Eind februari 1534 breekt er een gekte uit in Münster. Anabaptisten dringen de kerken binnen om de altaars en alle inventaris kapot te slaan. Kerkbanken en preekstoelen worden opgestookt.
Ook het raadhuis van de Duitse stad wordt niet gespaard. De documenten en archieven worden vernietigd, want die zijn toch niet meer nodig. De anabaptisten of wederdopers – of dopers, zoals ze zelf zeggen – willen Münster voorbereiden op de dag des oordeels.
De lege kathedraal wordt in gebruik genomen als buskruitfabriek, en de overige kerken van de stad zullen voortaan als steengroeve dienen.
‘Naar buiten! God is wakker en zal u straffen!’ De predikers roepen de inwoners van Münster toe
God heeft namelijk geëist dat Münster boete doet, en de wederdopers weten hoe. Op 27 februari trekken vóór het krieken van de dag predikanten door de straten, en terwijl de sneeuw hun in het gezicht striemt, bonzen ze op de deuren: ‘Naar buiten! God is wakker en zal u straffen!’
Met hellebaarden slaan ze de deuren in. De onthutste inwoners laten zich door de sneeuwstorm naar het plein voor de kathedraal sleuren, waar predikanten klaarstaan.
‘Op jullie knieën!’ bevelen ze.
‘Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen,’ prevelen de predikanten telkens opnieuw. De seance duurt een paar dagen.
Lang niet iedereen is bereid zijn oude geloof de rug toe te keren. Circa een vijfde van de 10.000 overwegend protestantse inwoners wijst de volwassenendoop van de anabaptisten af en wordt voor een keuze gesteld: verlaat Münster ogenblikkelijk, of word geëxecuteerd.
De meeste dissidenten zijn mannen. Ze instrueren hun vrouw om op het huis te passen – de wederdopers zijn vast binnen een paar weken wel weer koest.
‘Eruit, goddeloze schepsels!’ De verdreven inwoners van Münster worden beschimpt en bespot terwijl ze met een zwaar gemoed door de stadspoort lopen met geen andere bezittingen dan de kleren die ze dragen.
Ze laten hun familie, huis en geld noodgedwongen achter.

Voorgeschiedenis: Luther had radicale aanhangers
De monnik Maarten Luther ontketende een revolutie toen hij in 1517 zijn kritiek op het morele failliet van de katholieke kerk en de weelde van de paus uitte.
Hij kreeg veel aanhang, en gelijkgezinden stroomden naar Wittenberg, waar de opstandige geestelijke woonde.
Luther wilde vooral de kerk hervormen, maar zijn volgelingen wilden soms meer. Zo probeerde er een de Duitse boeren van het juk van de adel te ontdoen, met veel bloedvergieten tot gevolg.
En in Münster eiste de prediker Bernhard Rottmann radicale veranderingen.
Profeet schaft privébezit af
15 maart 1534 De verdrijving van de ‘goddelozen’ wordt georkestreerd door de 34-jarige bakker Jan Matthijs. Hij kwam uit Haarlem en had een roeping gevolgd. God had hem gezegd dat de wereld zou vergaan op eerste paasdag 1534. Alleen Münster zou worden gespaard.
Als alle overgebleven inwoners gedoopt zijn, roept profeet Jan Matthijs de stad uit tot het Nieuwe Jeruzalem.
Daar zal Jezus Christus zich vertonen om een duizendjarig rijk te stichten.
Tevreden stelt Matthijs vast dat er ook nieuwe inwoners bijkomen: groepjes mannen en vrouwen uit de Nederlanden zijn de Haarlemmer Matthijs gevolgd en willen zich houden aan de regels van de wederdopers.
Geïnspireerd door de discipelen van Jezus, die alles met elkaar deelden, verklaart Matthijs privébezit onwettig. Iedereen moet zijn geld en sieraden inleveren op het raadhuis.
‘Alles wat christelijke broeders en zusters bezitten, komt ons allen toe,’ zegt Matthijs. Voedsel en kleding worden voortaan gratis verstrekt, zodat niemand nood lijdt.
De bisschop huurt een leger in
Lente 1534 Na de reformatie is Duitslandverdeeld tussen katholieken en protestanten. De wederdopers zijn een gezamenlijke vijand, maar de geloofsrichtingen trekken niet samen op.
De katholieke bisschop van Münster, Frans van Waldeck, is een vreedzaam man, die zich niet verzette toen de protestanten in 1533 een meerderheid in het bestuur kregen.
Maar nu de dopers de macht hebben gegrepen, zal de paus Van Waldeck mogelijk ontslaan.
Hij moet in actie komen en huurt een paar duizend ervaren landsknechten in die rond de stad versterkte stellingen opwerpen.
‘God is boos!’ De predikers waarschuwen de burgers.
Maar Van Waldeck zit krap bij kas en kan regelmatig de soldij van zijn mannen niet betalen.
De soldaten dreigen in opstand te komen. En op steun van de protestantse vorsten van het gebied kan de bisschop niet rekenen: die zijn bang dat hij Münster weer katholiek wil maken met hun geld.
Hoofdpersonen

Radicale burger
Bernhard Rottmann (1495-?)
De katholieken uit Münster zagen Berhard Rottmann als een groot talent en betaalden zijn studie theologie in Keulen. Maar hij spijbelde om Luther te bezoeken. Rottmann keerde terug als radicale protestant en hield vurige preken, die mensen van heinde en verre aantrokken, zoals Jan Beukelszoon uit Leiden.

Nieuwsgierige bezoeker
Jan Beukelsz. van Leiden (1509-1536)
Jan van Leiden was opgeleid tot kleermaker, maar na een huwelijk baatte hij de havenkroeg van zijn schoonvader met bordeel in Amsterdam uit. Na zijn bezoek aan Münster ontmoette Jan van Leiden de leidende wederdoper Jan Matthijs.

Hollandse profeet
Jan Matthijs (1500-1534)
Op zijn 20e sloot Matthijs zich aan bij de dopers in Amsterdam. Hij klom snel op en doopte duizenden mensen, die hem ‘Gods boodschapper’ noemden. Van Jan van Leiden hoorde hij dat de dopers Münster konden overnemen, en hij werd de eerste leider.

Koningin van Münster
Dieuwertje van Haarlem (1511-35)
Jan van Leiden en Jan Matthijs kwamen in 1534 naar Münster. Matthijs liet zijn vrouw en kind achter en nam de brouwersdochter Dieuwertje mee. Na de dood van Matthijs later dat jaar trouwde ze met Jan van Leiden. Dieuwertje werd zijn eerste echtgenote in een harem van maar liefst 16 vrouwen.

Bisschop met kinderschare moest Münster bevrijden
Frans van Waldeck (1491-1553)
De katholieke bisschop van Münster, Frans van Waldeck, ging soepel om met het celibaat: hij had acht kinderen met zijn minnares. Hij sympathiseerde met Maarten Luther en deed niets om te voorkomen dat de protestanten in 1533 een meerderheid in het stadsbestuur kregen. Hij verliet de stad zelfs. Pas toen de Nederlandse wederdopers de macht grepen, kwam Van Waldeck in actie. Hij huurde een leger van landsknechten in en belegerde de stad. De bisschop moest de soldaten soms uit eigen zak betalen en stierf berooid. Maar sinds de doperse nederlaag in 1535 is Münster weer een katholieke stad.
Een dag in de doperse stad
Lente 1534 God spreekt via openbaringen. Alle mannelijke dopers kunnen een boodschap krijgen, maar de belangrijkste zijn voor de profeet Matthijs.
God lijkt niet te geloven dat de Münsternaren overtuigd waren toen ze zich gedwongen lieten dopen.
Daarom roept de profeet zijn predikanten bijeen, onder wie Bernhard Rottmann, die een jaar eerder aan de basis stond van de religieuze opleving en sindsdien de meest fanatieke prediker is. Nu staat hij op het plein voor de kathedraal.
‘God is boos. God wil geen onzuiverheden in Münster. God wil een gewillig volk dat zijn naam looft,’ roepen de predikanten, die iedereen laten knielen.
De timmerman Heinrich Gresbeck is erbij. Hij was slechts op bezoek bij zijn oude moeder toen de dopers de macht grepen en is gebleven om voor haar te zorgen.
Nu ligt Gresbeck met zijn gezicht op de grond, doodsbang dat de anabaptisten hem zullen onthoofden. Na een angstig uur wordt iedereen de kerk in gestuurd, waar ze moeten knielen en smeken om in de stad te mogen blijven. ‘O Vader, o Vader, o Vader, ontferm u over ons en wees ons genadig,’ prevelt de menigte.
Na drie uur is het gevaar geweken en begint iedereen extatisch te dansen.
Gresbeck kiest ervoor om te doen alsof hij een overtuigd anabaptist is, net als veel andere Münsternaren.
Maar hij is boos dat er zo veel Nederlanders naar de stad zijn gekomen en zich de leegstaande huizen hebben toegeëigend.
Klassenstrijd in Duitse handelsstad
IJverige ambachtslieden werden onderdrukt door de elite van Münster. Begin jaren 1530 ging het mis in de stad.
I n de middeleeuwen kwam Münster op als rijke handelsstad in de noordwesthoek van het Heilige Roomse Rijk. Haar rijkdom dankte de stad aan de Hanze, een verbond van vooral Duitse steden dat kooplieden bepaalde privileges verleende.
Het stadsbestuur van Münster werd gedomineerd door een elite van kooplieden, tot groeiende frustratie van de ambachtslieden. Na de Reformatie werden zij protestants, en ze kregen zo veel invloed dat ze in 1533 een meerderheid in het bestuur haalden.
De katholieken schikten zich naar de nieuwe realiteit, maar veel leidende protestanten steunden in het geheim de radicale doperse beweging. Zij haalden hun vervolgde geloofsgenoten uit de Nederlanden naar Münster.




In 1534 en 1535 probeerde een katholiek leger onder bisschop Frans van Waldeck de stad een paar keer te bestormen, maar Münster had in de loop der eeuwen een sterke verdediging opgebouwd. En de dopers konden 86 kanonnen tegenover de 42 van de bisschop stellen.
Vestingstad
Münster had de naam onneembaar te zijn: het had een dubbele gracht, een aarden wal en 4 km muur.
Moestuinen
Alle huizen hadden een tuin of een veldje. Hierdoor hadden de bewoners nog iets te eten tijdens het lange beleg.
Domplein
Het domplein werd omgedoopt tot Berg van Zion. Hier stond de troon van de koning, die er zijn bevelen gaf.
Profeet rijdt de dood tegemoet
Eerste paasdag 1534 Jan Matthijs had voorspeld dat Jezus op 5 april 1534 zou komen, maar op eerste paasdag ontbreekt ieder spoor van Gods zoon.
Teleurgesteld moet de profeet Matthijs toegeven dat zijn openbaring over de wederkomst van Jezus niet klopte. Maar als hij aan de eettafel zit met zijn vrouw Dieuwertje en zijn naaste volgelingen, krijgt hij een nieuw teken: God wil dat hij het beleg van bisschop Van Waldeck doorbreekt.
‘O lieve Vader. Niet wat ik wil, maar wat u wenst,’ fluistert Matthijs als in een trance. Dan staat hij op van tafel en geeft hij iedereen plechtig een hand. ‘Moge Gods genade met u zijn,’ zegt hij.
Op zijn schimmel galoppeert de profeet de stadspoort uit. Matthijs is niet gewapend, maar weet dat God hem zal beschermen tijdens zijn bevrijdingsmissie.
De landsknechten weten echter wel raad met hem. Voor de muren van Münster hakken ze hem in stukjes, spijkeren ze zijn geslachtsdelen aan een poort en zetten ze zijn hoofd op een staak.
De inwoners achter de muren zien het en staan doodsangsten uit.
Jan van Leiden grijpt de macht
8 april 1534 Na de dood van Jan Matthijs neemt zijn trouwste discipel, Jan Beukelszoon van Leiden, de rol van profeet over. Maar eerst moet hij de inwoners achter zich zien te scharen.
Jan Beukelszoon van Leiden ziet er aantrekkelijk uit, heeft een sterke wilskracht en is goed van de tongriem gesneden. En zijn welbespraaktheid komt de 25-jarige kleermaker goed van pas tijdens de crisis in het doperse Münster.
‘Broeders en zusters! Wanhoop niet over de dood van onze profeet Jan Matthijs. Het was Gods wil dat hij zou sterven. Zijn tijd was gekomen. Maar God heeft u een profeet geschonken die nog machtiger en heiliger is.’
Vastberaden ontbindt Van Leiden de stadsraad en stelt hij een raad van oudsten aan van 12 vooraanstaande dopers. Bovendien scherpt hij de regels aan: eenieder die verdacht wordt van het samenwerken met de antichrist (bisschop Van Waldeck) loopt het risico te worden terechtgesteld.
Ook op diefstal, leugenachtigheid en ongehoorzaamheid aan God staat voortaan de doodstraf.
De nieuwe heerser voert meteen een streng stelsel van dwangarbeid in: iedereen moet werken voor de kost en bijdragen aan de gemeenschap, zowel civiel als militair.
En om een eind te maken aan de sociale verschillen draagt Van Leiden de inwoners op zich eenvoudig te kleden, opdat niemand zich onderscheidt van de massa.
Meisje wil bisschop in de val lokken
16 juni 1534 Gemeentelid Hille Feyken heeft een sluw plan bedacht. Ze wil bisschop Van Waldeck, die niet vies is van een avontuurtje, verleiden en vermoorden en zo het beleg doorbreken.
De 15-jarige Nederlandse Hille Feyken is met haar man Psalmus naar Münster gekomen om zich aan te sluiten bij de wederdopers. Ze helpt elke dag mee de muur te versterken om de landsknechten buiten de deur te houden.
‘Haar schone pantoffelen hebben zijn oog weggerukt, en haar schoonheid heeft zijn ziel gevangen genomen, en de sabel is door zijn hals gegaan.’ Judit 16:9
Maar misschien kan ze de vijand wel te slim af zijn en hem doden, denkt ze. Ze heeft een verhaal gelezen in het Oude Testament, waarin de joodse Judit Israël redt door het Babylonische kamp binnen te sluipen en de wrede generaal Holofernes te verleiden: ‘Zij zalfde haar aangezicht met welriekende zalf, en had haar haar gebonden in een hulsel, en zij nam een linnen kleding, om hem te bedriegen. Haar schone pantoffelen hebben zijn oog weggerukt, en haar schoonheid heeft zijn ziel gevangen genomen, en de sabel is door zijn hals gegaan.’ (Judit 16:7-9).
Hille voelde een roeping om Münster te bevrijden, en net als Judit weet ze precies wat ze moet doen. ’s Morgens vroeg sluipt ze met instemming van de raad van oudsten de stad uit om Van Waldeck op te zoeken in diens kamp. Het is een publiek geheim dat hij er wel pap van lust.
Maar in tegenstelling tot Judit slaagt de dappere Hille niet in haar missie.
De bisschop krijgt argwaan en laat haar gevangennemen en martelen. Ze bekent haar plan, en Van Waldeck geeft opdracht haar te onthoofden.
Haar verminkte lichaam wordt aan de Münsternaren getoond opdat ze zich niet nog eens zoiets in het hoofd halen.
Profeet voert polygamie in
23 juli 1534 De geslachtsverhouding in Münster is scheefgegroeid: er zijn 2000 volwassen mannen en 6000 vrouwen. Jan van Leiden weet daar wel iets op: hij introduceert polygamie.
‘Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt u,’ beveelt Van Leiden met een citaat uit Genesis.
Zo introduceert hij polygamie, want hoe meer vrouwen een man neemt, hoe christelijker hij is, zo stelt de profeet. Veelwijverij is volgens hem de wil van God, want ook de Bijbelse koning David had meerdere vrouwen.
Jan geeft zelf het goede voorbeeld en omringt zich met een hele harem: hij trouwt met 16 vrouwen.
Een van hen is de 23-jarige weduwe van de omgekomen profeet Jan Matthijs, Dieuwertje van Haarlem, die hij tot zijn eerste vrouw maakt. De overigen zijn vooral mooie tienermeisjes.
De Leidense profeet bepaalt dat een vrouw zich niet mag verzetten tegen een huwelijk, ook niet als ze al getrouwd is met een man die uit de stad verdreven is.

Bisschop Van Waldeck had Münster omsingeld met zijn 8000 soldaten.
Alle vrouwen, inclusief nonnen, zijn verplicht te trouwen, en wie daartegen in opstand komt, wordt opgesloten in een klooster.
Daar zullen onwillige vrouwen op andere gedachten worden gebracht, en in het ergste geval wacht hun de doodstraf.
Officieel heeft de nieuwe regel slechts ten doel de bevolking uit te breiden, maar de polygamie leidt tot chaos in Münster.
Mannen trekken van deur tot deur om vrouwen te schaken, en zelfs meisjes van 11 zijn niet veilig. Het gevolg is een golf van verkrachtingen, en meerdere meisjes overleven deze beproeving niet.
In veel gezinnen heerst een ijzige sfeer. Vrouwen moeten dulden dat hun huis- en slaapkamer worden overgenomen door meisjes die hun man in huis heeft gehaald.
Bij de profeet zelf thuis is het echter goed geregeld: zijn 16 vrouwen hebben elk een bordje met hun naam erop.
Als het bedtijd is, schuift de profeet de naam van zijn uitverkorene voor die nacht naar voren. Als ze geen zin heeft, mag ze een ander aanwijzen, en die heeft geen keus.
Boze smid doet een couppoging
30 juli 1534 Niet alleen vrouwen zijn tegen polygamie; ook veel mannen zitten met het zondige voorschrift in hun maag. Voor velen is nu een grens bereikt.
De smid Heinrich Mollenhecke heeft er genoeg van. Volgens hem is polygamie volslagen goddeloos, en hij verlangt terug naar rustiger tijden.
‘O God in de hemel. Daal af en maak een eind aan het grote onrecht in deze stad. En straf degenen die het onrecht veroorzaken,’ bidt hij. In het diepste geheim verzamelt de smid een groepje mannen om zich heen die er net zo over denken. Ze beramen een complot tegen Jan van Leiden en diens rechterhand, burgemeester Berend Knipperdolling.
Ze willen het stadsbestuur afzetten en Münster weer in handen van de bisschop brengen.
In de nacht van 30 juli neemt Mollenhecke met 46 medestanders de profeet en de burgemeester gevangen. Ze verschansen zich in de kelder van het stadhuis, waar de anabaptisten voedsel en goede wijn hebben opgeslagen.
Al snel is het gebouw omsingeld door fanatieke dopers, die op de muren schieten. De opstandelingen worden bang en openen een vat wijn om zich moed in te drinken.
Maar spanning, slaapgebrek en alcohol vormen een gevaarlijke cocktail.
De coupplegers worden dronken en laten hun gevangenen gaan. In de dagen daarna worden ze allemaal geëxecuteerd en in een massagraf gegooid.
Bisschop valt doperse rijk aan
31 augustus 1534 Bisschop Van Waldeck heeft inmiddels hulp gekregen van de protestantse vorsten. Zijn leger telt nu 8000 landsknechten, die staan te popelen om de stad in te nemen.
Vóór het ochtendgloren bestookt het bisschoppelijke leger de stadsmuur, maar die is zwaar versterkt, en de stenen kogels richten nauwelijks schade aan.
‘Broeders, onze God is sterk. Hij heeft ons geholpen. Verheug u, en laten we onze Vader danken.’ Jan van Leiden tegen de dopers na de nederlaag van bisschop Van Waldeck
Dan bestormen de landsknechten zes van de poorten van Münster, en ze stuiten op fanatieke dopers die de aanval vanaf de muur proberen af te slaan.
De soldaten krijgen kokend water en grote stenen over zich heen en worden bestookt met kanonnen die in de kerktorens zijn opgesteld.
Te paard voert Jan van Leiden zijn strijders aan. Hij blijkt een geboren bevelhebber, en als de veldslag voorbij is, blijven er 2000 gesneuvelde landsknechten achter. Bovendien zijn honderden soldaten overgelopen.
De mannen van de bisschop slaan aan het muiten. Veel landsknechten vertrekken, en het leger wordt gehalveerd. Van Waldeck heeft nog maar 4000 man over.
Maar in Münster is het feest. De wederdopers hebben een vijandelijke overmacht verslagen.
‘Broeders, onze God is sterk. Hij heeft ons geholpen. Verheug u, en laten we onze Vader danken,’ zegt Jan van Leiden tegen zijn onderdanen. Die beginnen te dansen uit dankbaarheid. God is met hen.
God stelt doperse koning aan
September 1534 Een goudsmid uit Münster heeft in een openbaring gezien dat Jan van Leiden koning moet worden van het ‘Nieuwe Jeruzalem’. Gek genoeg heeft de profeet zelf dat ook vernomen.
Eenstemmig wordt de profeet Jan Beukelszoon van Leiden door de raad van oudsten benoemd tot koning van het doperse rijk.
Jan laat zich plechtig kronen en benoemt zijn eerste vrouw Dieuwertje tot koningin. Ze zetten beiden een zware gouden kroon op hun hoofd – gemaakt van de omgesmolten sieraden die de inwoners moesten inleveren.
De koning zet de raad van oudsten af, roept Berend Knipperdolling uit tot stadhouder en zet een hofhouding op met bedienden en lijfwachten die fluweel en zijde dragen – stoffen die tot nu toe taboe waren.
Op het plein voor de kathedraal, nu de Berg van Zion, laat de kersverse koning een met zijde beklede troon neerzetten, vanwaar hij zijn rijk leidt met een scepter in zijn hand, dikke gouden ringen en vergulde kettingen.
Vanaf zijn troon vaardigt hij bevelen uit en velt hij vonnissen in rechtszaken.
Stadhouder Knipperdolling is zijn ‘zwaarddrager’ die de executies uitvoert, maar soms neemt de koning zelf het scherprechterszwaard ter hand.

Jan van Leiden was begonnen als kleermaker. In 1534 werd hij koning van Münster, en heel Europa noemde hem de ‘kleermakerskoning’.
Hongersnood breekt uit
26 april 1535 Bisschop Van Waldeck houdt al een paar maanden de bevoorrading van Münster tegen. Hij wil de dopers uithongeren.
Alle koeien zijn geslacht, alle paarden opgegeten, de graanschuren zijn leeg en er is nog geen stukje droog brood dat aan de inwoners verstrekt kan worden. Er zijn al doden gevallen door de honger.
‘Eenieder die nog te eten heeft, moet het delen met zijn broeder,’ beveelt de doperse koning, en hij stuurt zijn mannen erop uit om nogmaals de huizen te doorzoeken en alle laatste restjes brood, zout en meel in beslag te nemen.
‘Wie iets achterovergedrukt heeft, krijgt de doodstraf,’ verordonneert Van Leiden, die zelf niets tekortkomt. Met vooruitziende blik had hij een tijdje geleden zijn kelder al laten vullen met wijn, bier, graan en pekelvlees.
‘God heeft mij tot koning gemaakt. Ik heb het recht om gouden kettingen te dragen en ik hoef niemand om toestemming te vragen.’ Jan van Leiden
Terwijl hij en zijn hofhouding volop te eten hebben, schrapen de overige inwoners uit wanhoop de kalk van de kerkmuren en mengen ze het met water tot een melkachtige pap.
Ze eten alles wat beweegt: honden, katten, ratten, muizen, kikkers en slakken. Ook gras, mos en oude schoenen komen op tafel, en naarmate er steeds meer mensen bezwijken, beseft de koning dat hij iets moet doen.
Hij stuurt ‘nutteloze eters’ – vrouwen, ouderen en meer dan 1000 kleine kinderen – de stad uit.
Ze worden door de poort naar buiten gedreven, maar op hulp van de bisschop kunnen ze niet rekenen.
Hij acht hen ‘besmet’ met het doperse gedachtegoed en laat hen verhongeren in het niemandsland.
In Münster wonen alleen nog de koning, zijn hofhouding, 2000 weerbare mannen en enkele van hun vrouwen.

Sinds de middeleeuwen worden er schilderijen gemaakt van Jezus die terugkeert op de dag des oordeels.
Ondergang van de aarde is goede pr
Volgens de christenen komen gelovigen op de dag des oordeels in de hemel, en alle anderen in de hel.
Het Evangelie volgens Matteüs stelt dat Jezus op de laatste dag recht zal spreken over de mensen, terwijl de aarde ten onder gaat. Daarom bereidden de wederdopers in Münster zich voor op de dag des oordeels. Volgens Jan Matthijs, ‘Gods boodschapper’, zou het op eerste paasdag 1534 zo ver zijn.
Het was een geniale psychologische zet: zo zette hij zijn volgelingen onder druk om de stad in allerijl om te dopen tot het ‘Nieuwe Jeruzalem’.
Maar toen Jezus niet kwam, had Matthijs iets uit te leggen, en uiteindelijk werd dat hem fataal.
Zijn lot heeft latere christenen echter niet afgeschrikt, want een voorspelling van de spoedige ondergang van de aarde is nog steeds goede reclame voor een nieuwe geloofsrichting of een boek.
Vijf voorspellingen
Ontevreden vrouw raakt hoofd kwijt
12 juni 1535 De kloof tussen de koning en zijn volk is nu immens. De leden van de hofhouding kijken toe hoe de andere Münsternaren verhongeren.
Elisabeth Wandscherer, een van de 16 vrouwen van de koning, schaamt zich. Het kan nooit Gods bedoeling zijn dat de onderdanen lijden terwijl de koning in weelde baadt, denkt ze.
Geplaagd door een slecht geweten doet ze al haar sieraden af en vraagt ze Van Leiden hetzelfde te doen.
‘God heeft mij tot koning gemaakt. Ik heb het recht om gouden kettingen te dragen en ik hoef niemand om toestemming te vragen,’ bijt hij haar toe.
Daarop vraagt Elisabeth of ze het doperse rijk mag verlaten, maar ze krijgt nul op het rekest. De koning is woedend en veroordeelt zijn opstandige vrouw ter dood.
Op de ‘Berg van Zion’ onthoofdt hij haar hoogstpersoonlijk.
‘Het is de wil van God!’ roept koning Jan, en hij geeft een teken aan zijn muzikanten. De toeschouwers pakken elkaar bij de hand en dansen om het dode lichaam.
Timmerman Gresbeck loopt over
24 juni 1535 Een maand eerder wist Heinrich Gresbeck de stad te ontvluchten. De bisschop spaarde hem omdat hij veel wist over de verdediging van de stad. Nu leidt hij een leger.
In het holst van de nacht zwemt Heinrich Gresbeck de gracht over naar een stadspoort die slecht bewaakt wordt. Hij heeft een touw om zijn middel, dat verbonden is met een houten brug, die in het water achter hem aan drijft.
Als hij aan land is geklommen, zet hij de brug vast, en een seconde later stormen de landsknechten eroverheen. De bewakers slapen, en de soldaten trekken van huis naar huis om de mannelijke inwoners zonder pardon te doden.
De hele nacht wordt er fel gevochten in de straten, maar de uitgehongerde Münsternaren hebben geen schijn van kans tegen de ervaren landsknechten.
Als het licht wordt, zijn zo’n 600 inwoners dood. De rest heeft zich overgegeven aan de troepen van de bisschop.
Onder de gevangenen zijn de koning, Berend Knipperdolling en Berend Krechting, lid van de raad van oudsten.
Vrijwel alle mannelijke inwoners en koningin Dieuwertje worden geëxecuteerd.
De vrouwen hoeven alleen hun doperse geloof af te zweren en te vertrekken. In de verwarring ontkomt de fanatieke predikant Bernhard Rottmann. Hij zou later in Rostock gezien zijn.

De kooien dateren uit 1536 en hebben meerdere restauraties doorstaan.
Kooien hangen nog aan de toren
Münster is streng katholiek sinds het bloedbad van 1535, en de dopers worden er nog steeds bespot.
Als herinnering aan de executie van de drie doperleiders in januari 1536 hangen hun drie kooien tot op de dag van vandaag aan de toren van de Sint-Lambertuskerk aan de Prinzipalmarkt in Münster, al is de toren meerdere keren verbouwd en gerenoveerd.
Eind 19e eeuw was de oorspronkelijke toren vervallen en kwam er een nieuw, hoger exemplaar, waar de kooien in 1898 weer aan werden gehangen.
In 1944 werd de kerk geraakt tijdens een Brits bombardement. Vier jaar later was het gebouw hersteld en hingen de kooien weer op hun plek.
In 1987 werden er lampjes in de kooien geïnstalleerd die zwak oplichtten ter nagedachtenis aan de drie verloren zielen.
Maar niet alle inwoners zijn blij met de kooien: volgens critici hoort zo’n overblijfsel van religieus gemotiveerde wreedheid niet thuis in een moderne en tolerante universiteitsstad als Münster, die studenten uit de hele wereld aantrekt.
Volgens voorstanders dienen de kooien als waarschuwing voor wat er gebeurt als je de moraal met voeten treedt.
Elk jaar op 25 juni wordt er een mis opgevoerd om God te danken voor de ‘bevrijding van het doperse schrikbewind’.
Drie gevangenen worden levend gevild
22 januari 1536 Na een half jaar van verhoren en martelingen worden Jan van Leiden en twee van zijn handlangers naar het schavot geleid.
Bisschop Van Waldeck en een grote menigte kijken zwijgend toe terwijl de beulen de drie terdoodveroordeelden voor het stadhuis aan palen binden.
Ze bewerken de mannen met gloeiende ijzeren staven, en de stank van verschroeid vlees verspreidt zich door de wraaklustige mensenmassa.
De gewezen koning draagt de pijn waardig; Knipperdolling en Krechting schreeuwen het uit.
‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest,’ prevelt Jan van Leiden tijdens de marteling.
Met gloeiend hete tangen schroeien de beulen het vlees van de botten van de mannen, en als ze na een paar uur meer dood dan levend zijn, wordt hun tong uitgetrokken.
Dan steken de beulen een dolk door hun hart.
Vervolgens worden de drie lijken naar de Sint-Lambertuskerk gebracht en in ijzeren kooien gezet.
Die zijn een kleine twee meter hoog en wegen ruim 200 kilo. Met een touw hijsen de mannen van de bisschop de kooien de toren op. De bovenste bevat het verminkte lichaam van Jan van Leiden, koning van de wederdopers.
De mannen die Münster anderhalf jaar in een ijzeren greep hielden, vormen nu een lugubere waarschuwing. De raven storten zich op de resten. De martelwerktuigen worden later tentoongesteld in het stadsmuseum.
Naschrift:
Na 1536 bestonden er nog kleine anabaptistische gemeenschappen in de Nederlanden en Duitsland rond de prediker Menno Simons.
De gelovigen noemden zich mennonieten, leefden in afzondering en verwierpen geweld. Ze werden op veel plaatsen vervolgd.
Vanaf eind 16e eeuw mochten de mennonieten hun geloof vrij belijden in de Nederlanden en enkele Duitse steden, maar in de rest van Europa werden ze nog als een dreiging beschouwd en onderdrukt.
Daarom emigreerden veel mennonieten in de 18e eeuw naar Noord- en Zuid-Amerika, waar er vandaag de dag zo’n 1,3 miljoen wonen. Onder meer de amish komen uit hen voort.