Evangelisten doelgericht in hun propaganda

De beste bronnen over Jezus’ leven zijn de evangeliën in het Nieuwe Testament. Toch staan deze vol opsmuk en overdrijving.

Historicus Josephus schrijft als een van de weinigen over Jezus. Historische bronnen zijn zeldzaam.

Bronnen over de historische Jezus zijn er maar weinig en zijn verraderlijk. Maar een paar historici – Josephus (ca. 37-100 n.Chr.) en Tacitus (ca. 56-120 nChr.) – vermelden Jezus kort. Historici van nu moeten het vooral doen met de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. Hoewel de Schrift tot doel had Jezus’ boodschap uit te dragen, vertellen de evangelisten uitvoerig over Jezus’ leven, zijn tijd op aarde, zijn dromen en zijn ontberingen.

De evangeliën zijn rond 70-100 geschreven, toen christenen van het eerste uur besloten van alle verhalen over Jezus een samenhangend verhaal te maken. Hoewel de evangeliën genoemd zijn naar enkele van Jezus’ meest trouwe leerllingen, is hun auteurschap twijfelachtig.

Het evangelie van Marcus is het oudst en wordt als meest betrouwbaar gezien. Hoewel Marcus partij kiest, geeft zijn zakelijke verslag een helder beeld van Jezus’ leven. Mooischrijverij en interpretaties achteraf zoals bij de andere evangelisten te vinden zijn, ontbreken. Marcus vertelt zonder omhaal dat Jezus een van de vele volgelingen van Johannes de Doper was. De anderen maken gewag van een bijzondere band tussen Johannes en Jezus.

Later zijn de evangeliën van Matteüs en Lucas ontstaan, die voor een groot deel zijn overgeschreven van Marcus. Sommige verhalen zijn zo herschreven dat ze beter bij het beeld van Jezus als Gods uitverkorene pasten. De twee evangeliën werden aangepast aan de doelgroepen die de schrijvers wilden bereiken. Matteüs citeerde profetieën uit het Oude Testament om Joden te bekeren; Lucas, als missionaris van de lagere klasse, belichtte Jezus als beschermer van de armen.