Het evangelie van Marcus is het oudst en wordt als meest betrouwbaar gezien. Hoewel Marcus partij kiest, geeft zijn zakelijke verslag een helder beeld van Jezus’ leven. Mooischrijverij en interpretaties achteraf zoals bij de andere evangelisten te vinden zijn, ontbreken. Marcus vertelt zonder omhaal dat Jezus een van de vele volgelingen van Johannes de Doper was. De anderen maken gewag van een bijzondere band tussen Johannes en Jezus.
Later zijn de evangeliën van Matteüs en Lucas ontstaan, die voor een groot deel zijn overgeschreven van Marcus.
Sommige verhalen zijn zo herschreven dat ze beter bij het beeld van Jezus als Gods uitverkorene pasten. De twee evangeliën werden aangepast aan de doelgroepen die de schrijvers wilden bereiken. Matteüs
citeerde profetieën uit het Oude Testament om Joden te bekeren; Lucas, als missionaris van de lagere klasse, belichtte Jezus als beschermer van de armen.
Hoewel vele andere leerlingen van Johannes de Doper ook gingen preken, deden ze dat met veel minder overtuigingskracht dan Jezus.
Toen Jezus voor het paasfeest naar Jeruzalem kwam, nam de spanning toe. Veel pelgrims hadden over hem gehoord en de Romeinen werden nerveuzer. Volgens de evangeliën hadden de Romeinen ook alle reden om bang te zijn, want Jezus werd binnengehaald door een mensenmassa. ‘Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen (…) riepen luidkeels: “Hosanna voor de Zoon van David!”’, zo schrijft de evangelist Matteüs.
De historici weten niet of Jezus naar Jeruzalem ging omdat hij het paasfeest wilde vieren, of omdat hij verwachtte dat Gods rijk zou komen tijdens dat symbolische feest. Ze denken het laatste, getuige het evangelie. De grote volksmenigte in combinatie met de naam David heeft de Romeinen in elk geval verontrust.
Het werd Jezus duidelijk dat de Romeinen zijn geloofsbeweging niet meer konden tolereren en hij zette zich met zijn leerlingen aan een laatste gezamenlijke maaltijd. Hierna ging hij met de trouwste volgelingen naar de Olijfberg, een vredige plek om innerlijke rust te vinden en zich te verzoenen met zijn lot.
Terwijl Jezus vertwijfeld rondliep, gebeurde wat hij had voorzien: ongure types omsingelden hem.
Pilatus veroordeelde Jezus zonder meer
Volgens het evangelie van Matteüs voerde een ‘… grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd’ Jezus weg.
Een van Jezus’ leerlingen, Judas Iskariot, had gezegd wie ze gevangen moesten nemen. Historici denken dat dit waar kan zijn, omdat de evangelisten niet gauw zo’n pijnlijk verhaal zouden verzinnen over een verrader uit eigen kring.
Judas’ motieven zijn moeilijk te peilen. Misschien was Judas teleurgesteld omdat Jezus de Romeinen niet directer bestreed en wilde hij een confrontatie uitlokken. Maar Judas kan ook zijn leermeester uit hebzucht hebben aangegeven, hij kreeg er immers 30 zilverlingen voor.
De Romeinse prefect Pontius Pilatus liet zich volgens het evangelie overreden door de Joodse leiders om Jezus te veroordelen. De Bijbel zegt dat ze Jezus aanklaagden vanwege godslastering, uit woede omdat hij hun huichelarij had doorzien. De volksmassa, gewone Joden, steunde zijn leiders en wilde ongeacht de pogingen van Pilatus Jezus niet vrijlaten. Gefrustreerd waste Pilatus zijn handen als teken dat hij afstand nam van het vonnis van Jezus.
Dit verhaal strookt niet met de kennis van historici over de machtsverhoudingen in het door Rome bezette Palestina. De Romeinen hadden een goede verstandhouding met de Joodse elite, maar zij hadden zélf de macht. Het Joodse aandeel in de dood van Jezus is dus maar beperkt en bewijst vooral dat de Joodse aristocratie zich probeerde aan te passen aan de werkelijkheid in Palestina rond 30 n.Chr. Een Joodse opstand zou iedereen treffen en om de toorn van de Romeinen niet op te wekken, ging de Joodse elite akkoord met Jezus’ arrestatie.
Dit wordt in het evangelie van Johannes door een Joodse hogepriester bevestigd. Kort voor Jezus naar Jeruzalem kwam, heeft hij met Joodse leiders gesproken over het gevaar dat Jezus zoveel aanhangers had: ‘Jullie begrijpen het niet! Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ Toen kozen de leiders de kant van de Romeinen om de vrede en hun positie niet op het spel te zetten vanwege een prediker. Dat de Joden Jezus gevangen namen, is dus vermoedelijk waar.
Het beeld van Pontius Pilatus als goeiige, onzekere ambtenaar komt ook niet overeen met andere bronnen. Pilatus was een nietsontziende prefect die mensen zonder proces liet veroordelen. Na de dood van Jezus liet hij een groep pelgrims in Palestina vermoorden, wat hem zijn baan kostte.
Dat de evangeliën Pilatus en de rol van de Romeinen zo mild neerzetten, komt volgens historici doordat de christenen in de 1e eeuw na Christus een goede relatie met de Romeinen nodig hadden; de Joden speelden geen rol van betekenis meer.
Jezus stierf vertwijfeld
‘Hij was Christus, en toen Pilatus (…) hem tot de kruisdood veroordeeld had, werd hij niet in de steek gelaten door degenen die van hem hielden’, schrijft Josephus over Jezus’ kruisiging.
De details zijn niet bekend, maar volgens de standaardprocedure werden de handen en voeten van de veroordeelde aan het kruis genageld, zodat de schouders vrij hangen. Dit geeft zo’n druk op de ribben en het middenrif dat het slachtoffer uiteindelijk stikt. Een vernederende vorm van sterven, bedoeld voor slaven, opstandelingen en dieven.
Historici denken dat Jezus werd veroordeeld op grond van het wetsartikel over beschadiging van het aanzien van Rome, een politiek vonnis dus, als de stadhouder de moeite had genomen te verwijzen naar de wet.
De doodsstrijd kon dagen duren, maar Jezus kwam er genadig van af. Hij stierf na een paar uur, terwijl hij volgens de evangeliën riep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U me verlaten?’ Sommigen menen dat dit een latere toevoeging is. Anderen zien het als een bewijs dat Jezus niet verwachtte de kruisdood te sterven.
Of zijn lot nu was voorbeschikt, of dat Jezus zich toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevond, de kruisiging heeft de loop van geschiedenis veranderd. Het Romeinse Rijk maakte de mens Jezus kapot, maar de weg was wel vrijgemaakt voor een onvermoed krachtige religieuze beweging.